Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 120521 verzocht en cf toegewezen, geen verweer, 23,5 uur x € 250 + 6% + 21% = € 7535,28; geen korting vanwege mogelijke ES

RBGEL 120521 botsing op RIMOB; cabine truck klapt voorover; nadere bewijs nodig t.z.v. ES i.v.m. snelheid en gordel

- verzocht en cf toegewezen, geen verweer, 23,5 uur x € 250 + 6% + 21% = € 7535,28; geen korting vanwege mogelijke ES

in vervolg op:

HR 040316 dwarslaesie doordat cabine truck vooroverklapt; art. 81 RO, uitleg dictum arrest hof tzv causaal verband
en

Hof Arnhem-Leeuwarden 181114 dwarslaesie doordat cabine truck vooroverklapt; producent aansprakelijk; beoordeling causaal verband in schadestaatprocedure

2De feiten

2.1.

Op vrijdag 18 juni 2004 is [Verzoeker] betrokken geraakt bij een eenzijdig ongeval op de Rijksweg A15. [Verzoeker] bestuurde een vrachtwagen van het merk Renault (hierna: de vrachtwagen). De vrachtwagen is met de linkerzijde tegen de zijkant van een ‘rimpelbuisobstakelbeveiliging’ (verder: de RIMOB) gebotst, waarna de kantelbare cabine van de vrachtwagen naar voren op het wegdek is geklapt. Ten tijde van het ongeval was er sprake van slechte weeromstandigheden. Het regende en er lag water op de rijbaan. Op de A15 gold ter plaatse een maximale snelheid van 80 kilometer per uur.

2.2.

Als gevolg van het ongeval heeft [Verzoeker] een blijvende dwarslaesie opgelopen. [Verzoeker] is sinds het ongeval gebonden aan een rolstoel en is volledig arbeidsongeschikt geraakt.

2.3.

Naar aanleiding van het ongeval is door het Korps landelijke politiediensten (hierna: het KLPD) een onderzoek ingesteld. Daarbij is een technisch onderzoek verricht aan de truck. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een proces-verbaal. Hierin is, kort samengevat, opgenomen dat uit onderzoek aan de tachograafschijf is gebleken dat de truck over de laatste 6,3 kilometer voor de ongevalslocatie met een snelheid van tussen de 95 en 105 km/u heeft gereden en dat de eerste botsing tussen de truck en de RIMOB plaatsvond met een snelheid van 64 km/u. De truck vertraagde ongeveer 10 seconden voor de botsing van 102 tot 95 km/u door middel van gas loslaten en aansluitend werd ongeveer zes seconden voor de botsplaats vertraagd door een normale remming tot aan de botsing.

Verder is in het proces-verbaal, eveneens kort samengevat, opgenomen dat uit onderzoek is gebleken dat de ontgrendelcilinder van de cabine in de ontgrendelstand “vast zat” als gevolg van oxidatie aan de binnenzijde van de cilinder. Hierdoor werd de vergrendelhaak niet geborgd, als gevolg waarvan de cabine bij het ongeval voorover kon klappen.

2.4.

In opdracht van [Verzoeker] heeft Baan Hofman Ongevallenanalyse ( [deskundige 1] en [deskundige 2] ) onderzoek gedaan naar de toedracht van het ongeval. Op 4 juli 2013 is van dit onderzoek een rapport uitgebracht. Hierin is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:

3Conclusies

De botsingen van de vrachtwagen met eerst de RIMOB en vervolgens de geleiderail hebben met een lagere snelheid dan toegestaan plaatsgevonden.

[...] De cabine is voorover gekanteld door de falende vergrendeling. De belasting op de nek is zowel met- als zonder gordel verhoogd als gevolg van het voorover kantelen van de cabine.

De belasting op de nek is ook door het niet-gebruiken van de gordel toegenomen. In combinatie met het voorover kantelen van de cabine is de belasting op de nek sterker toegenomen.

Voor het hoofdletsel en de vervorming van de borstkas is alleen sprake van een kans op letsel in het geval de cabine niet voorover was gekanteld, omdat het letsel niet is opgetreden. De kans op letsel als gevolg van de vervorming van de borstkas is afgenomen doordat de cabine voorover is gekanteld, maar de kans op letsel was nog steeds aanwezig.

