Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 060612 aansprakelijkheid voor de laatste in de kettingbotsing

Rb Arnhem 060612 aansprakelijkheid voor de laatste in de kettingbotsing 

vervolg op: rb-arnhem-161111-zwaan-op-snelweg-bewijsopdrachten-tzv-daaropvolgende-kop-staartbotsing

2.2.  Bij het tussenvonnis is [eiseres] opgedragen te bewijzen: 


1)  de door haar gestelde toedracht van de aanrijding tussen [betrokkene 1] en [eiseres] 
  op 10 januari 2010 zoals is verwoord in rechtsoverweging 4.1 van het 
  tussenvonnis, met uitzondering van de gestelde reden waarom [betrokkene 1] op de 
  linker rijbaan is gaan remmen; 
2)  dat [betrokkene 2] voorafgaande aan de aanrijding tussen [eiseres] en [betrokkene 2] op 
  10 januari 2010 onvoldoende afstand heeft gehouden tot de auto van [eiseres]; 
3)   dat [betrokkene 2] voorafgaande aan de aanrijding tussen [eiseres] en [betrokkene 2] op 
  10 januari 2010 niet goed heeft opgelet en/of niet goed heeft geanticipeerd op de 
  aanrijding tussen [betrokkene 1] en [eiseres] alsmede dat [betrokkene 2] als gevolg 
  daarvan achterop de auto van [eiseres] is gebotst. 

2.3.  [eiseres] heeft in enquête zichzelf doen horen als getuige alsmede A.M. [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]), bestuurder van de Oldsmobile Cutlass, B.M. [betrokkene 3], bijrijder van de Oldsmobile Cutlass, J.P.J. [betrokkene 2], bestuurder van de Mitsubishi Colt, D.V. [betrokkene 4], bijrijder van de Mitsubishi Colt, J. [betrokkene 5], passagier van de Mitsubishi Colt en hoofdagent 
E. [betrokkene 6]. Achmea en Ohra hebben afgezien van contra-enquête. 

Aanrijding tussen [eiseres] en [betrokkene 1] 
2.4.  In rechtsoverweging 4.1 van het tussenvonnis is overwogen dat [eiseres], zoals zij ter comparitie nader heeft toegelicht, [betrokkene 1] verwijt dat hij te weinig afstand heeft gehouden tot de voor hem op de rechter rijbaan rijdende vrachtwagen en dat hij abrupt, hoekig, nonchalant, ineens naar links uitschoot toen de vrachtwagen ging remmen, terwijl [eiseres] op dat moment reeds op de linker rijbaan reed. Volgens [eiseres] kon [betrokkene 1] door deze inhaalmanoeuvre niet goed meer anticiperen op de zwaan die voor de vrachtwagen de weg overstak en is hij daarom hevig gaan remmen waardoor hij de linker vangrail heeft geraakt, is gaan draaien en dwars op de linker rijbaan tot stilstand is gekomen. [eiseres] stelt dat zij hem daardoor niet meer kon ontwijken. Volgens [eiseres] gebeurde alles tegelijk en moest zij meteen volop op de rem toen [betrokkene 1] naar links kwam. 

2.5.  [eiseres] heeft als getuige verklaard dat zij bij de door haar ter comparitie afgelegde verklaring blijft en dat die een volledige beschrijving geeft van haar beleving van de gebeurtenissen. Aanvullend heeft zij als volgt verklaard. 

Ik heb gezegd dat ik de groene auto abrupt, hoekig, nonchalant, ineens zag uitschieten naar links. Ik ben bang dat mijn Vlaamse omschrijving misschien niet helemaal juist overkomt. De beweging die de groene auto heeft gemaakt, kan ik, denk ik, het best als slingerend omschrijven. Hij heeft toen geen richtingaanwijzer gebruikt. 

2.6.  [betrokkene 1] heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard. 

