Rb Noord-NL 280116 achteropaanrijding voor zebrapad bij winkelcentrum; achteroprijder volledig aansprakelijk
- Meer over dit onderwerp:
Rb Noord-NL 280116 achteropaanrijding voor zebrapad bij winkelcentrum; achteroprijder volledig aansprakelijk;
- kosten gevorderd en toegewezen obv € 297,00 (obv Recofa-basisuurtarief x 1.5) + 6,5% + 21%, totaal € 11.212,03;
2. De feiten
2.1. Op 7 juni 2013 reed X in het begin van de middag in haar personenauto met kenteken XX-XX-XX, op de Statenweg te Emmen. Zij stopte voor een zebrapad. Zij werd van achteren aangereden door een Renault Scenic, met kenteken XX-XX-XX, bestuurd door mevrouw Y (hierna: Y). Dit voertuig was tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Klaverblad.
2.2. X heeft een Aanrijdingsformulier ingevuld. Deze is als productie overgelegd. In het formulier heeft zij vermeld:
"A stopte voor het zebrapad, trok weer op en B knalde achterop."
2.3. X heeft bij de aanrijding letsel opgelopen. Het betreft hoofdpijn- en nekpijnklachten, pijn in de armen en concentratieproblemen. Zij heeft zich nog dezelfde dag arbeidsongeschikt gemeld. X heeft eind 2013 een aantal onderzoeken ondergaan en begin 2014 een poliklinisch revalidatietraject gevolgd.
2.4. X heeft zich, ter behartiging van haar belangen, (in eerste instantie) gewend tot bureau Bosch en Berg te Almelo. Bosch en Berg heeft Klaverblad namens X aansprakelijk gesteld voor de door X door het ongeval geleden en nog te lijden schade. Klaverblad betwist de aansprakelijkheid. Zij beroept zich op het door Y ingevulde aanrijdingsformulier d.d. 7 juni 2013, waarin staat vermeld:
"tpg stopte plotseling voor het zebrapad, er waren geen voetgangers, vervolgens kon ik niet meer afremmenen botste achterop voorganger. "
2.5. X is medio 2014 overgestapt naar haar huidige belangenbehartiger, PALS letselschadegroep. Tussen PALS en (de belangbehartiger van) Klaverblad heeft correspondentie plaatsgevonden over de aansprakelijkheid, maar Klaverblad blijft bij afwijzing van haar aansprakelijkheid.
2.6. In de verzekeringsgeneeskundige rapportage d.d. 23 april 2015 d.d. staat onder meer het volgende vermeld:
2.2.2 Anamnese
( ... )
Bij onderzoek was er een slijtage in de nek gezien.
( ... )
4.1. Overwegingen en functionele mogelijkheden
Overwegingen
Cliënt is een 52-jarige vrouw die 32 uur per week als schoonmaakster werkzaam was. Cliënt meldde zich op 07-06-2013 zie wegens nekklachten met prikkelingen in beide armen na een verkeersongeval. Cliënt stond met haar auto stil voor een zebrapad. Toen ze net bezig was met optrekken reed een andere personen auto achter op haar auto. Cliënt is voor haar medische problematiek uitgebreid onderzocht en behandeld. Cliënt heeft last gehouden van de aandoening van de nek. Hierdoor claimt cliënt beperkingen door pijn in de nek, tintelingen en een doof gevoel in de vingers. Cliënt kan lichamelijk minder dan voorheen. Ze moet haar inspanningen doseren en geen zwaar werk doen. Ook mentaal heeft dit gevolgen. Cliënt kan haar toestand niet goed accepteren. Cliënt ervaart daardoor spanning en kan niet goed slapen. Hierdoor claimt cliënt beperkingen door vermoeidheid en prikkelbaarheid. Ze kan minder goed met conflicten omgaan en is vergeetachtig.
