Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 120218 aansprakelijkheid ter zitting erkend; verplichting tot verwijdering interne fraudemelding

Rb Den Haag 120218 aansprakelijkheid ter zitting erkend; nadere bewijslevering nodig tzv vaststelling CV; verplichting tot verwijdering interne fraudemelding;
kosten gevorderd: € 5.402,00; begroot en toegewezen € 4.010,50 obv 13 uren à € 250,00 + BTW en griffierecht, geen kantoorkosten

4 De beoordeling
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat ter zitting is gebleken dat Allianz niet betwist dat haar verzekerde aansprakelijk is voor het ontstaan van de aanrijding en dat [verzoeker] Allianz als WAM-verzekeraar dus rechtstreeks kan aanspreken. Het geschil ziet feitelijk dan ook niet op de aansprakelijkheid, maar betreft met name de vraag of door de aanrijding daadwerkelijk letselschade is toegebracht aan [verzoeker]. [verzoeker] stelt dat sprake is van causale letselschade, bestaande uit rug- en nekklachten en meent dat Allianz gehouden is de schade-afwikkeling voortvarend ter hand te nemen. Allianz betwist dat voor haar een rol is weggelegd, nu volgens haar causaal letsel ontbreekt en feitelijk sprake is van fraude aan de zijde van [verzoeker]. Bovendien leent dit geschil zich in verband met de vele geschilpunten niet voor beoordeling in een deelgeschilprocedure, aldus Allianz.

4.2.
De rechtbank volgt Allianz niet in haar stelling dat het geschil zich in het geheel niet leent voor een beoordeling in deelgeschil. Nu ter zitting is gebleken dat niet langer in geschil is dat Allianz aansprakelijk is voor eventuele schade als gevolg van het ongeval, is de verzochte verklaring voor recht daarmee toewijsbaar. Dat laat echter onverlet dat daarmee de schadediscussie niet is beslecht. Immers, gebleken is dat partijen fundamenteel van mening verschillen over de botssnelheid (van 35 km per uur tot 2 km per uur) en, in lijn daarmee, over de vraag of door de aanrijding de gestelde letselschade is c.q. kan zijn ontstaan. In het kader van dit deelgeschil is het niet mogelijk vast te stellen van welke feiten in rechte moet worden uitgegaan. Daarvoor is meer feitelijke informatie nodig en mogelijk zelfs getuigenverhoren en/of een deskundigenbericht. Immers, niet alleen lopen de verklaringen over de toedracht van het ongeval, het schadebeeld van de Renault en de botssnelheid ver uiteen, maar ook bestaat er discussie over de verklaringen van de diverse getuigen, waaronder de broer van [verzoeker], (die destijds diens bijrijder was). De broer heeft blijkens het proces-verbaal van de politie tegenover de politie verklaard dat [verzoeker] voor het ongeval al klachten had, maar hij betwist in een latere verklaring, die door [verzoeker] in het geding is gebracht, dat hij iets dergelijks zou hebben gezegd. Dat alles brengt met zich dat veel voor de schadevraag relevante feiten niet vast staan en er dus niet zonder meer van kan worden uitgegaan dat de gestelde thans nog bestaande rug- en nekklachten van [verzoeker] (geheel) causaal zijn. Daaraan doet niet af dat [verzoeker] na het ongeval is gezien op de SEH en door de huisarts en dat hij verwezen is naar de fysiotherapeut. De rechtbank ziet geen aanleiding in deze deelgeschilprocedure uitvoerig nader bewijs te laten leveren, nu deze procedure zich daarvoor in beginsel niet leent.

4.3.
De rechtbank acht het onder de gegeven omstandigheden niet onbegrijpelijk dat Allianz tot op heden niet bereid is gebleken tot een “pragmatische afwikkeling”, zoals door [verzoeker] kennelijk voorgestaan. Dat laat echter onverlet dat op Allianz als verzekeraar van de aansprakelijke partij de verplichting rust nadere informatie van de zijde van [verzoeker], die mogelijk meer licht op de zaak kan werpen, te beoordelen, daarover een standpunt in te nemen en zo nodig op haar kosten zelf nader onderzoek te (laten) verrichten. Ter zitting is reeds besproken dat [verzoeker] in dat kader in ieder geval een kopie van de volledige huisartsenkaart van zes jaar voor het ongeval zal opvragen en zal toesturen aan Allianz, ter nadere onderbouwing van zijn stelling dat van pre-existente klachten geen sprake is, en relevante informatie van de uitkeringsinstantie over zijn arbeidsongeschiktheid. Het is dan aan partijen vervolgens hun (proces)positie te bepalen.

4.4.
Beoordeeld dient nog wel te worden of het verzoek tot ongedaan maken van de registratie toewijsbaar is. De rechtbank volgt [verzoeker] in zijn stelling dat die registratie onder de gegeven omstandigheden ongedaan dient te worden gemaakt. Weliswaar zijn er thans nog veel tegenstrijdigheden en onduidelijkheden in het dossier, maar dat is vooralsnog onvoldoende om een verstrekkende maatregel als een interne fraudemelding te handhaven. De rechtbank weegt daarbij mee dat het dossier naast het SEH-verslag twee verslagen van fysiotherapeuten bevat, waarin zij verslag doen van nek- en rugklachten die na het ongeval zijn opgetreden en een verklaring van de huisarts, waarin hij te kennen geeft niet bekend te zijn met eerdere rug- of nekklachten van [verzoeker]. Het verzoek betreffende de registratie zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de verzekeraar verplicht wordt, zoals te doen gebruikelijk, binnen twee weken na heden een latere vermelding toe te voegen betreffende de onderhavige uitspraak, die feitelijk leidt tot beëindiging van de eerdere vermelding.

4.5.
Dan resteert de vraag of de verzochte procedurekosten toewijsbaar zijn. De advocaat van [verzoeker] vordert een bedrag van € 5.324, vermeerderd met het griffierecht ad € 78. Allianz betwist dat een kostenveroordeling aan de orde is. Voorts betwist zij de hoogte van de kosten en acht die bovenmatig en niet redelijk, nu de zaak niet complex is en er geen specificatie is overgelegd.

4.6.
De rechtbank verwerpt het verweer dat de kosten in het geheel niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu de rechtbank op onderdelen een beslissing heeft gegeven. De rechtbank ziet wel aanleiding het aantal te vergoeden uren te beperken tot 13. De mondelinge behandeling heeft nog geen anderhalf uur geduurd heeft en de reistijd is zeer gering. Bovendien acht de rechtbank 7 uur (naast de 6 uur die al voor het verzoekschrift is gerekend) voor voorbereiding, overleg en bestudering van het verweerschrift, mede in het licht van het feit dat de advocaat zeer ervaren is, bovenmatig. Het tarief zal worden verlaagd naar € 250 per uur exclusief BTW, nu dat in redelijkheid als een maximaal tarief wordt gezien voor een zaak als deze, met een privépersoon als cliënt. Daarbij wordt meegewogen dat voor de kennelijk nog gehanteerde opslag voor kantoorkosten naar het oordeel van de rechtbank in de huidige tijd geen ruimte meer is. Dat leidt tot een bedrag van € 3.250 ex BTW en € 3.932,50 inclusief BTW, vermeerderd met een bedrag van € 78 aan griffierecht. Nu de aansprakelijkheid van Allianz vast staat, is Allianz gehouden een bedrag van € 4.010,50 aan proceskosten aan [verzoeker] te voldoen. ECLI:NL:RBDHA:2018:1402