Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOVE 250522 Rb bevoegd; in essentie gaat het om een vordering die strekt tot uitkering verzekeringsprestatie

RBOVE 250522 Rb bevoegd; in essentie gaat het om een vordering die strekt tot uitkering verzekeringsprestatie.
2
De beoordeling in het incident
2.1.
Zowel CNP als CA vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van de vorderingen kennis te nemen. [A] voert verweer.

2.2.
De exceptie van onbevoegdheid is tijdig en op de juiste wijze ingesteld.

2.3.
De rechtbank stelt voorop dat ambtshalve moet worden beoordeeld of de rechtbank bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen in de hoofdzaak.

2.4.
Of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het onderhavige geschil, dient te worden beoordeeld aan de hand van de Verordening (EG) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), hierna te noemen de verordening, nu deze verbindend en rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten van de Europese Unie en zowel Nederland als Frankrijk daarbij partij is.

2.5.
[A] vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

I. CNP en CA hoofdelijk veroordeelt om aan [A] te betalen een bedrag van € 29.968,75, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 januari 2021 tot de dag van betaling;

II. CNP en CA hoofdelijk veroordeelt tot terugbetaling van de te na 10 december 2020 nog van de rekening van [A] geïncasseerde maandelijkse termijnen van € 583,56 en maandpremie van € 20,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van betaling;

III. verklaart voor recht dat [A] niets meer aan CNP en CA verschuldigd is en CNP en CA niet gerechtigd zijn om nog bedragen bij [A] te incasseren en dat CNP en CA verplicht zijn om de hypotheek op de woning van [A] en [B] binnen uiterlijk 7 dagen na betekening van het vonnis in de registers door te (laten) halen;

IV. CNP en CA veroordeelt om de hypotheek op de woning van [A] en [B] ( [huisnummer] van [vakantiepark] in de [plaats] in Frankrijk), welke hypotheek is gevestigd met de hypotheekakte van 12 april 2006 (productie 2 bij dagvaarding), binnen uiterlijk 7 dagen na betekening van het vonnis in de daartoe bestemde registers door te (laten) halen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat CNP en CA daarmee in gebreke blijven met een maximum van € 100.000,-;

V. CNP en CA veroordeelt in de kosten van de kosten van het geding, waaronder het nasalaris begroot op een bedrag van € 157,- zonder betekening en € 239,- met betekening van het te wijzen vonnis, het totale bedrag aan proceskosten vermeerderd met de in artikel 6:119 BW bedoelde wettelijke rente vanaf 14 dagen na dit vonnis indien en voor zover deze niet binnen de termijn zijn voldaan.

2.6.
CPN heeft geantwoord in de hoofdzaak. CA nog niet.

2.7.
[A] baseert de bevoegdheid van de Nederlandse rechter op artikel 11 lid 1 sub b van de verordening.

2.8.
CPN stelt zich op het standpunt dat de Franse rechter op grond van de hoofdregel van artikel 4 van de verordening bevoegd is, nu [A] in zijn dagvaarding heeft erkend dat CA de verzekeringnemer is en ook de enige begunstigde van de dekking.

2.9.
CA stelt zich op het standpunt dat zowel op grond van de hoofdregel in artikel 4 van de verordening als op basis van de regels voor exclusieve fora (artikel 24) en alternatieve fora (artikel 7 lid 1 onder a en lid 2) de Franse rechter bevoegd is van de vorderingen van [A] kennis te nemen. Daarnaast koos [A] woonplaats in Frankrijk, hetgeen het internationale karakter aan de zaak ontneemt. Artikel 11 van de verordening is niet van toepassing, aangezien CA geen verzekeraar is en zij niet de contractspartij is van [A] bij de verzekeringsovereenkomst.

2.10.
Naar het oordeel van de rechtbank is zij op grond van artikel 11 lid 1 sub b van de verordening bevoegd om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen.

211. Artikel 4 lid 1 van de verordening bepaalt: “Onverminderd deze verordening worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat.”

Uit artikel 11 lid 1 sub b van de verordening volgt, dat een verzekeraar die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, in een andere lidstaat voor de rechter kan worden opgeroepen indien het een vordering van de verzekeringnemer, de verzekerde of een begunstigde betreft.

