Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Gelderland 140214 KG; voorschot van € 30.000,00 op schadevergoeding na verkeersongeval

Rb Gelderland 140214 KG; voorschot van € 30.000,00 op schadevergoeding na verkeersongeval

2 De feiten
2.1.
[eiser], geboren 11 april 1951, is schilder van beroep. Op 16 april 2013 is hij als motorrijder te Nieuw Vennep frontaal gebotst op een hem tegemoetkomende auto. Hij heeft als gevolg daarvan letsel opgelopen.

2.2.
Bij brief van 8 mei 2013 heeft Achmea als aansprakelijkheidsverzekeraar van de automobilist aansprakelijkheid erkend.

2.3.
Schaderegelaar Cunningham Lindsey heeft in opdracht van Achmea een expertiserapport uitgebracht gedateerd 11 juni 2013. Uit het rapport wordt geciteerd:

Letsel / klachten direct na het ongeval
Als gevolg van het ongeval liep belanghebbende een fractuur van zijn rechter (dominante) hand op alsmede een grote open wond aan het rechterbeen, ter hoogte van de knie. Belanghebbende vertelde dat in zijn rechterbeen geen sprake is geweest van fracturen. Een groot deel van de weke delen is als gevolg van het schuren over het wegdek geheel verdwenen. (...)
Behandelingstraject / verloop herstel
Belanghebbende werd na het ongeval met een ambulance overgebracht naar het VU Ziekenhuis in Amsterdam. Aldaar verbleef hij ruim vier weken en werd voornamelijk behandeld aan de rechterknie. Ook hebben enkele keren een huidtransplantatie plaatsgevonden. In de rechterpols zijn twee schroeven geplaatst. Deze zijn op 5 juni 2013 weer verwijderd. (...)
(...)
Werkzaamheden en arbeidsongeschiktheid
Het moge duidelijk zijn dat belanghebbende volledig arbeidsongeschikt is en waarschijnlijk, ook mede gelet op zijn leeftijd, de werkzaamheden in zijn eigen schildersbedrijf niet meer zal hervatten. (...) Er is geen sprake van een arbeidsongeschiktheidsverzekering.
2.4.
Uit een brief van 18 juli 2013 van Faber Personeelsdiensten aan [eiser] wordt geciteerd:

Beste [eiser],
Bij deze ontvang je je contract t.b.v. de opdracht bij van Rossum.
Bij deze wil ik nogmaals benadrukken dat wanneer jij geen ongeval had gekregen je hier minimaal 6 maanden werkzaam had kunnen zijn. Op dit moment loopt dit project nog steeds en hier zal gewerkt blijven worden tot de winterstop. Totale duur van het project is 4 jaar dus na de winterstop had je dan weer terug gekund. (...)
Bij deze brief is gevoegd een bemiddelingsovereenkomst tussen Faber Project Partners B.V. en [eiser], gedateerd 15 april 2013. Uit die overeenkomst wordt geciteerd:
Artikel 1 duur en aard van de overeenkomst
1.1
De overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd en wel voor de duur van zes maanden. Gedurende deze periode zal Faber Project de freelancer/zelfstandige zonder personeel actief trachten te bemiddelen bij haar opdrachtgevers. (...)

2.5.
Uit een ongedateerde brief van Schildersbedrijf Van Rossum Hoeven B.V. aan [eiser] wordt geciteerd:

Geachte heer [eiser],
Hiermee stel ik u op de hoogte dat door de geleden schade ten gevolge van de aanrijding, dat u ([eiser] ([eiser])) niet meer bij ons werkzaam is.
Was dit ongeluk niet gebeurd dan zou [eiser] bij ons tot heden nog steeds werkzaam zijn.
[eiser] is namens schildersbedrijf van Rossum te Hoeven ingeleend via FABER personeelsdiensten als een (waardig en kundig) constructieschilder.
De duur van het project waarin wij [eiser] hadden ingepland was een project van een duur van minimaal 4 jaar.
(...)
2.6.
Uit een email van Faber Personeelsdiensten aan de advocaat van [eiser] van 30 oktober 2013 wordt geciteerd:

(...) Zoals ook telefonisch doorgesproken was [eiser] werkzaam voor Faber Personeelsdiensten toen hij het ongeluk kreeg. Het project waarop hij werkzaam was betreft een project voor de duur van 4 jaar, het omvat het opnieuw schilderen van alle lichtmasten in Hoofddorp en Haarlemmermeer. Een behoorlijk groot gebied. [eiser] was in oktober 2012 op dit project begonnen. (...)
[eiser] voldeed zeer goed bij onze klant, wanneer het ongeluk niet had plaatsgevonden had hij dan ook zeker nu nog steeds gewerkt en dat blijven doen gedurende de duur van het project. (...)
2.7.
Uit een verklaring van 5 december 2013 van J.R.H. Codrington, orthopedisch manueel therapeut/fysiotherapeut (zonder geadresseerde) betreffende [eiser] wordt geciteerd:

