Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 020222 kettingbotsing; eiser slaagt na getuigenverhoor niet in bewijs dat tegenligger op onzorgvuldige wijze aan verkeer heeft deelgenomen

RBROT 020222 kettingbotsing; eiser slaagt na getuigenverhoor niet in bewijs dat tegenligger op onzorgvuldige wijze aan verkeer heeft deelgenomen

vervolg op: rbrot-170321-na-kettingbotsing-komt-eiser-op-rijbaan-voor-tegengestelde-richting-en-daar-volgt-botsing-met-tegenligger-bewijsopdracht-voor-eiser

2. De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank handhaaft wat is overwogen en beslist in het voornoemde tussenvonnis. In dit tussenvonnis is aan [naam eiser] opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat [naam 1] (de verzekerde van Allianz) op onzorgvuldige wijze aan het verkeer heeft deelgenomen, door niet, althans onvoldoende te remmen en uit te wijken terwijl daarvoor voldoende tijd en gelegenheid was.

2.2.
Op verzoek van [naam eiser] zijn vier getuigen gehoord: [naam 1], [naam 2] (verder [naam 2]), [naam 3] (verder [naam 3]) en [naam eiser] zelf. Allianz heeft afgezien van contra-enquête.

2.3.
Getuige [naam 1] heeft – samengevat – verklaard dat op de weghelft voor het hem tegemoetkomende verkeer een kettingbotsing gebeurde waarbij een van de bij die kettingbotsing betrokken auto’s op zijn weghelft terechtkwam, waarvan hij schrok en waardoor hij automatisch zo ver mogelijk uitweek naar rechts. Volgens [naam 1] kon hij niet verder uitwijken dan hij heeft gedaan en gebeurde alles in 1 á 2 seconden, of zelfs nog minder.

2.4.
Getuige [naam 2] heeft – samengevat – verklaard dat hij naast [naam 1] in de auto zat toen door de botsing op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer een Audi op de weghelft waar zij reden terechtkwam. De deur van die Audi vloog open en [naam 1] week uit, maar heeft die deur toch een tikje gegeven. Dat alles gebeurde in een fractie van een seconde.

2.5.
[naam 3] heeft – samengevat – verklaard zich niet te kunnen herinneren dat door [naam 1], bij gelegenheid van het invullen van het schadeformulier op het kantoor van [naam 3], iets gezegd is over de tijd die [naam 1] had gehad om te reageren. Voor het overige draagt [naam 3] geen kennis uit eigen waarneming van het ongeval en kan zijn verklaring reeds daarom verder buiten beschouwing blijven.

2.6.
[naam eiser] heeft als getuige – samengevat – verklaard dat zo’n 20 á 30 seconden nadat zijn portier door de botsing was opengeklapt een tegenligger tegen zijn opengeklapte deur aanreed.

2.7.
Vooropgesteld moet worden dat de verklaring van getuige [naam eiser] als partijgetuigenverklaring een beperkte bewijskracht heeft, in die zin dat zijn verklaring omtrent door hem te bewijzen feiten geen bewijs in zijn voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs.

2.8.
De verklaringen van [naam 1], [naam 2] en [naam 3] dragen niet bij aan het opgedragen bewijs. Ander, onvolledig, bewijs dat door de verklaring van [naam eiser] kan worden aangevuld is niet voorgebracht.

2.9.
Gezien het voorgaande kan de conclusie geen andere zijn dan dat [naam eiser] er niet in is geslaagd het hem opgedragen bewijs te leveren. De vorderingen zullen worden afgewezen.

2.10.
[naam eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Allianz worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat 1.407,50 (2,5 punten × tarief € 563,00)

Totaal € 2.063,50

2.11.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

ECLI:NL:RBROT:2022:779