HR 200106 onvermeld gebleven rugklachten bij het aangaan van een arbeidsongeschiktheidsverzekering
- Meer over dit onderwerp:
onvermeld gebleven rugklachten bij het aangaan van een arbeidsongeschiktheidsverzekering:
Met ingang van 4 augustus 1989 is bij Interpolis een arbeidsongeschiktheidsverzekering gesloten onder polisnummer [001] ten behoeve van [eiseres], geboren op [geboortedatum] 1949, als verzekerde. (...) In het door [eiseres] ondertekende aanvraagformulier zijn onder 14d en 16d de volgende vragen opgenomen:"
14d. Lijdt u of hebt u geleden aan rugklachten? Aan spit? Aan ischias? Aan zenuwontsteking? Aan huidaandoeningen, eczeem, spataderen of open been?
16d. Hebt u ooit een kuur gedaan met rust, dieet of inspuitingen, acupunctuur of fysische therapie? (...)" Deze beide vragen zijn door [eiseres] ontkennend beantwoord. (...)
Bij brief van 26 november 1996 bericht (de huisarts) aan Interpolis:
"In antwoord op uw vragen betreffende [eiseres] (...) kan ik u het volgende mededelen. Patiënte is mij bekend sinds oktober '78 en de eerste keer dat zij mij consulteerde voor Ischialgieklachten in beide bovenbenen was op 31.10.'84: ik schreef haar fysiotherapie voor en zag haar niet terug. Op een consult op 08.01.'88 meldt zij naast de hoofdklacht, dat zij rugpijn heeft: hypertonie die gewoon werd afgewacht. (...)"
Bij brief van 24 december 1996 heeft Interpolis aan [eiseres] medegedeeld dat zij zich beroept op art. 251 WvK.
Bij brief van 17 april 1997 heeft [eiseres] Interpolis in gebreke gesteld per 2 mei 1997.
De huisarts, opgeroepen als getuige meldt: “Ik hoor dat de advocaat van eiseres mededeelt dat eiseres er bezwaar tegen zou hebben indien ik jegens haar mijn geheimhoudingsplicht zou schenden. Onder deze omstandigheden wens ik een beroep te doen op het verschoningsrecht."
Het Hof ‘s Hertogenbosch: In een zodanig geval kan sprake zijn van een situatie waarin de ene partij de mogelijkheden van de wederpartij frustreert om bewijs te leveren; alsdan kan het gerechtvaardigd zijn die partij ontslagen te achten van de verplichting bewijs te leveren en brengen de eisen van redelijkheid en billijkheid de omkering van de bewijslast met zich (rov. 4.11).
De Hoge Raad: Vooropgesteld zij dat de rechter onder bijzondere omstandigheden kan afwijken van de hoofdregel van art. 150 Rv. dat de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, de bewijslast van die feiten of rechten draagt, en op basis van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast kan bepalen. Wanneer deze eisen meebrengen dat de bewijslast moet worden omgekeerd, moet de rechter de omstandigheden vaststellen die hem tot dit oordeel hebben geleid en inzicht geven in de gedachtegang die hij daarbij heeft gevolgd (HR 12 januari 2001, nr. C99/058, NJ 2001, 419). In het geval dat de partij die volgens de hoofdregel van art. 150 Rv. de bewijslast draagt, in een onredelijk zware bewijspositie is geraakt door toedoen van de wederpartij, kan omkering van de bewijslast - en daarmee van het bewijsrisico - geboden zijn.
Het oordeel van het hof dat in de bijzondere omstandigheden van het geval de bewijslast op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid dient te worden omgekeerd, aangezien [eiseres] de mogelijkheden van Interpolis om bewijs te leveren heeft gefrusteerd, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering.
Hoge Raad 20-01-2006 LJNAU4529
Met ingang van 4 augustus 1989 is bij Interpolis een arbeidsongeschiktheidsverzekering gesloten onder polisnummer [001] ten behoeve van [eiseres], geboren op [geboortedatum] 1949, als verzekerde. (...) In het door [eiseres] ondertekende aanvraagformulier zijn onder 14d en 16d de volgende vragen opgenomen:"
14d. Lijdt u of hebt u geleden aan rugklachten? Aan spit? Aan ischias? Aan zenuwontsteking? Aan huidaandoeningen, eczeem, spataderen of open been?
16d. Hebt u ooit een kuur gedaan met rust, dieet of inspuitingen, acupunctuur of fysische therapie? (...)" Deze beide vragen zijn door [eiseres] ontkennend beantwoord. (...)
Bij brief van 26 november 1996 bericht (de huisarts) aan Interpolis:
"In antwoord op uw vragen betreffende [eiseres] (...) kan ik u het volgende mededelen. Patiënte is mij bekend sinds oktober '78 en de eerste keer dat zij mij consulteerde voor Ischialgieklachten in beide bovenbenen was op 31.10.'84: ik schreef haar fysiotherapie voor en zag haar niet terug. Op een consult op 08.01.'88 meldt zij naast de hoofdklacht, dat zij rugpijn heeft: hypertonie die gewoon werd afgewacht. (...)"
Bij brief van 24 december 1996 heeft Interpolis aan [eiseres] medegedeeld dat zij zich beroept op art. 251 WvK.
Bij brief van 17 april 1997 heeft [eiseres] Interpolis in gebreke gesteld per 2 mei 1997.
De huisarts, opgeroepen als getuige meldt: “Ik hoor dat de advocaat van eiseres mededeelt dat eiseres er bezwaar tegen zou hebben indien ik jegens haar mijn geheimhoudingsplicht zou schenden. Onder deze omstandigheden wens ik een beroep te doen op het verschoningsrecht."
Het Hof ‘s Hertogenbosch: In een zodanig geval kan sprake zijn van een situatie waarin de ene partij de mogelijkheden van de wederpartij frustreert om bewijs te leveren; alsdan kan het gerechtvaardigd zijn die partij ontslagen te achten van de verplichting bewijs te leveren en brengen de eisen van redelijkheid en billijkheid de omkering van de bewijslast met zich (rov. 4.11).
De Hoge Raad: Vooropgesteld zij dat de rechter onder bijzondere omstandigheden kan afwijken van de hoofdregel van art. 150 Rv. dat de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, de bewijslast van die feiten of rechten draagt, en op basis van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast kan bepalen. Wanneer deze eisen meebrengen dat de bewijslast moet worden omgekeerd, moet de rechter de omstandigheden vaststellen die hem tot dit oordeel hebben geleid en inzicht geven in de gedachtegang die hij daarbij heeft gevolgd (HR 12 januari 2001, nr. C99/058, NJ 2001, 419). In het geval dat de partij die volgens de hoofdregel van art. 150 Rv. de bewijslast draagt, in een onredelijk zware bewijspositie is geraakt door toedoen van de wederpartij, kan omkering van de bewijslast - en daarmee van het bewijsrisico - geboden zijn.
Het oordeel van het hof dat in de bijzondere omstandigheden van het geval de bewijslast op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid dient te worden omgekeerd, aangezien [eiseres] de mogelijkheden van Interpolis om bewijs te leveren heeft gefrusteerd, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering.
Hoge Raad 20-01-2006 LJNAU4529