De kans op hersenletsel nam toe als gevolg van het voorover kantelen van de cabine, indien de bestuurder gebruik van de gordel had gemaakt. Zonder gebruik van de gordel nam de kans op hersenletsel juist af als gevolg van het voorover kantelen van de cabine.

2.5.

In opdracht van Renault heeft ook [deskundige 3] van Safeteq onderzoek gedaan naar het ongeval. In het op 23 december 2015 uitgebrachte rapport is, voor zover in deze procedure van belang, het volgende opgenomen:

7Conclusies

Bij het onderhavige ongeval spelen de volgende factoren een belangrijke tol bij het ontstaan van de letsels van [Verzoeker] :

  • -

    het natte wegdek

  • -

    De te hoge snelheid van de vrachtauto

  • -

    Het niet dragen van de veiligheidsgordel

  • -

    Het niet vergrendeld zijn van de cabine met het kantelen al gevolg.

Wanneer hij zich aan de maximale snelheid had gehouden zoals besproken in 5.1, zou hij ondanks het natte wegdek zodanig zijn snelheid hebben kunnen verminderen dat een botsing voorkomen had kunnen worden en als er al een botsing had plaatsgevonden dan was de snelheid zodanig lager geweest dat deze botsing geen ernstige letsels tot gevolg had gehad.

Wanneer de gordel gedragen zou zijn, zou het risico op een dwarslaesie zeer klein zijn

geweest, ook in het geval van het kantelen van de cabine.

[...]

De 4 vragen aan mij gesteld bij de aanvang van dit onderzoek kunnen op basis van de analyse zoals die in dit rapport beschreven is als volgt worden beantwoord:

1) Heeft het kantelen van de cabine van de vrachtauto invloed gehad op het letsel van [Verzoeker] ?

Antwoord: Door het kantelen van de cabine is er, wanneer de gordel niet gedragen wordt, een groot risico op een dwarslaesie ontstaan.

2) Zou [Verzoeker] ook letsel hebben gehad indien de cabine niet zou zijn gekanteld? Zo ja, welk letsel?

Antwoord: Wanneer de cabine niet gekanteld zou zijn, was de kans groot geweest dat [Verzoeker] (bij het niet dragen van de gordel) ernstig hersenletsel had opgelopen met mogelijk blijvende invaliditeit of zelfs de dood tot gevolg. Ook tonen de simulaties aan dat er een reëel risico zou zijn geweest, mede ook gezien de leeftijd van [Verzoeker] , op een zeer ernstige thorax letsel (AIS 4 of 5) met eveneens mogelijk de dood als gevolg.

3) Zou [Verzoeker] letsel hebben opgelopen indien hij de gordel zou hebben gedragen? Zo ja, welke letsel?

Antwoord: De kans op letsel bij het dragen van de gordel is niet uitgesloten bij dit ongeval, zowel bij kantelen als niet kantelen van de cabine. Het betreft dan vooral thorax letsel en hoofdletsel maar de ernst van deze letsels en het risico op letsels is veel lager in vergelijking tot het niet dragen van een gordel. Ook is er een kans op licht nekletsel (vergelijkbaar met whiplash). De kans dat de opgelopen letsels in blijvende klachten resulteren wordt klein geacht.

4) Heeft de snelheid waarmee [Verzoeker] heeft gereden nog invloed gehad op het (ontstaan) van letsel?

Antwoord: Wanneer de vrachtauto niet harder zou hebben gereden dan de max. snelheid van 80 km/uur acht ik de kans op een ongeval klein en als er al een ongeval had plaatsgevonden had dit niet tot ernstige letsels geleid.

2.6.

Partijen zijn reeds verwikkeld geweest in een bodemprocedure over de aansprakelijkheid van Renault voor schade als gevolg van het gebrek in het vergrendelmechanisme van de cabine van de Renault. Bij vonnis van de rechtbank Zutphen van 12 september 2012 is, kort samengevat, geoordeeld dat de cabine van de Renault is gekanteld als gevolg van een gebrek in de zin van art. 6:185 BW in het vergrendelmechanisme en is voor recht verklaard dat Renault “aansprakelijk is voor het door [Verzoeker] ten gevolge van het ongeval op 18 juni 2004 opgelopen letsel en de daaruit voor [Verzoeker] voortvloeiende schade”.

2.7.

Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 november 2014 is het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het hof heeft, voor zover relevant, het volgende overwogen:

Vergrendelmechanisme

[…]

4.7.

Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat uit de stellingen en verweren van partijen en uit de stukken, met name uit het onderzoek van het KLPD, blijkt dat sprake is van een gebrek in het vergrendelmechanisme, gelegen in het vastzitten van de zuiger in de ontgrendelcilinder. [...]

[…]

4.10.

Dit betekent dat de grieven tegen het oordeel van de rechtbank dat er sprake is van een gebrek in de zin van het bepaalde in artikel 6:185 BW in de vergrendeling van de bij het ongeval op 18 juni 2004 betrokken truck falen.

Schade en causaal verband

[…]

4.12

Naar het oordeel van het hof moet het hiervoor vastgestelde gebrek als de oorzaak van het kantelen van de cabine worden aangemerkt. [...] Dit betekent dat tussen dat gebrek en het kantelen van de cabine het voor het aannemen van aansprakelijkheid vereiste causaal verband bestaat. [...]

Voor toewijzing van een vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat, is, naast de vaststelling van de aansprakelijkheid, wat het element schade betreft, voldoende dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. [...]

Bij gebreke van een voldoende gemotiveerde betwisting op dit punt acht het hof de mogelijkheid dat het kantelen van de cabine (meer) schade voor [Verzoeker] heeft meegebracht, aannemelijk. Aan de aannemelijkheid van die mogelijkheid doet niet af dat [Verzoeker] wellicht ook fysiek letsel zou hebben opgelopen indien de cabine niet zou zijn gekanteld.

4.13.

Het causale verband tussen de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust en de schade, alsmede ook eigen schuld (art. 6:98 en 101 BW), maakt deel uit van de vaststelling in de schadestaatprocedure van de omvang van de te vergoeden schade (HR 25 maart 1983, NJ 1984, 629 en HR 21 dec. 1984, NJ 1985, 904). Voor zover Renault Trucks met deze grieven betoogt dat reeds in déze procedure, alvorens de verwijzing naar de schadestaat procedure kan plaatsvinden, [Verzoeker] meer moet stellen ten aanzien van het oorzakelijk verband tussen het gebrek en (de omvang van) zijn schade dan hij reeds heeft gedaan, falen de grieven. Als de grieven zo moeten worden begrepen dat daarin onderscheiden wordt tussen het causaal verband dat nodig is voor de vestiging van de aansprakelijkheid én het causaal verband dat nodig is om de omvang van de schade vast te stellen en de stelling van Renault Trucks voorts is dat het causale verband voor vestiging van de aansprakelijkheid (het conditio sine qua non verband) zou ontbreken, falen de grieven eveneens. Het is immers, gezien de gemotiveerde stellingen van [Verzoeker] op dit onderdeel en de het in het licht daarvan onvoldoende onderbouwde betwisting door Renault Trucks, voldoende aannemelijk dat de schade die [Verzoeker] heeft geleden als gevolg van het ongeval aanzienlijk groter is als gevolg van het naar voren klappen van de cabine op het asfalt met de daarbij behorende krachtsinwerking, dan wanneer de cabine op haar plaats zou zijn gebleven. [Verzoeker] heeft derhalve naar het oordeel van het hof voldoende gesteld ten aanzien van het causaal verband tussen gebrek en schade om voor recht te verklaren dat Renault Trucks aansprakelijk is voor het door hem opgelopen letsel en de daaruit voortvloeiende schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

2.8.

Bij arrest van 4 maart 2016 heeft de Hoge Raad het door Renault ingestelde cassatieberoep verworpen. In het arrest is, voor zover relevant, het volgende overwogen:

3.4. [...]

Het dictum van een uitspraak dient te worden uitgelegd met inachtneming van de overwegingen die tot die beslissing hebben geleid (zie onder meer HR 23 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2553, NJ 2000/544 en HR 27 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1532). Zoals ook [verweerder] in cassatie betoogt, blijkt uit de overwegingen van het hof (rov. 4.12 en 4.13, weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.4) dat het heeft geoordeeld dat Volvo aansprakelijk is voor letselschade van [verweerder] ten gevolge van het gebrek in het vergrendelmechanisme van de cabine van de vrachtwagen. De bekrachtiging door het hof van het eindvonnis van de rechtbank betekent dus dat het hof de verklaring voor recht van de rechtbank heeft uitgelegd in de door het onderdeel bepleite zin.

