Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 090724 81RO; beslag op medisch dossier van overleden anorexiapatiënt blijft gehandhaafd; doorbreking medisch beroepsgeheim

HR 090724 81RO; beslag op medisch dossier van overleden anorexiapatiënt blijft gehandhaafd; doorbreking medisch beroepsgeheim

De beslissing van de rechtbank Gelderland om het beklag van een ziekenhuis en een behandelend psychiater tegen de inbeslagname van medische informatie ongegrond te verklaren omdat er zwaarwegende redenen zijn om het medisch beroepsgeheim te doorbreken, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

Achtergrond
Op 18 december 2018 stierf een jonge vrouw aan (de complicaties van) anorexia nervosa. Ze was een tijdlang onder behandeling geweest bij een GGZ-instelling en bij een ziekenhuis. Bij een door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: de Inspectie) ingesteld onderzoek zijn tegen (medewerkers van) de GGZ-instelling verdenkingen gerezen van onzorgvuldig en onprofessioneel handelen. De Inspectie heeft daarom aangifte gedaan tegen de directeur/eigenaar van die instelling. Daarop is het Openbaar Ministerie (OM) een strafrechtelijk onderzoek gestart. In het kader van dat onderzoek heeft het OM gevorderd dat het ziekenhuis het medisch dossier van de vrouw ter beschikking stelt. Die vordering is door de rechter-commissaris (RC) toegewezen. Het ziekenhuis en de behandelend psychiater van het ziekenhuis (die in het strafrechtelijk onderzoek niet als verdachten zijn aangemerkt) hebben zich hiertegen verzet met een beroep op het medisch beroepsgeheim. De RC heeft dat beroep afgewezen. De rechtbank heeft daartegen ingediende klaagschriften ongegrond verklaard omdat zeer uitzonderlijke omstandigheden doorbreking van het medisch verschoningsrecht rechtvaardigen. Tegen deze beslissing is beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

Juridisch kader
Een arts is verplicht om alles wat hem bij de uitoefening van zijn beroep vertrouwelijk ter kennis komt geheim te houden. Aan deze verplichting is het verschoningsrecht verbonden. Dat betekent in een geval als dit, dat zonder toestemming van de arts een medisch dossier in beginsel niet in beslag mag worden genomen. Maar er kunnen zeer uitzonderlijke omstandigheden zijn op grond waarvan de rechter het verschoningsrecht in het belang van de waarheidsvinding kan doorbreken. Dat kan het geval zijn als sprake is van ernstige delicten en de gegevens niet op een andere manier kunnen worden verkregen. De inbreuk op het verschoningsrecht mag dan echter niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor de waarheidsvinding.

Cassatie(klachten)
In cassatie is geklaagd over het oordeel van de rechtbank dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die een uitzondering op de medische geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van de arts en het ziekenhuis als niet-verdachten rechtvaardigen. Verder is geklaagd dat het oordeel van de rechtbank dat het voor de waarheidsvinding strikt noodzakelijk is om het gehele medische dossier te raadplegen, juridisch onjuist en niet begrijpelijk is.

Advies AG
De AG was van mening dat de rechtbank op juiste wijze invulling heeft gegeven aan de uitwerking van het belang dat ernstige strafbare feiten waarbij mensenlevens te betreuren zijn door de overheid worden onderzocht, vervolgd en berecht. Daarbij speelt ook het belang van bescherming van de samenleving tegen falend medisch handelen van anderen dan degene(n) van wie het beroepsgeheim wordt doorbroken. Gelet op de ernst van het tegen de directeur/eigenaar van de GGZ-instelling bestaande verwijt levert het onderzoek daarnaar een zwaarwegend maatschappelijk belang op. Dat geldt temeer nu de tuchtrechtelijke route niet bewandeld kan worden wegens het bij deze directeur/eigenaar ontbreken van een BIG-registratie.

Ook het oordeel van de rechtbank dat de gevraagde gegevens nodig zijn voor de waarheidsvinding en niet op andere wijze kunnen worden verkregen vond de AG niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. De rechtbank heeft de door de klagers opgeworpen alternatieve mogelijkheden van onderzoek (het opvragen van andere stukken, het horen van medewerkers van de betrokken zorginstellingen of het inschakelen van medische deskundigen) om begrijpelijke redenen niet als een redelijk alternatief gezien.

De AG adviseerde de Hoge Raad het cassatieberoep met toepassing van een verkorte motivering te verwerpen.

Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad volgt het advies van de AG en oordeelt dat de cassatieklachten niet slagen. Hij heeft deze klachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat ze niet tot vernietiging kunnen leiden en geen juridische belangrijke nieuwe vragen oproepen die moeten worden beantwoord.

Met het oordeel van de Hoge Raad is de beslissing van de rechtbank definitief en kan het medisch patiëntendossier in het strafrechtelijk onderzoek worden betrokken.

www.hogeraad.nl/actueel

ECLI:NL:HR:2024:972