(...) Uit onderzoek bleek dat zijn hele rechter arm beperkt was zowel in de schouder, elleboog, pols en de duim en de buiging van de rechter knie was erg beperkt door het vocht dat zich in het been bevindt. Op een VAS schaal was de pijn in de duim 9 in het begin.
De prioriteit van de behandeling ging in eerste instantie naar de duim en deze bestond uit het dagelijks mobiliseren van de bewegingen van de duim, pols, elleboog en schouder en het mobiliseren van de buiging van de knie.
beloop en resultaat: Het gaat steeds beter met de arm VAS 6 voor de pijn in de duim en het been begint steeds beter te functioneren.
opmerkingen en advies: Hij is nu ook al 2 maanden bezig met spierversterkende oefeningen voor het been en de arm en dat gaat steeds beter maar hij merkt dat nu we de arm minder behandelen de duim weer pijnlijker wordt VAS 8-9. Het been wordt steeds mobieler de Flexiebeperking wordt steeds minder. De Flexie in de rechter knie is groter dan 100º. Hij merkt dat als hij teveel gedaan heeft, bijvoorbeeld te lang gelopen of gefietst, dat hij daar een erge reactie op krijgt. Dus de belastbaarheid van het been en de arm is nog niet optimaal. (...)
2.8.
Uit in het geding gebrachte jaarrekeningen van [eiser] blijkt dat over de jaren 2008 tot en met 2012 de volgende commerciële winsten voor belasting zijn geboekt:

2008: € 38.176
2009: € 36.077
2010: € 48.751
2011: € 4.163
2012: € 12.924
3 Het geschil
3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter Achmea veroordeelt tot betaling aan hem van € 75.000,- als aanvullend voorschot onder algemene titel op de door hem geleden en nog te lijden schade, te verhogen met de wettelijke rente, en met veroordeling van Achmea in de proceskosten.

3.2.
[eiser] legt het volgende aan deze vordering ten grondslag. Het werk dat hij voor het ongeluk heeft uitgevoerd, bestaat uit het schilderen van lantaarnpalen. Hij deed dat staand in een bakje van een hoogwerker. Als gevolg van het ongeluk, in het bijzonder het letsel aan zijn rechterbeen en rechterhand, is hij daartoe niet meer in staat. [eiser] stelt dat hij door tussenkomst van Faber Personeelsdiensten ten minste zes maanden maar waarschijnlijk zelfs vier jaar (april 2013 – oktober 2016) kon werken voor Schildersbedrijf Van Rossum aan het schilderen van lantaarnpalen in de Haarlemmermeer. Hij wijst daartoe op de brief van Faber Personeelsdiensten van 18 juli 2013 en de daarbij gevoegde overeenkomst van 15 april 2013 en verder op de ongedateerde brief van Schildersbedrijf Van Rossum. [eiser] stelt dat hij voor daarna een opdracht zou hebben gehad die ongeveer een jaar in beslag zou nemen (oktober 2016 – oktober 2017). Omdat [eiser] geen pensioenvoorziening heeft, was hij voornemens tot zijn zeventigste door te werken. Na de opdracht van een jaar had hij vermoedelijk weer lantaarnpalen in de Haarlemmermeer kunnen schilderen (2017 – 2021). [eiser] gaat op basis van het voorgaande uit van een periode van 338 weken voor het schilderen van lantaarnpalen en bijna 50 weken voor de opdracht van een jaar en berekent bij een weekloon van € 1.050,- (per week 37,5 uur à € 28,-) een gemist inkomen van € 354.900,- in verband met de lantaarnpalen, en van € 52.000,- in verband met de opdracht van een jaar tot aan zijn zeventigste jaar. Hij betoogt dat Achmea, die aansprakelijkheid heeft aanvaard, ondanks sommatie in gebreke is gebleven een deel van deze schade als voorschot aan hem te voldoen.

3.3.
Achmea voert het volgende verweer. Zij wijst erop dat de overeenkomst met Faber Personeelsdiensten is gesloten voor de duur van een half jaar. Zij vindt het merkwaardig dat deze overeenkomst dateert van de dag voor het ongeval, volgens haar een zondag (in werkelijkheid een maandag), en dat deze pas aan [eiser] is toegestuurd op 18 juli 2013. Voorts wijst zij erop dat [eiser] volgens de mail van 30 oktober 2013 van Faber Personeelsdiensten aan de advocaat van [eiser] reeds met het schilderen van de lantaarnpalen was begonnen in oktober 2012, derhalve voor de overeenkomst met Faber Personeelsdiensten. Achmea heeft verder ondanks haar verzoek daartoe geen kopieën gekregen van werkbriefjes en facturen van voor het ongeluk. Achmea betwist dan ook dat [eiser] nog gedurende vier jaar, laat staan acht, lantaarnpalen had kunnen schilderen. Achmea betoogt verder op grond van in het geding gebrachte medische documentatie dat [eiser] al voor het ongeluk klachten had, zodat de arbeidsongeschiktheid mogelijk (mede) daardoor is veroorzaakt.