2.9.

Op 15 april 2020 heeft SBMO Consultants in opdracht van [Verzoeker] een bedrijfseconomische analyse gemaakt om het verlies aan verdienvermogen van [Verzoeker] vast te stellen. Het totale verlies aan verdienvermogen vanaf de datum van het ongeval tot en met de oplevering van het rapport wordt in dit rapport berekend op een bedrag tussen € 327.953,00 en € 345.749,00, exclusief wettelijke rente. Voorts wordt de schade van [Verzoeker] uit hoofde van verhuuractiviteiten van een aan [Verzoeker] in eigendom toebehorend kantoorpand geraamd op € 54.850,00, eveneens exclusief wettelijke rente.

2.10.

Partijen hebben uitvoerig gecorrespondeerd over de schaderegeling, ook na de door hen gevoerde gerechtelijke procedure. Renault heeft gedurende de periode tussen het ongeval en de mondelinge behandeling in deze deelgeschilprocedure in totaal een bedrag aan € 125.000,00 bevoorschot aan [Verzoeker] en een bedrag van € 25.837,44 aan de advocaat van [Verzoeker] ter zake van buitengerechtelijke kosten.

3Het verzoek

3.1.

[Verzoeker] verzoekt, na eiswijziging, zakelijk weergegeven, dat de rechtbank op de voet van art. 1019w bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:

  1. voor recht verklaart dat Renault volledig aansprakelijk is voor de door [Verzoeker] geleden schade, en het gevorderde bedrag aan vergoeding arbeidsvermogensschade tot en met 2019, “huuractiviteiten uitgezonderd”, ad € 345.749,00 exclusief wettelijke rente, toe te wijzen en Renault veroordeelt binnen vijf dagen na de betekening van deze beschikking een aanvullend voorschot ter hoogte van dit bedrag te betalen op het bankrekeningnummer NL31ABNA0620850402 t.n.v. Stichting Derdengelden Advocatenkantoor Tubbergen B.V. o.v.v. “Aanvullend voorschot arbeidsvermogensschade [Verzoeker] ”;

  2. voor recht verklaart dat Renault volledig aansprakelijk is voor de door [Verzoeker] gevorderde vergoeding immateriële schade ad € 125.000,00 te vermeerderen met een opslag van tien procent, exclusief wettelijke rente, en Renault veroordeelt binnen vijf dagen na de betekening van deze beschikking een aanvullend voorschot ter hoogte van dit bedrag te betalen op het onder 1. genoemde bankrekeningnummer o.v.v. “Aanvullend voorschot immateriële schade [Verzoeker] ”;

  3. althans, indien de onder 1. en 2. genoemde posten qua bedrag (nog) niet zouden kunnen worden toegewezen, in plaats van het voorgaande, Renault veroordeelt binnen vijf dagen na betekening van deze beschikking een aanvullend voorschot ter hoogte van € 150.000,00 te betalen op het onder 1. genoemde bankrekeningnummer o.v.v. “Aanvullend voorschot algemene titel [Verzoeker] ”;

  4. Renault veroordeelt binnen vijf dagen na betekening van deze beschikking een nader voorschot BGK ad € 11.121,23 te betalen op het onder 1. genoemde bankrekeningnummer o.v.v. “Aanvullend voorschot BGK [Verzoeker] ”,

  5. de kosten van deze procedure begroot en Renault veroordeelt in deze kosten.

3.2.

[Verzoeker] legt aan zijn verzoeken, kort weergegeven, ten grondslag dat aansprakelijkheid van Renault voor het gebrekkige vergrendelingsmechanisme van de vrachtwagen is vastgesteld, dat de schade van [Verzoeker] geheel als gevolg van dit gebrek is ontstaan. [Verzoeker] betwist dat sprake is van eigen schuld zodat de schade, aldus [Verzoeker] , volledig voor rekening van Renault dient te komen. Indien de gevraagde verklaringen voor recht nog niet kunnen worden toegewezen is Renault, gelet op de vastgestelde aansprakelijkheid, gehouden tot het betalen van voorschotten op de schadevergoeding, aldus [Verzoeker] .

3.3.