Ik reed op de rechterrijbaan achter een vrachtauto. Ik denk dat ik 15 à 20 meter achter hem reed. Ik reed niet veel harder, misschien 10 kilometer per uur harder dan de vrachtauto. Ik denk dat ik 90 à 95 kilometer per uur reed. Vervolgens remde de vrachtauto, ik weet niet waarom. Omdat de vrachtauto remde ging ik deze inhalen. Ik heb toen gewoon eerst naar links gekeken en daar reed niemand. Ik zag ook niemand in mijn linkerspiegel. Ik haalde niet gehaast in, maar wilde gewoon een baantje opschuiven om in te halen. Op het moment dat ik inhaalde zat ik voor mijn gevoel niet kort op de vrachtauto. Het zal dan iets minder zijn geweest dan die 15 à 20 meter. Toen ik op de linkerbaan reed, een klein stuk voorbij de achterkant van de trailer van de vrachtauto, maakte de vrachtauto een slingerbeweging naar links en direct daarna weer naar rechts. Hij kwam hierdoor op de linkerrijbaan. Mijn reactie was remmen en toen raakte ik meteen in een slip. […] Toen ik de vrachtauto ging inhalen, heb ik mijn richtingaanwijzer gebruikt en ik heb in mijn spiegels niemand gezien waarvoor ik moest inhouden. Ik kon dus normaal inhalen. Ik heb de Fiat daarna niet zien naderen. Ik zag haar pas toen ze al tegen mijn auto was gebotst. 
2.7.  [betrokkene 3] voornoemd heeft, voor zover van belang, verklaard als volgt. 

Ik weet dat we op enig moment op een tweebaansweg reden, op de rechterrijbaan achter een vrachtauto. Ik weet niet hoe hard we reden. Mijn vriend hield normaal afstand van die vrachtauto. Hij ging op enig moment inhalen. Ik herinner mij niet dat daarvoor een speciale aanleiding was. Hij spiegelde en deed zijn richtingaanwijzer aan. U vraagt mij waarom ik mij dat zo goed herinner. Als ik daarover nadenk is dat meer omdat hij dat altijd doet. Ik weet wel dat hij normaal heeft ingehaald en gewoon een baantje is opgeschoven. Toen we op de linkerrijstrook reden en de neus van onze auto ter hoogte was van de achterkant van de vrachtauto, zag ik de vrachtauto naar ons toekomen. Hij kwam op onze rijstrook en kwam heel dichtbij. Mijn vriend was al aan het remmen toen ik dat zag. […[ Ik heb eerder gezegd dat mijn vriend altijd spiegelt en zijn richtingaanwijzer gebruikt als hij inhaalt. Hij kijkt dan ook altijd over zijn linkerschouder. 

2.8.  De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 164, tweede lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de verklaring die [eiseres] als partijgetuige heeft afgelegd, geen bewijs in haar voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Volgens vaste jurisprudentie houdt dat in dat er aanvullende bewijzen voorhanden moeten zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijverklaring voldoende geloofwaardig maken. De rechtbank is van oordeel dat dergelijk aanvullend bewijs niet is geleverd. 