2.12.
In de verordening wordt het begrip verzekering niet gedefinieerd. Artikel 11 lid 1 sub b van de verordening dient autonoom en uniform te worden uitgelegd. Uit de jurisprudentie komt naar voren dat om te bepalen wat een ‘verzekeringszaak’ is, in wezen de titel is. Is de titel op grond waarvan een vordering tegen een bepaalde verweerder wordt ingesteld (met andere woorden de oorzaak van die vordering) het vaststellen van rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een verzekeringsverhouding? Zo ja, dan kan de zaak worden beschouwd als een verzekeringszaak.

2.13.
Uit de standpunten van partijen en uit de stukken die zij in het geding hebben gebracht, concludeert de rechtbank dat de vorderingen van [A] betrekking hebben op het vaststellen van rechten/verplichtingen die voortvloeien uit een verzekeringsverhouding. [A] en CA hebben een overeenkomst van geldlening gesloten ten behoeve van de aankoop van een woning op een vakantiepark in Frankrijk. Aan die geldlening is een verzekering gekoppeld, voor het geval [A] niet meer zou kunnen voldoen aan zijn betalingsverplichting. Partijen twisten over de dekking van de verzekering en wie als verzekeraar, verzekeringnemer, verzekerde en/of begunstigde moet worden aangemerkt.

De vorderingen die [A] tegen CPN en CA heeft ingesteld strekken naar het oordeel van de rechtbank tot nakoming van een verzekeringsprestatie, te weten aflossing van 80% van de resterende geldlening (bij blijvende arbeidsongeschiktheid) dan wel zijn daarvan een rechtstreeks voortvloeisel. [A] kan in ieder geval worden aangemerkt als de verzekeringnemer, aangezien als onbetwist kan worden vastgesteld dat [A] een maandelijkse premie van € 20,00 (via een automatische incasso) voor de verzekering voor de lening betaalt aan CA. Daaraan doet geen afbreuk de stelling van CNP dat CA de premie direct betaalt aan CNP, waarna CA deze premie doorbelast aan [A] .

Dat de vorderingen, al dan niet gedeeltelijk, ook betrekking hebben op de gesloten overeenkomst van geldlening, maakt de conclusie van de rechtbank niet anders. In essentie gaat het om een vordering die strekt tot uitkering van de aan [A] toegezegde verzekeringsprestatie.

2.14.
Hoe de onderlinge verhoudingen tussen CNP en CA exact dienen te worden gekwalificeerd en wie van hen is opgetreden als verzekeraar, dan wel als tussenpersoon, waarover partijen (lijken te) twisten, kan voor de beoordeling van dit incident in het midden blijven. Vastgesteld kan worden dat tenminste één van hen, CPN dan wel CA, als verzekeraar heeft opgetreden.

Wie van partijen in hun onderlinge verhouding als verzekerde en/of begunstigde dient te worden aangemerkt, is voor het antwoord op de vraag of de rechtbank bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen verder niet van belang, nu reeds op grond van het oordeel van de rechtbank dat [A] verzekeringsnemer is, kan worden geconcludeerd tot bevoegdheid van de Nederlandse rechter. Zowel CPN als CA is gevestigd in Frankrijk en [A] heeft zijn gewone verblijfplaats in Nederland.

2.15.
Daarbij komt dat artikel 11 van de verordening onderdeel uitmaakt van de bijzondere bevoegdheidsregels van de artikelen 10-16 van de verordening, die bescherming beogen te bieden aan de economisch zwakkere en juridisch minder ervaren partij, in dit geval [A] als consument.

2.16.
De conclusie moet dan ook zijn dat de Nederlandse rechter haar bevoegdheid kan ontlenen aan artikel 11 lid 1 sub b van de verordening. Van een exclusieve bevoegdheid is, gelet op het bepaalde in artikel 24 van de verordening, geen sprake.

De overige ingenomen standpunten van partijen kunnen onbesproken blijven.

2.17.
De incidentele vordering van CPN en CA moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vorderingen niet kunnen dragen. ECLI:NL:RBOVE:2022:2091