Renault heeft geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken van [Verzoeker] . Zij voert, kort weergegeven, aan dat zij niet gehouden is tot vergoeding van de volledige schade van [Verzoeker] , nu het causaal verband tussen het gebrek en de schade van [Verzoeker] (deels) ontbreekt en bovendien sprake is van eigen schuld aan de zijde van [Verzoeker] .

3.4.

Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang, hierna nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

Artikel 1019w Rv biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade de mogelijkheid de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent, of in verband met, een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak. In artikel 1019z Rv is bepaald dat het verzoek wordt afgewezen indien de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daarbij dient de investering in tijd, geld en moeite te worden afgewogen tegen het belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren (Kamerstukken II 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 18). De verzoeken van [Verzoeker] zien erop dat wordt vastgesteld dat Renault aansprakelijk is voor de volledige door [Verzoeker] geleden schade en wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag aan arbeidsvermogensschade en/of voorschotten. Deze verzoeken lenen zich voor behandeling in een deelgeschil, zodat [Verzoeker] ontvankelijk is in zijn verzoeken. De rechtbank zal dan ook overgaan tot inhoudelijke behandeling van de verzoeken.

4.2.

Tussen partijen staat vast dat de vrachtwagen tegen een RIMOB is gebotst, waarna de cabine van de vrachtwagen naar voren op het wegdek is geklapt (hierna worden deze gebeurtenissen gezamenlijk aangeduid als “het ongeval”). Vast staat ook dat het ten tijde van het ongeval regende en dat er water op de rijbaan lag, dat de snelheid van de vrachtwagen op het moment van de botsing 64 km/uur was, dat [Verzoeker] op dat moment geen gordel droeg en dat hij als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Vast staat dat het vergrendelmechanisme van de vrachtwagen gebrekkig was (hierna: het gebrek) en dat tussen het gebrek en het kantelen van de cabine het voor het aannemen van aansprakelijkheid vereiste causaal verband bestaat. Partijen twisten echter over de omvang van de schadeplichtigheid van Renault.

4.3.

Vast staat dat, zoals in het onder 2.8. weergegeven arrest van de Hoge Raad is geoordeeld, Renault aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan als gevolg van het gebrekkige vergrendelmechanisme. Ten aanzien van de geschilpunten tussen partijen over het causale verband tussen dit gebrek en de schade heeft het hof overwogen dat deze vragen aan de orde komen in de schadestaatprocedure en deel uitmaken van de vaststelling van de omvang van de schade. Overwogen is dat “voldoende aannemelijk” is dat de schade die [Verzoeker] heeft geleden als gevolg van het ongeval aanzienlijk groter is als gevolg van het naar voren klappen van de cabine op het asfalt met de daarbij behorende krachtsinwerking, dan wanneer de cabine op haar plaats zou zijn gebleven. Voor toewijzing van de gevraagde verklaringen voor recht en veroordelingen tot schadevergoeding onder 1. en 2. is echter vereist dat vast staat dat de door [Verzoeker] geleden schade waarvan hij vergoeding vordert in causaal verband staat tot het gebrek. Renault heeft gemotiveerd betwist dat dit het geval is en heeft betwist dat de schade van [Verzoeker] bij afwezigheid van het gebrek lager zou zijn geweest. Stelplicht en bewijslast met betrekking tot het causaal verband tussen het gebrek en de door [Verzoeker] gevorderde vergoeding van schade rusten op [Verzoeker] . Ook indien vast komt te staan dat de schade groter is geworden als gevolg van het gebrek, kan het echter zo zijn dat Renault niet tot volledige vergoeding van de schade is gehouden en een percentage van de schade voor rekening van [Verzoeker] moet blijven op grond van eigen schuld in de zin van art. 6:101 BW. Hiervan kan sprake zijn indien vast komt te staan dat [Verzoeker] te hard heeft gereden voorafgaand aan de botsing en/of indien vast komt te staan dat [Verzoeker] ook voorafgaand aan het aquaplanen geen gordel heeft gedragen, zoals Renault stelt en [Verzoeker] betwist, een en ander voor zover die gestelde fouten tot de schade hebben bijgedragen. Stelplicht en bewijslast ter zake het beroep op eigen schuld rusten op Renault.

4.4.