Ik kan mij goed vinden in de bovengenoemde beperkingen. Er is sprake van een plausibel klachtenpatroon wat aansluit bij de aanwezige medische gegevens en eigen bevindingen, waarbij de gezondheidsklachten met de ervaren belemmeringen in activiteiten en arbeidsmogelijkheden een logische en samenhangend geheel vormen, passend bij de problematiek van cliënt.
( ... )
4.2. Prognose functionele mogelijkheden
Door de duur en aard van de problematiek verwacht ik verder niet of nauwelijks nog een beduidende verbetering van klachten en beperkingen.
5 Conclusie
Er is sprake van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. Hierdoor is cliënt aangewezen op werkzaamheden conform de opgestelde functionele mogelijkhedenlijst. Cliënt kan deze mogelijkheden duurzaam benutten.
2.7. In het rapport van het arbeidsdeskundig onderzoek van 4 mei 2015 staat onder conclusies vermeld:
Mevrouw X is ongeschikt voor de maatgevende arbeid.
Het arbeidsongeschiktheidspercentage in het kader van de WIA per 5 juni 2015 is 100% .
Er is geen verdiencapaciteit.
3. Het deelgeschil
3.1. X verzoekt de rechtbank - na vermeerdering van het verzoek - om bij beschikking in deelgeschil, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat Klaverblad aansprakelijk is voor de gevolgen van het X op 7 juni 2013 overkomen ongeval;
- te bepalen dat Klaverblad de nog nader vast te stellen ongevalgerelateerde schade aan X dient te vergoeden;
- Klaverblad zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting ter zake van de door X reeds geleden en verder nog te lijden schade aan haar een voorschot op de schadevergoeding te verstrekken ten bedrage van (minimaal) € 2.500,00 althans een (ander) bedrag dat de rechtbank in goede justitie juist acht;
- de kosten van onderhavige deelgeschilprocedure te begroten conform het gevorderde bedrag ad € 11.212,03, en Klaverblad te veroordelen tot betaling daarvan.
3.2. X stelt onder verwijzing naar een toedrachtomschrijving (prod. 6) dat zij voor een zebrapad op de Statenweg, dat zich bevindt ter hoogte van een winkelcentrum binnen de bebouwde kom in de Gemeente Emmen, diende te stoppen in verband met overstekende voetgangers. Bij het weer optrekken werd zij van achteren aangereden. X meent primair dat reeds uit de omschrijving van de toedracht blijkt, althans volgt, dat de verzekerde van Klaverblad jegens X onrechtmatig heeft gehandeld. Subsidiair stelt zij dat de omkeringsregel van toepassing is en meer subsidiair dat op basis van de verklaringen van partijen sprake is van een bewijsverrnoeden.
3.3. Klaverblad betwist het verzoek. De bewijslast rust volgens Klaverblad -conform de hoofdregel van art. 150 Rv. - voor de feiten die volgens X tot aansprakelijkheid leiden op X. De omkeringsregel noch een bewijsvermoedenis van toepassing.
3.4. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
4. De beoordeling
Ontvankelijkheid
4.1. X heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In genoemd artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen.
Deze procedure biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter te adiëren. Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade .
4.2. Gezien het doel van de deelgeschilprocedure, te weten het bevorderen van de buitengerechtelijke onderhandelingen in het kader van de afhandeling van letsel- en overlijdensschade, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019z Rv). De investering in tijd, geld en moeite moeten aldus worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren.
4.3. Het verzoek, zoals dat ter zitting is toegelicht, strekt er toe te bepalen dat Klaverblad aansprakelijk is voor de gevolgen van het X op 7 juni 2013 overkomen ongeval.
4.4. Aannemelijk is dat wanneer een beslissing over de aansprakelijkheidsvraag is gegeven, en dus duidelijk is wat op dit punt tussen partijen rechtens heeft te gelden, partijen de buitengerechtelijke onderhandelingen kunnen voortzetten. Daarmee is het belang van X gegeven.
