Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Oost-Brabant 111215 geen toepassing eigen schuldkorting op BGK, want strijdig met doel deelgeschil

Rb Oost-Brabant 111215 motorongeval; 25% eigen schuld vanwege snelheid, na billijkheidscorrectie 10%, ook nu sprake is van overlijdensschade
- geen toepassing eigen schuldkorting op BGK, want strijdig met doel deelgeschil; kosten gevorderd en toegewezen obv 35,5 uur, totaal € 11.148,38

4.17. X c.s. verzoekt de rechtbank de kosten van de deelgeschilprocedure te begroten en Nationale Nederlanden in die kosten te veroordelen. Nu de conclusie luidt dat Nationale Nederlanden gehouden is 90% van de door X c.s. geleden schade te vergoeden, is veroordeling in de door X c.s. genoemde kosten aan de orde. Deze kosten zullen eerst op grond van artikel 1019aa Rv worden begroot. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets te worden gehanteerd: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn.

4.18. De totale kosten van de deelgeschilprocedure begroot X c.s. op € 11.148,38. Nationale Nederlanden betwist niet het door de raadslieden van X c.s. gehanteerde uurtarief, maar maakt wel bezwaar tegen het aantal in rekening gebrachte uren. Met het deelgeschil zijn volgens de opgave van X c.s. 35,5 uren gemoeid. Daarvan ziet 22 uur op het opstellen van het verzoekschrift en 13,5 uur werkzaamheden na het opstellen, zoals de voorbereiding van de zitting, reistijd, bijwonen van de zitting etc. Volgens Nationale Nederlanden mag vanwege het door mr. Zwagerman in rekening gebrachte specialistentarief een efficiente behandeling van een niet bovenmatig ingewikkelde zaak worden verwacht. Voorts is het verzoekschrift opgesteld door een andere advocaat dan de advocaat die de zitting bijwoont, wat niet efficient is. Bovendien is heeft mr. Zwagerman voorafgaand aan deze deelgeschilprocedure al een artikel 12 Sv-procedure gevoerd voor X c.s., waarin al op de deelgeschilprocedure is geanticipeerd. Verder heeft X c.s. twee advocaten aan het dossier laten werken, wat haar vrij staat, maar wat niet betekent dat Nationale Nederlanden dient op te komen voor de kosten van beide advocaten, die bovendien dubbel werk hebben gedaan. Tot slot is volgens Nationale Nederlanden het aantal uren dat is gerekend voor de voorbereiding en het bijwonen van de mondelinge behandeling te ruim gerekend. Nationale Nederlanden verzoekt de rechtbank het aantal uren voor het opstellen van het verzoekschrift en het opstellen van de pleitnota terug te brengen tot in totaal 18 uur. Het totaal aantal te vergoeden uren komt daarmee op 25,5 uur.

4.19. De rechtbank volgt Nationale Nederlanden niet in haar verweer dat de kosten de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan. Ter comparitie is door X c.s. aangevoerd dat met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten van het deelgeschil geen sprake is van dubbele werkzaamheden. De rechtbank overweegt dat Nationale Nederlanden niets concreets heeft gesteld waaruit blijkt dat daadwerkelijk (onnodig) dubbel werk is verricht. Voorts heeft X c.s. erop gewezen dat er juist efficient is gewerkt doordat de stukken zijn opgesteld door de medewerker van mr. Zwagerman, die tegen een goedkoper tarief werkt, terwijl tevens de (duurdere) uren van mr. Zwagerman daardoor worden beperkt. Dit is door Nationale Nederlanden niet meer gemotiveerd weersproken. De rechtbank is voorts anders dan Nationale Nederlanden van oordeel dat het aantal uren gemoeid met het opstellen van het verzoekschrift en de voorbereiding en het bijwonen van de zitting niet te ruim zijn gerekend, mede gelet op het feit dat na indiening van het verzoekschrift en het verweerschrift nog stukken zijn gewisseld van de over en weer ingeschakelde experts, die extra werkzaamheden met zich hebben gebracht. Weliswaar is het aantal in rekening gebrachte uren fors, maar de rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de door de advocaat gekozen aanpak van deze specifieke zaak, die mede vanwege de over en weer overgelegde rapportages meer dan gemiddeld complex is en daarnaast een groot belang kent. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de door X c.s. opgevoerde uren te matigen naar 25,5 uur. De rechtbank begroot de kosten van de deelgeschilprocedure conform de opgave op € 11.148,38.

4.20. Dan resteert nog de vraag of de uit te spreken veroordeling in de kosten van het deelgeschil evenredig met de mate van eigen schuld van Y — 10% — moet worden verminderd. Nationale Nederlanden betoogt dat dit het geval moet zijn. Indien de schadevergoedingsplicht op grond van artikel 6:101 BW evenredig met de mate van eigen schuld van de benadeelde wordt verminderd, dient ook de verplichting om de in artikel 6:96 lid 2 BW bedoelde kosten te vergoeden in beginsel in dezelfde mate te worden verminderd. De kosten van de deelgeschilprocedure hebben te gelden als kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW.

4.21. De rechtbank verwerpt het standpunt van Nationale Nederlanden. Op grond van artikel 1019aa Rv gelden de kosten van de deelgeschilprocedure als kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW. De benadeelde kan de kosten in beginsel dus volledig vergoed krijgen. De rechtvaardiging daarvoor is blijkens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2007/08, 31518, nr. 3, p.4, 12-13 en 22-23) gelegen in het feit dat de deelgeschilprocedure een voorziening beoogt te bieden in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase, waardoor de procedure zozeer is verbonden met een afwikkeling buiten rechte dat deze kosten in beginsel volledig voor vergoeding in aanmerking komen.
Op zichzelf gezien zou de conclusie moeten zijn dat ook de kosten van het deelgeschil, vanwege de verwijzing naar artikel 6:96 lid 2 BW, onderhevig zijn aan een mogelijk beroep op eigen schuld van de gelaedeerde. Echter, niet moet uit het oog worden verloren wat het doel is van de deelgeschilprocedure: het verschaffen van een extra instrument aan de partijen die zich in een traject van personenschade bevinden om een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen te doorbreken door het mogelijk te maken de rechter in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase te adieren. De verbinding met artikel 6:96 lid 2 BW verlaagt de financiele drempel voor de gelaedeerde om een deelgeschilprocedure in te stellen (Kamerstukken II 2007/08, 31518, nr. 3, p. 8). Wanneer de bepaling over eigen schuld onverkort van toepassing zou zijn op de kosten van het deelgeschil, zou die financiele drempel deels weer worden verhoogd. De rechtbank is van oordeel dat dat zich niet verdraagt met het doel waarvoor de deelgeschilprocedure in het leven is geroepen. De rechtbank zal daarom Nationale Nederlanden veroordelen in de volledige kosten van het deelgeschil aan de zijde van Y. Het vorenstaande neemt niet weg dat in een eventuele bodemprocedure over buitengerechtelijke of proceskosten mogelijk anders wordt geoordeeld.

Met dank aan de heer mr. M. Zwagerman, Beer Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2016/rb-oost-brabant-111215 , ook op rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBOBR:2015:7865