2.9.  Zoals in rechtsoverweging 4.4 van het tussenvonnis reeds is overwogen, is het de combinatie van de door [eiseres] gestelde inhaalmanoeuvre en de remmanoeuvre van [betrokkene 2] die onrechtmatig is jegens [eiseres] en niet de remmanoeuvre op zichzelf. Over de inhaalmanoeuvre van [betrokkene 1] hebben de vrachtwagenchauffeur (2.6 van het tussenvonnis) en de inzittenden van de achteropkomende Mitsubishi Colt niet verklaard, terwijl de getuigenverklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 3] dienaangaande haaks staan op die van [eiseres], zodat daarin geen steun kan worden gevonden voor haar getuigenverklaring van [eiseres]. Ook is er geen aanleiding om de getuigenverklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 3] ongeloofwaardig te achten. Hoewel [betrokkene 1] volgens het proces-verbaal van de politieregio Gelderland-Zuid (2.4 van het tussenvonnis) direct na het ongeval zou hebben aangegeven dat hij remde voor de zwaan, heeft hij op het schadeformulier (2.9 van het tussenvonnis), aan zijn assurantietussenpersoon (2.13 van het tussenvonnis), aan het onderzoeks- en adviesbureau Schalke & Partners en als getuige consequent verklaard dat hij heeft geremd omdat de vrachtauto naar links uitweek, hetgeen ook strookt met de hiervoor aangehaalde getuigenverklaring van [betrokkene 3] en die van [betrokkene 4] voornoemd (zie hierna in rechtsoverweging 2.13). Bovendien heeft [betrokkene 1] consistent verklaard wat betreft zijn afstand tot de vrachtwagen, zijn snelheid, het moment van remmen, het slippen en de daaropvolgende botsing. Over zijn wijze van inhalen heeft [betrokkene 1] eerst als getuige een verklaring afgelegd. Deze stemt wederom overeen met de getuigenverklaring van [betrokkene 3], namelijk – samengevat – dat [betrokkene 1] in zijn spiegels heeft gekeken, zijn knipperlicht heeft gebruikt en gewoon een baantje naar links is opgeschoven. Uit het proces-verbaal van de politie Gelderland-Midden van de verklaring van [betrokkene 3] dat vermeldt dat [betrokkene 1] zijn auto de linkerrijstrook opstuurde om de remmende vrachtauto en de zwaan te ontwijken (2.5 van het tussenvonnis), kan weliswaar de indruk ontstaan dat [betrokkene 1] volgens [betrokkene 3] onverhoeds van rijstrook is gewisseld, maar daaruit blijkt niet dat [betrokkene 3] dat ook heeft verklaard. De wijze van inhalen wordt daarin immers niet beschreven. De rechtbank heeft daarom evenmin aanleiding om aan de geloofwaardigheid van de getuigenverklaring van [betrokkene 3], waarin ze heeft verklaard dat [betrokkene 1] op de gebruikelijke manier had ingehaald, te twijfelen. 

2.10.  De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiseres] niet is geslaagd in de eerste bewijsopdracht. In rechtsoverweging 4.5 van het tussenvonnis is reeds overwogen dat dit meebrengt dat de gevorderde verklaring voor recht (rechtsoverweging 3.1 onder 1 van het tussenvonnis) zal worden afgewezen. 

2.11.  [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Achmea worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Achmea worden begroot op: 
- griffierecht    €  568,00 
- salaris advocaat    1.356,00 (3,0 punten × tarief € 452,00) 
Totaal    €   1.924,00 

Aanrijding tussen [betrokkene 2] en [eiseres] 
2.12.  Ten aanzien van de toedracht van de aanrijding tussen [betrokkene 2] en [eiseres] heeft [betrokkene 2], voor zover van belang, het volgende verklaard. 

Voor mij op de weg zag ik een obstakel. Daarmee bedoel ik dat ik heb gezien dat een groene auto slingerde en dat er vervolgens een zwarte auto op knalde en die beide tot stilstand kwamen half op de weg. Ik twijfel eraan of ik dit heb gezien of heb beredeneerd nu ik u dit hoor voorlezen. Ik remde nog, dat weet ik nog wel, het was nat, niet echt glad, en ik knalde vervolgens op de zwarte auto. Dit alles gebeurde razendsnel in mijn beleving. […] U vraagt mij op welk deel van de weg ik reed. In mijn beleving reed ik links. Zeker weet ik dat ook niet meer. U vraagt mij waar de groene auto reed. Ik zie alleen nog voor me hoe ze stonden na het ongeval. […] Ik reed niet belachelijk hard, nooit meer dan 130 kilometer per uur. Dat is omdat ik dat zelden doe. Eigenlijk weet ik niet meer hoe hard ik reed. U houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat ik 90 kilometer per uur reed. Ik ben verbaasd omdat ik in mijn beleving op dit moment toen harder reed. U vraagt mij hoeveel afstand er bestond tussen mijn auto en de zwarte auto. Ik heb geen idee hoeveel dat is geweest. Ik herinner mij nog dat ik best een eind heb geremd. In die tijd heb ik de vriend naast mij, [ ] [betrokkene 4], nog geschrokken aangekeken. We realiseerden ons dat we zouden gaan botsen. 

2.13.  [betrokkene 4] voornoemd heeft, voor zover van belang, verklaard als volgt. 