4 De beoordeling
4.1.
Het spoedeisend belang van [eiser] vloeit voort uit de aard van zijn vordering.

4.2.
In deze procedure staat vast dat [eiser] ernstig letsel heeft opgelopen als gevolg van een verkeersongeluk op 16 april 2013 en dat Achmea, als de verzekeraar van degene die het ongeluk heeft veroorzaakt, de aanspralijkheid jegens [eiser] heeft erkend. Voorts is voorshands voldoende aannemelijk dat [eiser] als gevolg van het opgelopen letsel vooralsnog volledig arbeidsongeschikt is, terwijl er onvoldoende aanwijzingen zijn dat hij op afzienbare termijn zodanig zal herstellen dat hij zijn verdienvermogen herwint. Aldus is in beginsel een door Achmea te betalen voorschot op zijn plaats.

4.3.
Over de hoogte van het toe te wijzen voorschot wordt overwogen als volgt. [eiser] heeft niet voorafgaande aan de zitting noch ter zitting duidelijkheid kunnen verschaffen over de datering van de overeenkomst met Faber Personeelsdiensten en de reeds voordien verrichte werkzaamheden voor Schildersbedrijf Van Rossum. Evenmin heeft hij voorafgaande aan de zitting of ter zitting aan Achmea kopieën gegeven van werkbriefjes en facturen van voor het ongeluk. Enig schriftelijk bewijs van de zijde van de opdrachtgever van het lantaarnpalenproject voor een opdracht aan Van Rossum voor vier jaar en voor nog eens vier jaar ontbreekt. Ook heeft [eiser] geen schriftelijke stukken overgelegd waaruit kan blijken dat hij een opdracht voor een jaar had. Er kan bij gebreke van voldoende bewijs niet vanuit worden gegaan dat [eiser] ervan verzekerd was dat hij uit het lantaarnpaalproject een inkomen zou verwerven zoals door hem becijferd. Dat neemt niet weg dat wel voldoende aannemelijk is dat [eiser], zonder het ongeval, inkomen uit schilderswerkzaamheden zou hebben weten te verkrijgen.

4.4.
Achmea heeft reeds een voorschot betaald van € 23.500,-. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de jaarrekeningen van [eiser] over de jaren 2008 tot en met 2012. Uit die jaarrekeningen heeft zij afgeleid dat de commerciële winst voor belasting over die periode gemiddeld € 28.018,- per jaar bedroeg, welk bedrag zij heeft herleid tot € 1.514,- netto winst per maand. Het verlies aan verdienvermogen over de periode van het ongeval tot en met januari 2014 heeft Achmea berekend op tien maal dat bedrag (dus € 15.140,-), waarbij zij een bedrag heeft opgeteld voor overige schadeposten en smartengeld. Volgens Achmea loopt de bevoorschotting nog steeds voor op de werkelijke (verschenen) schade. Dat is echter onvoldoende het geval. Behalve de reeds verschenen inkomensschade is aannemelijk dat [eiser] reeds andere schade heeft geleden zoals verlies van zelfwerkzaamheid en ter zake van huishoudelijke hulp. In het voorschot zit ook reeds compensatie voor immateriële schade. Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen is er aanleiding voor nadere bevoorschotting.

4.5.
Het voorschot dat Achmea heeft betaald, compenseert [eiser] niet voor het verlies van verdienvermogen en de bijkomende schade voor de periode na januari 2014. Het is voorshands voldoende aannemelijk dat [eiser] over het resterende deel van 2014 in elk geval € 30.000,- schade zal lijden. Dat bedrag is in hoofdzaak gebaseerd op de jaarrekeningen waar ook Achmea van uitgaat. Uit die jaarrekeningen wordt afgeleid dat de gemiddelde bruto winst over de periode van 2008 tot en met 2012 € 28.018,- bedraagt. Het bij wijze van schadevergoeding toe te kennen voorschot is het 11/12e deel daarvan (februari tot en met december 2014), welk bedrag wordt vermeerderd met een bedrag voor overige schade, zoals verlies van zelfwerkzaamheid en kosten van huishoudelijke hulp. Het is bij toewijzing van dit voorschot niet aannemelijk dat teveel wordt betaald en terugbetaald moet worden, zodat er geen restitutierisico is, ondanks de nog bestaande onzekerheid over de (mate van) blijvende arbeidsongeschiktheid en de invloed van preëxistente klachten. Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf twee dagen na betekening van dit vonnis zoals, naar de voorzieningenrechter begrijpt, gevorderd.

4.6.
Aldus zal Achmea ertoe worden veroordeeld aan [eiser] een verder voorschot op schadevergoeding te betalen van € 30.000,-. Achmea zal worden veroordeeld in de proceskosten, nu zij niet is overgegaan tot nadere bevoorschotting van [eiser] hoewel daartoe gezien het voorgaande alle aanleiding bestond. ECLI:NL:RBGEL:2014:2130