Inhoudelijk
4.5. X stelt, dat zij stilhield voor een zebrapad, teneinde overstekende voetgangers te laten passeren. Toen zij weer wilde optrekken, werd zij van achteren aangereden door de verzekerde van Klaverblad. X stelt zich op het standpunt dat haar vordering wordt beheerst door art. 6: 162 BW jo. art. 19 RVV en art 6 WAM. De verzekerde van Klaverblad (Y) heeft haar voertuig niet tot stilstand kunnen brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en de weg vrij was. Y heeft zelf verklaard (in haar schadeaangifte formulier), dat zij achter op de auto van X is gebotst. Uit het formulier blijkt ook dat de botsing plaatsvond voor een zebrapad, dat zich overigens bevond ter hoogte van een winkelcentrum.
X noemt verder als relevante omstandigheden van het geval:
- het ongeval vond plaats binnen de bebouwde kom;
- het ongeval vond plaats direct voor een zebrapad;
- er is sprake van meerdere zebrapaden achter elkaar;
- aan beide zijden van de weg staat bebouwing, bestaande uit een flatgebouwen een winkelcentrum;
- vlak na het zebrapad komen er andere wegen op de Statenweg uit;
- automobilisten worden met borden en een waarschuwingslicht voor zebrapaden gewaarschuwd.
4.6. Klaverblad betwist de door X genoemde toedracht van het ongeval. Zij geeft aan dat Y op haar schadeformulier vermeldt, dat X plotseling stopte voor het zebrapad hoewel er geen overstekende voetgangers waren. Zij geeft aan dat zij niet meer op tijd kon remmen en achterop X is gebotst. Zij reed met een snelheid van ca. 30 km/u. X stond stil tijdens de aanrijding.
Y meent dat er geen noodzaak was voor X om voor de voetgangersoversteekplaats te stoppen. Ondanks haar aangepaste snelheid was zij niet meer in staat te stoppen voor het plotseling stilstaande voertuig van X.
4.7. Uit de stellingen en verweren van partijen leidt de rechtbank af dat partijen het oneens zijn over het antwoord op de vraag of er sprake is van een toerekenbare onrechtmatige daad aan de zijde van Y, en tevens of er sprake is van causaal verband tussen de (onrechtmatige) gedraging van Y en de uit het ongeval door X geleden (en nog te lijden) schade.
Onrechtmatige daad
4.8.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van een onrechtmatige daad aan de zijde van Y overweegt de rechtbank als volgt. Vast staat dat Y achterop X is gebotst, terwijl deze stop hield (of had gehouden) voor een zebrapad. Partijen twisten over de vraag of X al dan niet stil hield om voetgangers te laten oversteken. Wat daarvan ook zij, de rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op de situatie ter plaatse, Y onvoldoende afstand heeft gehouden. Een automobilist moet te allen tijde rekening houden met het verkeer en dus voldoende afstand houden tot zijn voorligger. De rechtbank is daarbij van oordeel dat die afstand dermate groot moet zijn dat zelfs adequaat gereageerd kan worden indien een voorligger volledig onverwacht en plotseling snelheid vermindert. Een voorligger kan immers ineens te maken krijgen met een lekke band of technisch mankement aan de auto, of de bestuurder kan onwel raken. In deze concrete situatie, gelet op de (al dan niet als onvoldoende bestreden) vaststaande omstandigheden dat het ongeval plaatsvond op een druk punt binnen de bebouwde kom en direct voor een zebrapad dat vlak voor een bocht ligt, in een straat waar zich meerdere zebrapaden op korte afstand achter elkaar bevinden, welke straat is gelegen pal naast een winkelcentrum en (flat)woningen, dat er vlak na de zebrapaden een kruising komt en dat verkeer aldaar wordt gewaarschuwd voor de zebrapaden door borden en een waarschuwingslicht, is naar het oordeel van de rechtbank de afstand die Y tot X heeft gehouden onvoldoende geweest, zelfs indien - zoals Klaverblad stelt - er ter plekke geen voetgangers waren die overstaken of wilden oversteken. Dit levert een toerekenbare onrechtmatige daad op.