Ik herinner mij nog dat er op de rechterrijstrook een vrachtwagen reed die ineens naar links zwiepte. Ik weet niet of die ook op de linkerrijstrook terecht is gekomen. Twee auto’s voor ons op de linkerrijstrook reed een mooie chique auto die daarop reageerde door te remmen en naar links, naar de vangrail, te sturen. De auto die daar achter reed stuurde daarop naar rechts en daar zijn wij opgeklapt. Dit alles ging heel snel. Het voelde langzaam maar gebeurde snel. […] U vraagt mij wat de snelheid was van onze auto. Ik heb echt geen idee. Ik was ook maar bijrijder. Ik weet ook niet wat de afstand tussen de auto’s was. Ook kan ik mij echt niet meer herinneren of en zo ja hoever wij achter de vrachtwagen reden. […] Ik weet dat [betrokkene 2] [[betrokkene 2], toevoeging rechtbank] ook heeft geremd maar ik weet niet meer wanneer. 

2.14.  [betrokkene 5] voornoemd heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard. 

Toen keek ik over de schouder van [betrokkene 2] [[betrokkene 2], toevoeging rechtbank]. Of dat links of rechts was weet ik niet meer. Ik zag toen een grote oldtimer een slingerbeweging maken en zag de achterkant van die auto heen en weer gaan. U vraagt mij waar die oldtimer reed. Dat weet ik niet zeker. Ik weet alleen dat ik het recht voor mij zag gebeuren, dus op dezelfde rijbaan als waar wij reden. Volgens mij reden wij zelf links. Dat denk ik omdat wij op de linkerrijbaan tot stilstand zijn gekomen. 
Op dat moment heb ik alleen die slingerende oldtimer gezien. Omdat ik toen ook al slipgeluiden hoorde en voelde dat wij hard remden, schrok ik nog meer en heb me schrap gezet. Ik heb toen niet meer gekeken. Voor mijn gevoel duurde het lang voordat de knal kwam. Het leek wel slow motion. Ik kan u niet vertellen hoelang dat precies heeft geduurd. Pas toen ik uitstapte zag ik dat er nog een auto tussen ons en de oldtimer in zat. […] Ik heb geen idee of [betrokkene 2] nog had kunnen wegsturen. Zoals ik eerder verklaarde heb ik, toen ik over zijn schouder keek, de auto tussen de oldsmobiel en ons niet gezien. Ik weet dus ook niet wat de afstand tussen de drie auto’s is geweest. De oldsmobiel reed voor mijn gevoel een behoorlijk eind voor ons. Ik heb niet uitgebreid gekeken. Ik schrok op, keek en zette me schrap en dit alles in een flits. Ik heb ook geen idee hoe hard wij reden voordat [betrokkene 2] remde. 
2.15.  Uit deze verklaringen, in onderlinge samenhang bezien, volgt onmiskenbaar dat [betrokkene 2] heeft gezien dat de Oldsmobile Cutlass slingerde, dat de Fiat Bravo daar vervolgens tegenaan botste en dat beide auto’s tot stilstand kwamen, dat dit alles zich recht voor hen op dezelfde rijstrook voltrok en dat [betrokkene 2] om die reden direct hard heeft geremd maar desondanks niet tijdig tot stilstand heeft kunnen komen en achterop de Fiat Bravo is gebotst. 

2.16.  De rechtbank is van oordeel dat daarmee tussen [eiseres] en Ohra in voldoende mate is komen vast te staan dat [betrokkene 2] onvoldoende afstand heeft gehouden tot zijn voorligger [eiseres] en daarmee de norm van artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) heeft geschonden. Zoals in rechtsoverweging 4.12 van het tussenvonnis reeds is geoordeeld, heeft het risico waar die norm tegen beoogt te beschermen – te weten voorkoming van schade door aanrijdingen van achteren – zich verwezenlijkt. Daarmee staat vast dat [eiseres] schade heeft geleden tengevolge van deze toerekenbare onrechtmatige daad van [betrokkene 2] alsmede dat Ohra daarvoor aansprakelijk is op de voet van artikel 6 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). De primair gevorderde verklaring voor recht (rechtsoverweging 3.1 onder 2 van het tussenvonnis) zal dan ook worden toegewezen. Om die reden behoeft de derde bewijsopdracht geen bespreking meer., LJN BW8573