[Verzoeker] stelt ter onderbouwing van zijn verzoeken dat door de Hoge Raad is vastgesteld dat Renault aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van het ongeval. In alle gerechtelijke instanties is vastgesteld dat het voorover klappen van de cabine voor grote schade van [Verzoeker] heeft gezorgd en in het onder 2.4. weergegeven rapport van Baan Hofman wordt bevestigd dat het door [Verzoeker] opgelopen letsel het gevolg is van het kantelen van de cabine, aldus [Verzoeker] . Dat de letselschade van [Verzoeker] niet zou zijn ontstaan wanneer de cabine niet zou zijn gekanteld is niet met zekerheid vast te stellen, zo stelt [Verzoeker] . Daarnaast betwist [Verzoeker] dat sprake is van eigen schuld op grond waarvan een deel van de schade voor zijn rekening moet blijven. Dat [Verzoeker] op het moment van de botsing de gordel niet droeg kan hem niet worden verweten, nu hij, toen de vrachtwagen begon te aquaplanen en richting een betonnen pijler achter de RIMOB gleed, zijn gordel los heeft geklikt en, weg van die pijler, naar rechts is gedoken op de bank. Daarbij heeft hij tegelijkertijd het stuur zoveel mogelijk naar rechts te gedraaid en de botsing met die betonnen pijler nog net weten te voorkomen. [Verzoeker] heeft dan ook niet bewust het risico genomen geen gordel te dragen, maar in een fractie van een seconde besloten de gordel los te maken. Bij die omstandigheden is, aldus [Verzoeker] , van eigen schuld geen sprake. [Verzoeker] heeft eveneens betwist dat sprake is van eigen schuld ter zake van de snelheid waarmee hij zou hebben gereden voorafgaand aan de botsing. [Verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat alle vrachtwagens zijn begrensd op een snelheid van maximaal 85 km/uur, zodat de door de KLPD in het proces-verbaal opgenomen snelheid van 95-105 km/uur voorafgaand aan het remmen voor de botsing niet juist kan zijn. Bovendien zou aquaplaning ook kunnen zijn opgetreden indien hij een lagere snelheid dan de geldende maximumsnelheid zou hebben gehad, zodat dit niet af kan doen aan de schadeplichtigheid van Renault, aldus [Verzoeker] .

4.5.

Renault heeft ter onderbouwing van haar standpunt aangevoerd dat uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat zij slechts aansprakelijk is voor de schade van [Verzoeker] voor zover die is ontstaan als gevolg van het gebrek en dat daarom dient te worden beoordeeld welk letsel [Verzoeker] zou hebben gehad indien de vergrendeling intact was gebleven. Onder verwijzing naar het onder 2.5. weergegeven rapport van Safeteq voert Renault aan dat wanneer de cabine niet zou zijn gekanteld [Verzoeker] evenzeer ernstig letsel had gehad, met blijvende invaliditeit of zelfs de dood tot gevolg. Dit brengt met zich dat het, als gevolg van het gebrek, kantelen van de cabine niet of slechts voor een deel heeft bijgedragen aan de schade, zodat Renault daarom niet gehouden is de (volledige) schade te vergoeden. Daar komt bij dat volgens Renault sprake is van eigen schuld aan de zijde van [Verzoeker] , nu [Verzoeker] ten tijde van de botsing en daarvoor geen gordel droeg en harder reed dan ter plaatse was toegestaan. Het niet dragen van de gordel, zo stelt Renault onder verwijzing naar het genoemde rapport van Safeteq, heeft ernstige gevolgen gehad bij het voorover klappen van de cabine, maar zou dit evengoed hebben gehad indien het vergrendelmechanisme goed had gefunctioneerd. [Verzoeker] heeft erkend dat hij tijdens het ongeval geen gordel droeg. Dat [Verzoeker] voorafgaand aan het aquaplanen de gordel wel heeft gedragen en deze pas vlak voor de botsing heeft los geklikt om weg te kunnen duiken, zoals hij verklaart, is volgens Renault onwaarschijnlijk nu [Verzoeker] deze handeling zou moeten hebben uitgevoerd in een tijdsbestek van zes seconden, terwijl hij het stuur draaide en tegelijkertijd hard remde. Dit is, aldus Renault, bij een dergelijke wegduikmanoeuvre niet of nauwelijks mogelijk. Bovendien blijkt uit onderzoeken dat het niet dragen van de gordel onder vrachtwagenchauffeurs gebruikelijk is, zodat niet onaannemelijk is dat [Verzoeker] ook voorafgaand aan het aquaplanen al geen gordel zou hebben gedragen. Dat [Verzoeker] bovendien vóór het aquaplanen harder reed dan de toegestane maximumsnelheid, hetgeen hem eveneens te verwijten is, is uit onderzoek gebleken. Uit het rapport van Safeteq blijkt dat het ongeval voorkomen had kunnen worden indien [Verzoeker] zich aan de maximumsnelheid had gehouden en dat, in het geval zich toch een botsing had gedaan, de schade beperkt was gebleven. Ook om die reden dient een deel van de schade voor rekening van [Verzoeker] te blijven, aldus Renault.

