Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Alkmaar 300512 (regres zkv) auto komt dwars op de linkerbaan te staan na aanrijding; 25% eigen schuld achteroprijder

Rb Alkmaar 300512 (regres zkv) auto komt dwars op de linkerbaan te staan na aanrijding; 25% eigen schuld achteroprijder 
De feiten 

2. In de nacht van 13 op 14 september 2010, omstreeks 05:00 uur, heeft een ongeval plaatsgevonden op de autosnelweg A6 ter hoogte van hectormeterpaal “105,7 Li”. Bij dat ongeval waren drie voertuigen betrokken, een vrachtauto, een Alfa Romeo en een Volkswagen Caddy. De bestuurder van de Alfa is kort na het ongeval, en als gevolg van dat ongeval, overleden. De Volkswagen werd bestuurd door [naam] (hierna: [X]). 

3. In een ongevallenanalyse van de politie van 26 september 2010 komt naar voren dat de bestuurder van de Alfa op onverklaarbare wijze met de voorzijde van zijn voertuig tegen de achterkant van de vrachtwagen is gereden, waarna de Alfa dwars op de linkerrijbaan van de autosnelweg tot stilstand is gekomen. Verder wordt in die analyse vermeld dat de verlichting aan de voorzijde van de Alfa door de aanrijding met de vrachtwagen zodanig beschadigd was dat deze niet meer kon worden onderzocht, en dat de Alfa niet goed zichtbaar was voor het overige verkeer, omdat deze dwars op de autosnelweg stond. De Volkswagen is met de voorzijde tegen de linkerflank van de Alfa gebotst. 

4. [X] had ten tijde van het ongeval een zorgverzekeringsovereenkomst met DFZ. DFZ heeft op grond van de verzekeringsovereenkomst met [X] een bedrag van  € 4.178,77 betaald voor geneeskundige behandelingen, die [X] moest ondergaan in verband met de verwondingen die hij bij het ongeval had opgelopen. 

4. De Noordhollandsche was ten tijde van het ongeval in het kader van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: WAM) de verzekeraar van de Alfa. 

5. DFZ heeft de Noordhollandsche op grond van artikel 6 WAM aansprakelijk gesteld voor de schade van [X] als gevolg van het ongeval. De Noordhollandsche heeft die aansprakelijkheid van de hand gewezen. 

Het geschil 

6. DFZ vordert betaling van een bedrag van € 4.178,77 van De Noordhollandsche. Ook wordt betaling van een bedrag van € 938,70 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd. Daarbij stelt DFZ – kort samengevat – dat de bestuurder van de Alfa een onrechtmatige daad heeft begaan doordat hij dwars op de snelweg is komen te staan en een aanrijding heeft veroorzaakt, en dat de Noordhollandsche aansprakelijk is voor de door [X] geleden schade, terwijl geen sprake is van eigen schuld van [X]. 

7. De Noordhollandsche betwist dat de bestuurder van de Alfa een onrechtmatige daad heeft begaan en zij ontkent aansprakelijkheid voor de geleden schade. Voor zover als sprake zou zijn van een onrechtmatige daad en aansprakelijkheid, meent de Noordhollandsche dat [X] in belangrijke mate heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval, zodat de schade op grond van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) voor het grootste deel voor rekening van DFZ moet blijven. 

8. Bij de beoordeling zal zo nodig nog nader op de standpunten van partijen worden ingegaan. 

De beoordeling 

9. Het gaat in deze zaak om de vraag om de vraag of de bestuurder van de Alfa een onrechtmatige daad heeft begaan jegens [X] en of De Noordhollandsche in dat kader de gestelde schade geheel of deels moet vergoeden aan DFZ. 

10. Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van een onrechtmatige daad door de bestuurder van de Alfa. Daarover wordt het volgende overwogen. 

11. Vast staat dat de Alfa in aanrijding is gekomen met de achterkant van de vrachtwagen en vervolgens dwars op de linkerrijbaan van de autosnelweg tot stilstand is gekomen. DFZ stelt terecht dat het dwars op de linkerrijbaan tot stilstand komen een gedraging oplevert die in strijd is met de verkeersregels. Op grond van artikel 43 lid 2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 is het immers voor bestuurders verboden op de rijbaan van een autosnelweg of autoweg hun voertuig te laten stilstaan. Verder leverde die gedraging gevaar op de weg op, zodat ook sprake is van strijd met artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Met de enkele overtreding van deze verkeersregels is de onrechtmatigheid van het gedrag van bestuurder van de Alfa nog niet zonder meer gegeven. Echter, het gedrag van de bestuurder van de Alfa heeft in de omstandigheden van dit geval een dermate gevaarlijke situatie in het leven geroepen dat die gedraging jegens andere weggebruikers, waaronder [X], zonder meer onrechtmatig is. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de Alfa in het donker, dwars op de linkerrijbaan van de autosnelweg tot stilstand is gekomen, en dat ervan moet worden uitgegaan dat alleen het achterlicht van de Alfa nog functioneerde en de Alfa slecht zichtbaar was. Ook is van belang dat andere weggebruikers met een dergelijke gedraging en situatie maar beperkt rekening kunnen houden. 

