Rb Utrecht 080409 onvoldoende oplettende achteroprijder of plotsklaps remmende voorrijder
- Meer over dit onderwerp:
Rb Utrecht 080409 onvoldoende oplettende achteroprijder of plotsklaps remmende voorrijder
4. De beoordeling
in conventie
4.1. [eiser] verwijt [gedaagde sub 2] dat zij in strijd heeft
gehandeld met het bepaalde in artikel 19 Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 (RVV 1990), omdat zij niet in staat is geweest haar
voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg
kon overzien en waarover deze vrij was. Volgens [eiser] levert dit
jegens hem een onrechtmatige daad op. Als gevolg van deze onrechtmatige
daad heeft [eiser] schade geleden, waarvoor Interpolis c.s.
aansprakelijk is.
4.2. Ter onderbouwing hiervan stelt [eiser] dat hij stil stond voor
een rood licht uitstralend verkeerslicht, toen hij door [gedaagde sub
2] van achteren werd aangereden. Hierbij verwijst hij naar zijn
verklaringen (zie r.o. ?2.2 en r.o. ?2.5) en die van zijn broer (zie
r.o. ?2.10 en r.o. ?2.11). Tevens verwijst hij naar de situatieschets
en bijgeschreven tekst op het aanrijdingsformulier, welk formulier door
[gedaagde sub 2] is ondertekend (zie r.o. ?2.2). Tijdens de comparitie
heeft [eiser] toegelicht dat hij – komende vanuit Zeist in de richting
van de Berekuil – onder het viaduct zag dat het stoplicht op rood
stond. Hij minderde vaart en remde bij, zodat hij zijn auto op een
rustige manier tot stilstand bracht, aldus [eiser]. Na ongeveer twee
seconden klapte de auto van [gedaagde sub 2] tegen de achterkant van
zijn auto aan. Volgens [eiser] was hij erg verbaasd toen hij kennis nam
van de verklaringen van [gedaagde sub 2] en haar dochter.
4.3. Volgens [eiser] moet de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 2]
worden aangenomen, omdat zij een voor haar rijdend voertuig heeft
aangereden, terwijl hij niet, zonder dat [gedaagde sub 2] daarop
bedacht had behoeven te zijn, volstrekt onverwacht stil is gaan staan.
[eiser] stelt dat hij als gevolg van het ongeval nog steeds
gezondheidsklachten en pijnklachten in de nek ondervindt, waarbij hij
verwijst naar door hem in het geding gebrachte medische informatie. Ter
comparitie heeft [eiser], in reactie op het verweer van Interpolis
c.s., toegelicht dat nadere medische expertise nodig is.
4.4. Interpolis c.s. voert primair als verweer aan dat niet [gedaagde
sub 2], maar [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld. [eiser] heeft zijn
auto zodanig plotseling en onverwacht tot stilstand gebracht dat
[gedaagde sub 2] deze auto niet meer kon ontwijken, aldus Interpolis
c.s. Volgens Interpolis c.s. is het verkeersgedrag van [eiser] in
strijd met het bepaalde in artikel 5 Wegenverkeerswet (WVW) en
onrechtmatig jegens haar. Ter comparitie heeft Interpolis c.s.
toegelicht dat zij hiermee bedoelt te zeggen dat het onrechtmatige
handelen van [eiser] meebrengt dat [gedaagde sub 2] niet onrechtmatig
heeft gehandeld.
4.5. Subsidiair voert Interpolis c.s. aan dat – voor zover [gedaagde
sub 2] al onrechtmatig heeft gehandeld – sprake is van 100% eigen
schuld aan de zijde van [eiser], zodat de schade geheel voor zijn
rekening moet blijven.
4.6. Interpolis c.s. legt aan haar verweer ten grondslag dat [eiser]
voor een groen verkeerslicht heeft geremd en met uitgeschakelde
verlichting ongeveer 40 meter voor dit verkeerslicht tot stilstand is
gekomen. Hierbij verwijst zij naar de verklaring van Klarenbeek (zie
r.o. ?2.6) alsmede de verklaringen van [gedaagde sub 2] (zie r.o. ?2.7
en r.o. ?2.9) en haar dochter (zie r.o. ?2.8). Volgens Interpolis c.s.
bestaat het vermoeden dat de auto van [eiser] kapot ging en dat hij
daarom onverwacht tot stilstand is gekomen. In dit verband verwijst zij
naar de verklaring van Klarenbeek die zegt dat er rook onder de auto
van [eiser] vandaan kwam en een plas olie onder deze auto lag. Voorts
verwijst Interpolis c.s. naar het rapport van CED Bergweg BV, waaruit
blijkt dat de auto van [eiser] in een slechte staat verkeerde en op het
moment van de aanrijding niet APK gekeurd was (zie r.o. ?2.3).
4.7. Volgens Interpolis c.s. was de situatieschets met daarop de
geschreven tekst dat [eiser] voor een rood stoplicht stopte, niet op
het aanrijdingsformulier vermeld op het moment dat [gedaagde sub 2] dit
formulier ondertekende, waarbij zij verwijst zij naar de brief van
[gedaagde sub 2] van 27 februari 2007 (zie r.o. ?2.9). Tijdens de
comparitie heeft Interpolis c.s. zich voorts op het standpunt gesteld
dat het aanrijdingsformulier blijkens de begeleidende brief twee dagen
na het ongeval door [eiser] aan zijn verzekeraar is gestuurd (zie r.o.
?2.2). Volgens Interpolis c.s. kan het goed zijn dat de tekening in
deze periode op het aanrijdingsformulier is aangebracht.