4.6.

De rechtbank overweegt dat bij deze stand van zaken, waarbij zowel stelling als betwisting voldoende zijn gemotiveerd, (nog) niet vast staat welke schade in causaal verband staat tot het gebrek en of de schadeplichtigheid van Renault moet worden verminderd op grond van eigen schuld aan de zijde van [Verzoeker] . Wat de letselschade van [Verzoeker] was geweest bij afwezigheid van het gebrek kan uit de beide ingebrachte partijrapporten niet worden afgeleid, nu deze elkaar tegenspreken. Nadere bewijslevering en mogelijk een nader, onpartijdig (deskundigen)onderzoek is nodig voordat hierover een oordeel kan worden gegeven. Zonder nadere bewijslevering kan evenmin worden vastgesteld of [Verzoeker] een verwijt treft ter zake het niet dragen van de gordel en of [Verzoeker] (gelet op de geldende maximumsnelheid en/of de aanwezige omstandigheden) te hard heeft gereden en in hoeverre dit dan heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade. De tijd en kosten die met dergelijke bewijslevering, waarschijnlijk in de vorm van een deskundigenbericht of getuigenbewijs, gepaard zullen gaan, wegen naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen het belang van de vordering ten gronde en de bijdrage die een beslissing kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst in de zin van art. 1019z Rv. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat partijen ook twisten over de hoogte van de door [Verzoeker] gestelde geleden arbeidsvermogensschade waarvan hij in deze procedure vergoeding vordert. Renault heeft hiertoe gewezen op door haar in het geding gebrachte aangiften, aanslagen inkomstenbelasting en andere financiële gegevens van [Verzoeker] waaruit, zo voert Renault aan, valt op te maken dat de berekende hoogte van de door [Verzoeker] geleden arbeidsvermogensschade onjuist is. De verzoeken onder 1. en 2. zullen dan ook op de voet van art. 1019z Rv worden afgewezen.

4.7.

Ten aanzien van de verzoeken onder 3. en 4. tot betaling door Renault van verschillende voorschotten geldt het volgende. Bij de beoordeling van de vraag of in een deelgeschilprocedure een voorschot op de schadevergoeding moet worden toegekend, zal de rechter onder meer dienen te onderzoeken of voldoende aannemelijk is dat de aansprakelijke persoon voor het bedrag van het verzochte voorschot aansprakelijk is. In dit geval staat de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebrek in het vergrendelmechanisme en het daardoor kantelen van de cabine vast. Zoals hiervoor aan de orde is gekomen is echter nog in geschil of de kosten waarvoor een voorschot wordt gevraagd in causaal verband staan met het gebrek en of een deel van de schade voor rekening van [Verzoeker] dient te blijven op grond van eigen schuld in de zin van art. 6:101 BW. Bovendien is de hoogte van de in dit geding aan de orde gekomen post, de arbeidsvermogensschade, betwist en zijn de andere posten, alsmede de hoogte daarvan, niet besproken. Gelet op het voorgaande kan de hoogte van een redelijk voorschot in deze procedure niet worden vastgesteld. In ieder geval kan nog niet met een voldoende mate van aannemelijkheid worden aangenomen dat Renault aansprakelijk is voor een hoger bedrag dan wat reeds is voldaan aan voorschotten, te weten € 125.000,00 voor de (letsel)schade en € 25.837,44 voor buitengerechtelijke kosten, een en ander vermeerderd, met nog een nader voorschot van € 75.000,00 dat Renault heeft voldaan en dat op de derdengeldrekening van de advocaat van [Verzoeker] is ontvangen, zoals partijen na de mondelinge behandeling hebben medegedeeld. Ook deze verzoeken zullen worden afgewezen.

