Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 230720 verzocht 25 uur x € 235,- + 21% begroot en toegewezen, ondanks mogelijke eigen schuld, 19 uur € 235,- + 21% = € 5402,00

RBNHO 230720 geen overmacht voor fietser tzv ongeval met voetganger; eigen schuld voetganger dient nog bepaald te worden; affectieschade dochter volledig toegewezen
- verzocht 25 uur x € 235,- + 21% begroot en toegewezen, ondanks mogelijke eigen schuld, 19 uur € 235,- + 21% = € 5402,00

Eigen schuld?

4.9.
In zijn verweer heeft [verweerders] . voor het eerst tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat wat voor [verweerder 1] geldt ook geldt voor [verzoeker] . Als [verweerder 1] [verzoeker] heeft kunnen zien, heeft [verzoeker] [verweerder 1] kunnen zien. Bij deze zichtbaarheid heeft [verzoeker] de keuze gemaakt om direct voor [verweerder 1] vanaf het voetpad het fietspad te stappen en heeft hij schuld aan het ontstaan van het ongeval, aldus [verweerder 1] .

[verzoekers] heeft daartegen verweer gevoerd en stelt dat de bijdrage van [verweerder 1] aan het ongeval groter is dan de bijdrage van [verzoeker] en de gevolgen van het ongeval daardoor 100% voor rekening van [verweerders] . dienen te komen.

De rechtbank is van oordeel dat partijen hun standpunten met betrekking tot de eigen schuld van [verzoeker] aan het ongeval nog niet voldoende hebben kunnen onderbouwen. Dit deelgeschil leent zich er niet voor daarnaar verder onderzoek te doen. De rechtbank kan dit geschilpunt van partijen dan ook niet beoordelen. Dit heeft tot gevolg dat het verzoek van [verzoekers] waarin wordt verzocht te bepalen dat [verweerders] . gehouden is de volledige door [verzoeker] als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade te vergoeden zal afwijzen.

Affectieschade

4.10.
[verweerders] . heeft tegen het verzoek van [verzoekster] [verweerders] . te veroordelen aan haar affectieschade te betalen van € 12.500,- aangevoerd dat haar vorderingsrecht eerst bestaat met de vaststelling van de aansprakelijkheid van [verweerder 1] voor het ongeval. Tegen het bedrag maken [verweerders] . geen bezwaar. Nu de aansprakelijkheid van [verweerder 1] in dit deelgeschil zal worden vastgesteld, zal de rechtbank dit verzoek toewijzen.

Kosten

4.11.
[verzoekers] verzoeken [verweerders] . te veroordelen in de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv. [verweerders] . heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek en tegen de hoogte van de opgevoerde kosten.

4.12.
Mede gelet op de uitkomst van de procedure, is de rechtbank van oordeel dat het deelgeschil terecht is ingesteld. De rechtbank is echter ook van oordeel dat de hoogte van de door [verzoekers] verzochte kosten dienen te worden gematigd. [verzoekers] heeft deze kosten tijdens de mondelinge behandeling gesteld op 25 uur tegen een uurtarief van € 235,- per uur exclusief BTW. [verweerders] . stelt in zijn verweer dat het redelijk is rekening te houden met in totaal 15 uren voor de gehele procedure. De rechtbank acht het redelijk, gelet op de omvang van het dossier en de inhoud van het verzoekschrift, de totale aan het dossier bestede tijd te stellen op 19 uur tegen voormeld uurtarief. De totale kosten komen daarmee op € 6.339,65 inclusief BTW en griffierecht. Deze kosten komen overeen met de kosten in vergelijkbare zaken. Nu de rechtbank de aansprakelijkheid van [verweerder 1] voor de gevolgen van het ongeval zal vaststellen, zal de rechtbank [verweerders] . veroordelen in deze kosten. ECLI:NL:RBNHO:2020:5455