4.8. In reactie hierop heeft [eiser] ter zitting toegelicht dat de
situatieschets al op het door een politieman ingevulde schadeformulier
stond op het moment dat hij dit formulier ondertekende. Deze schets is
volgens [eiser] door zijn broer gemaakt, nadat deze met [gedaagde sub
2] had gesproken. Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat Interpolis
c.s. moet bewijzen dat sprake is van een alternatieve oorzaak.
4.9. De rechtbank overweegt dat [eiser], voor zover hij met zijn
stelling dat Interpolis c.s. een alternatieve oorzaak moet bewijzen,
bedoelt te zeggen dat Interpolis c.s. moet bewijzen dat [gedaagde sub
2] voldoende afstand heeft gehouden, miskent dat ingevolge artikel 150
Rv. op hem de bewijslast rust van de feiten die volgens hem leiden tot
aansprakelijkheid van (de verzekeraar van) [gedaagde sub 2] voor de
door hem geleden schade.
4.10. Voor zover [eiser] betoogt dat bij een kopstaartbotsing wordt
vermoed dat de achterligger te weinig afstand heeft bewaard ten
opzichte van zijn voorligger en dient te bewijzen dat de voorligger
plotseling, onverwacht en zonder noodzaak stopte, overweegt de
rechtbank als volgt.
4.11. Uit de enkele omstandigheid dat de door [gedaagde sub 2]
bestuurde Mitsubishi tegen de achterkant van [eiser]’s Fiat is gebotst,
volgt (in lijn met HR 13 april 2001, NJ 2001, 572) niet zonder meer dat
moet worden aangenomen dat [gedaagde sub 2] het bepaalde in artikel 19
RVV 1990 niet in acht heeft genomen. Bij dit oordeel betrekt de
rechtbank in het bijzonder de omstandigheid dat Interpolis c.s. zich –
mede door verwijzing naar de verklaringen van Klarenbeek, [gedaagde sub
2] en haar dochter – gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat
[eiser] plotseling, onverwacht en zonder noodzaak heeft geremd en
ongeveer 40 meter voor het verkeerslicht tot stilstand is gekomen.
4.12. Gelet hierop zal de rechtbank [eiser] – zijnde de partij op wie
de bewijslast rust (zie r.o. ?4.9) – opdragen feiten en omstandigheden
te bewijzen waaruit volgt dat [gedaagde sub 2] op onvoldoende
zorgvuldige wijze aan het verkeer heeft deelgenomen door haar voertuig
niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon
overzien en waarover deze vrij was.
4.13. De rechtbank volgt Interpolis c.s. niet in haar primaire verweer
dat het mogelijke onrechtmatige handelen van [eiser] met zich brengt
dat de grondslag van zijn vordering komt te ontvallen (zie r.o. ?4.4).
Hiermee miskent Interpolis c.s. immers dat het denkbaar is dat zowel
[eiser] als [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld.
4.14. Dit oordeel brengt mee dat – indien [eiser] in voornoemd bewijs
slaagt (zie r.o. ?4.12) – het verweer van Interpolis c.s. moet worden
beoordeeld dat [eiser] eigen schuld heeft aan de aanrijding, omdat hij
plotseling en zonder noodzaak heeft geremd en ongeveer 40 meter voor
een groen licht uitstralend verkeerslicht tot stilstand is gekomen. De
rechtbank is zich ervan bewust dat aan het verweer van Interpolis c.s.
niet wordt toegekomen, als [eiser] niet in voornoemd bewijs slaagt. Uit
een oogpunt van proceseconomie zal de rechtbank Interpolis c.s. – op
wie de bewijslast daarvan rust – evenwel reeds nu opdragen feiten en
omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat [eiser] plotseling en
zonder noodzaak heeft geremd en ongeveer 40 meter voor een groen licht
uitstralend verkeerslicht tot stilstand is gekomen.
4.15. In afwachting van de bewijslevering zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden. (...)
in reconventie
4.18. Volgens Interpolis c.s. is [eiser] gehouden de uit de
onrechtmatige daad (zie r.o. ?4.4) voortvloeiende schade te vergoeden.
Deze schade bedraagt Interpolis c.s. EUR 2.915,- (zie r.o. ?2.4).
Voornoemd bedrag heeft Interpolis aan [gedaagde sub 2] vergoed. Tevens
is [eiser] gehouden een bedrag van EUR 50,- te vergoeden. Dit bedrag
betreft de factuur van 10 oktober 2005 van Van den Ban autoservice
Spijkenisse BV aan [gedaagde sub 2], welke factuur door Interpolis is
vergoed.
4.19. [eiser] betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld en voert
daartoe aan dat hij voor een rood stoplicht is gestopt. Hij verwijst in
dit verband in het bijzonder naar het door [gedaagde sub 2]
ondertekende aanrijdingsformulier (zie r.o. ?2.2). Voorts voert [eiser]
aan dat – ook als het zo zou zijn dat hij hard heeft afgeremd en
ongeveer 40 meter voor een groen stoplicht tot stilstand zou zijn
gekomen – aan [gedaagde sub 2] nog steeds het verwijt gemaakt kan
worden dat zij het bepaalde in artikel 19 RVV 1990 niet in acht heeft
genomen, waarbij volgens [eiser] tevens een rol speelt dat [gedaagde
sub 2] er bij het naderen van het verkeerslicht rekening mee had
behoren te houden dat dit verkeerslicht rood licht had kunnen gaan
uitstralen.
4.20. Aangezien de beantwoording van de vraag of de reconventionele
vorderingen van Interpolis c.s. voor toewijzing in aanmerking komen,
(mede) afhankelijk is van het door haar in conventie te leveren bewijs
(zie r.o. ?4.14), zal de rechtbank in reconventie iedere beslissing
aanhouden. LJN BI0531