Voor zover Klaverblad met haar stelling dat er geen sprake was van overstekende voetgangers heeft willen betogen dat er sprake is van eigen schuld aan het ongeval aan de zijde van X (als bedoeld in artikel 6:101 BW), wordt deze stelling, gelet op het voorgaande, dan ook gepasseerd.
Causaal verband
4.9. Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag of er sprake is van causaal verband tussen de onrechtmatige gedraging van Y en de schade die is ontstaan ten gevolge van het ongeval. Ingevolge de hoofdregel van art. 150 Rv. draagt X de bewijslast van de door haar gestelde feiten, op grond waarvan zij stelt dat de verzekerde van Klaverblad onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. De rechtbank is echter van oordeel dat in casu de omkeringsregel van toepassing is. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Ingevolge vaste rechtspraak strekt de omkeringsregel ertoe dat in bepaalde gevallen een uitzondering wordt gemaakt op de hoofdregel van art. 150 Rv in dier voege dat het bestaan van causaal verband (in de zin van conditio sine qua non-verband) tussen een onrechtmatige daad of tekortkoming en het ontstaan van de schade wordt aangenomen, tenzij degene die wordt aangesproken bewijst - waarvoor in het kader van het hier te leveren tegenbewijs voldoende is: aannemelijk maakt - dat de bedoelde schade ook zonder die gedraging of tekortkoming zou zijn ontstaan. Voor toepassing van deze regel is vereist dat sprake is geweest van een gedraging in strijd met een norm die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade, en dat degene die zich op schending van deze norm beroept, ook bij betwisting aannemelijk heeft gemaakt dat in het concrete geval het (specifieke) gevaar waartegen de norm bescherming beoogt te bieden, zich heeft verwezenlijkt (HR 23 november 2012, LJN BX7264).
Datl een automobilist voldoende afstand moet houden jegens zijn voorligger is neergelegd in art. 19 RVV, waarin is bepaald dat de bestuurder in staat moet zijn zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarop hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. Deze norm strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar, namelijk dat zich een verkeersongeval voordoet. X heeft aannemelijk gemaakt dat in het onderhavige geval het gevaar waartegen de norm bescherming beoogt te bieden, zich heeft verwezenlijkt. Het causaal verband tussen de achterop botsing en het ongeval - en de daaruit voortvloeiende schade - wordt derhalve in beginsel - behoudens tegenbewijs - aangenomen. Klaverblad zal echter niet tot het leveren van tegenbewijs worden toegelaten, reeds omdat zij onvoldoende heeft gesteld, dat de schade zich ook zonder het gevaarzettend handelen van Y zou hebben voltrokken, gelet op het hierna volgende.
Causaal verband tussen ongeval en schadeposten
4.10. X stelt dat zij door het ongeval arbeidsongeschikt is geraakt en niet meer in staat is haar gebruikelijke werkzaamheden in en om het huis uit te voeren. Als gevolg van het ongeval wordt door X schade geleden, onder andere ter zake verlies van verdienvermogen, huishoudelijke hulp, verlies van zelfwerkzaamheid, materiële schade, smartengeld, alsmede kosten van rechtsbijstand.
4.11. Klaverblad betwist het causaal verband tussen het ongeval en de gevorderde schadeposten. Met betrekking tot de arbeidsdeskundige en verzekeringsgeneeskundige rapportage betwist Klaverblad dat de slijtage in de nek door het ongeval is ontstaan. Ook staat volgens Klaverblad niet vast, dat alle genoemde klachten en beperkingen aan het ongeval kunnen worden toegerekend. Voorts zou X in de week voorafgaand aan onderhavige aanrijding bij meerdere ongevallen betrokken zijn geweest.