4.8.

Afwijzing van de verzoeken van [Verzoeker] staat niet in de weg aan begroting van de kosten bij de behandeling van dit verzoek op de voet van art. 1019aa Rv. [Verzoeker] heeft verzocht de kosten van de advocaatwerkzaamheden te begroten op € 7.535,28 (23,5 uur tegen een uurtarief van € 250,00, vermeerderd met 6% kantoorkosten en btw). Renault heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de kosten.

4.9.

Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Daarbij geldt een dubbele redelijkheidstoets: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn (MvT, Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 18). Dit betekent dat de kosten niet voor begroting en vergoeding in aanmerking komen indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld.

4.10.

De rechtbank overweegt dat de verzoeken om voorschotten hebben geleid tot betaling van een nader voorschot door Renault. In zoverre is de onderhavige procedure dan ook niet volstrekt onnodig of onterecht ingesteld, welk standpunt ook niet door Renault is ingenomen. De hoogte en de redelijkheid van de door [Verzoeker] gestelde kosten zijn ook verder door Renault niet betwist en de gevorderde kosten komen de rechtbank redelijk voor. Deze worden daarom, inclusief een bedrag van € 1.639,00 aan griffierecht begroot op € 9.174,28. [Verzoeker] is voor de schade aansprakelijk en kan dan ook in beginsel worden veroordeeld de aldus begrote kosten aan Renault te voldoen.

4.11.

Zoals hiervoor is gebleken staat thans echter, naast de causaliteit tussen het gebrek en ernst van het letsel en naast de hoogte van de schade, niet vast dat en in welke mate er sprake is van eigen schuld.

4.12.

Wanneer een schadevergoedingsplicht op de voet van artikel 6:101 BW wordt verminderd, wordt ook de verplichting om de in artikel 6:96 lid 2 BW bedoelde kosten te vergoeden, in beginsel in dezelfde mate verminderd (HR 21 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7624, NJ 2008/241). Dit uitgangspunt geldt ook voor de kosten van de behandeling van het deelgeschil, nu deze kosten op grond van artikel 1019aa lid 2 Rv hebben te gelden als kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW.

4.13.

Renault heeft de causaliteit tussen het gebrek waarvoor zij aansprakelijk is en (de kosten van) de deelgeschilprocedure op zich niet betwist en zich ten aanzien van die kosten ook niet expliciet beroepen op vermindering van de aansprakelijkheid daarvoor vanwege de gestelde eigen schuld van [Verzoeker] . In zijn algemeenheid stelt Renault dat eigen schuld van [Verzoeker] vanwege het (gestelde) niet dragen van de gordel en te hard rijden met toepassing van art. 6:101 BW zou moeten leiden tot vermindering van de vergoedingsplicht van 25% van de schade. Indien daar veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan geldt het volgende.

4.14.

De wetgever heeft met artikel 1019aa Rv beoogd de financiële drempel te verlagen voor de benadeelde om een oordeel van de rechter te vragen, door uit te sluiten dat de benadeelde in de proceskosten wordt veroordeeld en door voor te schrijven dat zijn proceskosten niet forfaitair maar volledig in aanmerking worden genomen. Dit past bij de deelgeschilprocedure als onderdeel van afwikkeling buiten rechte, aldus de wetgever. (Vergelijk TK 2007–2008, 31 518, nr. 3, p. 4, 12/13, 18/19 en nr. 13.) Het verzoek van [Verzoeker] was erop gericht ten behoeve van de afwikkeling buiten rechte duidelijkheid te verkrijgen over de vergoedingsplicht, inclusief een beoordeling van de eigen schuldvraag. Zover kon het niet komen. Tegen de hiervoor geschetste achtergrond eist de billijkheid dan dat de verplichting van Renault om de kosten te vergoeden die [Verzoeker] heeft gemaakt om dit geschil door de rechter beslist te krijgen, niet wordt verminderd. Dus ook indien wordt aangenomen dat de schadevergoedingsplicht van Renault vanwege het te hard rijden en/of niet dragen van de gordel door [Verzoeker] tot 75% verminderd is, dient Renault de proceskosten van [Verzoeker] geheel te dragen. Rechtbank Gelderland 12 mei 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:8232