12. De bestuurder van de Alfa is gelet op het bovenstaande wegens een onrechtmatige daad aansprakelijk voor de schade van [X]. Gelet daarop kan in het midden blijven of de aanrijding met de vrachtwagen aan de bestuurder van de Alfa te wijten was of aan hem kan worden toegerekend. 

13. Vervolgens is de vraag aan de orde of er sprake is van ‘eigen schuld’ van [X], zoals bedoeld in artikel 6:101 BW en zo ja, of de schade gelet daarop voor een deel voor rekening van DFZ moet blijven. 

14. In artikel 6:101 lid 1 BW is bepaald dat wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht wordt verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingspichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist. 

15. De kantonrechter overweegt dat artikel 6:101 lid 1 BW meebrengt dat de schade in eerste instantie over de bestuurder van de Alfa en [X] verdeeld dient te worden, in evenredigheid met de mate waarin de aan hen toe te rekenen omstandigheden tot het ontstaan daarvan hebben bijgedragen. Daarbij gaat het niet om een beoordeling van de ernst en de mate van verwijtbaarheid van de over en weer gemaakte fouten. Die beoordeling komt gelet op artikel 6:101 lid 1 BW pas aan de orde bij de vraag of een zogeheten billijkheidscorrectie moet worden toegepast, waarbij tevens rekening dient te worden gehouden met alle andere omstandigheden van het geval. 

16. Naar het oordeel van de kantonrechter moet de schade voor 25% aan [X] zelf worden toegerekend. Op zichzelf behoefde [X] maar in beperkte mate rekening te houden met de stilstaande Alfa op de linkerbaan van de autosnelweg rijweg, temeer daar deze dwars stond en slecht zichtbaar was. Anderzijds kan De Noordhollandsche worden gevolgd in haar stelling dat [X] zijn snelheid onvoldoende heeft aangepast aan de omstandigheden en daardoor schade teweeg heeft gebracht die mede aan hem kan worden toegerekend. Blijkens de verklaring van [X] reed hij tussen 100 en 120 km/h, terwijl het donker was en hard regende. Verder heeft [X] verklaard dat hij een rood licht zag branden op het midden van de weg op een afstand van ongeveer 100 meter. [X] heeft de Alfa volgens zijn verklaring pas waargenomen toen hij op ongeveer 10 meter afstand daarvan was en hij heeft zijn snelheid tot dat moment kennelijk niet beperkt. Gelet echter op de weersomstandigheden en het feit dat [X] een rood licht waarnam op het midden van de weg, had hij zijn snelheid moeten beperken. Nu hij dit niet heeft gedaan, moet ervan worden uitgegaan dat zijn gedrag in enige mate tot het ontstaan van de schade heeft bijgedragen. De kantonrechter is van oordeel dat de bijdrage van [X] aan het ongeval en het ontstaan van de schade een vermindering van de vergoedingsplicht van 25% rechtvaardigt. 

17. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van dit geval geen aanleiding voor eerdergenoemde billijkheidscorrectie, mede gelet op het feit dat het hier om een ongeval tussen twee gemotoriseerde voertuigen gaat. 

18. De conclusie is dat de door DFZ gestelde schade van € 4.178,77, die op zichzelf niet is betwist door De Noordhollandsche, voor 75% moet worden vergoed, te weten tot een bedrag van € 3.134,07. Ook de gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen, omdat de verschuldigdheid daarvan niet is betwist. 

19. De gestelde buitengerechtelijke werkzaamheden komen niet voor vergoeding in aanmerking. Tegenover de betwisting daarvan door [De Noordhollandsche]. heeft DFZ onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd dat zodanige buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht dat een aparte vergoeding daarvoor gerechtvaardigd is. De overgelegde brieven van 9 augustus 2011 en 20 oktober 2011 zijn in dit verband onvoldoende.  LJN BW8639