4.12. De rechtbank oordeelt als volgt. Door X is betwist dat zij voorafgaand aan het onderhavige ongeval betrokken is geweest bij andere ongevallen. Ter zitting heeft X onweersproken verklaard, dat haar dochter met haar scooter tegen een hekje had gezeten en dat het daarbij om dezelfde verzekering ging als die van de auto.
Uit de overgelegde stukken, met name die van de arbeidsdeskundige en verzekeringsgeneeskundige, blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende, dat er sprake is van een causaal verband tussen het ongeval en de schade, die na deze procedure nog verder vastgesteld dient te worden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking, dat de verzekeringsgeneeskundige meldt dat hij zich goed kan vinden in de bovengenoemde beperkingen en dat er sprake is van een plausibel klachtenpatroon clat aansluit bij de aanwezige medische gegevens en eigen bevindingen, waarbij de gezondheidskiachten met de ervaren belemmeringen in activiteiten en arbeidsrnogelijkheden een logisch geheel vormen, passend bij de problematiek van cliënt. Weliswaar betwist Klaverblad dat de slijtage in de nek en de overige beperkingen aan het ongeval gerelateerd kunnen worden, doch dit passeert de rechtbank op de grond dat vast staat dat X voor 7 juni 2014 32 uur per week werkte als schoonmaakster, dat zij als gevolg van het ongeval klachten en beperkingen kreeg, als gevolg waarvan zij sindsdien niet meer heeft kunnen werken en thans 100% arbeidsongeschikt is bevonden. De rechtbank acht het verweer van de Klaverblad op dit punt dan ook onvoldoende onderbouwd. De nog vast te stellen schade zal vrijwel zeker het gevorderde voorschot van € 2.500,00 ruimschoots overtreffen, zodat dit toewijsbaar is.
De kosten
4.13. Ingevolge artikel 1019aa lid 1 Rv dient de rechtbank de kosten bij de behandeling van hel verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt te begroten, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking worden genomen. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn.
4.14. Mr. De Vos stelt, onder verwij zing naar producties 9 en 10 dat h ij tot en met 5 juni 2015 een bedrag van € 6.236,55 aan kosten heeft gemaakt. Daarbij is hij uitgegaan van 16,40 uren en een uurtarief van € 297,00 (specialisatiefactor 1,5), kantoorkosten 6,5% en BTW 21% . Als prod. 12 heeft mr. De Vos een overzicht overgelegd van de na 5 juni 2015 verrichte werkzaamheden en de werkzaamheden ter voorbereiding van en het bijwonen van de zitting. Deze kosten bedragen in totaal € 4.975,48, zodat het totaal aan kosten komt op € 11.212,03.
4.15. Klaverblad betwist het aantal gedeclareerde uren, gelet op het door mr. De Vos gehanteerde specialistentarief, en stelt zich bovendien op het standpunt, dat niet is gebleken dat de werkzaamheden vóór 16 januari 2015 direct verband houden met de deelgeschilprocedure, zodat de daarvoor gedeclareerde kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.16. De rechtbank stelt voorop dat zij het door mr. De Vos gehanteerde uurtarief (gebaseerd op het Recofa-basisuurtarief met daarop toegepast een specialisatiefactor van l,5), gelet op het aantal jaren werkzaam als specialist en zijn deelname aan de LSA en ASP, redelijk acht. Datzelfde geldt voor de opgevoerde tijdsbesteding. Mr. De Vos heeft aangevoerd dat de zaak aan zijn kantoor is overgedragen teneinde dit deelgeschil te initiëren. Mr. De Vos heeft daarmee voldoende onderbouwd dat ook de werkzaamheden voor 16 januari 2015 direct verband houden met deze procedure.
4.17. De kosten zullen door de rechtbank worden begroot als verzocht. Klaverblad zal worden veroordeeld tot betaling daarvan.
4.18. X heeft verzocht dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding nu tegen deze beschikking geen hogere voorziening openstaat (artikel 1019bb Rv).
Met dank aan mr. Chr. D. de Vos, Punt Letselschade Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2016/rb-noord-nl-280116