Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 170715 KG; gedeeltelijke toewijzing (€ 40.000) van vordering slachtoffer tot betaling aanvullend voorschot op BGK

Rb Midden-NL 170715 KG; gedeeltelijke toewijzing (€ 40.000) van vordering slachtoffer tot betaling aanvullend voorschot op BGK;
- € 255, € 270 en € 280 per uur excl btw zijn redelijk; noodzakelijkheid en redelijkheid deel in rekening gebrachte verrichtingen vereist nader onderzoek

2 De feiten

2.1.
[eiser] was sinds 2005 werkzaam als stukadoor in dienst van [bedrijfsnaam] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam] ). Op 1 februari 2007 is hem tijdens de uitvoering van werkzaamheden waarbij [bedrijfsnaam] als onderaannemer optrad een arbeidsongeval overkomen, waardoor hij zeven rugwervels heeft gebroken. ASR is de verzekeraar van de bij het werk betrokken hoofdaannemer.

2.2.
Het UWV heeft [eiser] aanvankelijk een WGA-uitkering en per 16 april 2010 een IVA-uitkering toegekend. Daarbij is door het UWV vastgesteld dat [eiser] 80-100% arbeidsongeschikt is en geen of slechts een kleine kans op herstel heeft.

2.3.
Op 29 april 2010 heeft ASR de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Partijen proberen sindsdien te komen tot vaststelling van de schade die [eiser] als gevolg van het ongeval heeft geleden.

2.4.
ASR heeft aan [eiser] voorschotten van in totaal € 97.500,-- betaald en heeft voorts de kosten van een aangepaste stoel en een op maat gemaakt bed voor haar rekening genomen. ASR heeft ook een bedrag van € 27.249,47 aan buitengerechtelijke kosten betaald.

2.5.
Vanaf 8 mei 2012 heeft ASR de door de advocaat van [eiser] uitgebrachte declaraties voor de gemaakte buitengerechtelijke kosten niet meer voldaan.

3 Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van ASR bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om aan hem te voldoen een bedrag van € 51.257,19, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2015 tot de dag der algehele voldoening, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag, zulks ten titel van aanvullend voorschot op de door ASR te dezer zake aan [eiser] verschuldigde schadevergoeding op de schadepost buitengerechtelijke kosten ex artikel 6:96 lid 2 BW, met veroordeling van ASR in de kosten van deze procedure.

3.2.
ASR voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
[eiser] stelt dat hij als gevolg van het ongeval in financiële problemen verkeert en dringend behoefte heeft aan verdere bevoorschotting door ASR van de door hem geleden schade. Tussen partijen bestaat echter onder meer verschil van inzicht over het causaal verband tussen het ongeval en de door [eiser] ervaren klachten en beperkingen, waarvoor hij rechtsbijstand nodig heeft. ASR heeft de door zijn advocaat uitgebrachte declaraties vanaf 8 mei 2012 niet meer betaald en zijn advocaat heeft aangegeven dat zij het verlenen van rechtsbijstand pas weer kan hervatten als de declaraties zijn voldaan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] zijn spoedeisend belang bij zijn vordering hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het gaat hier om een spoedeisend belang van [eiser] en niet - zoals ASR heeft betoogd - alleen van zijn advocaat.

Inhoudelijk

4.2.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.

4.3.
[eiser] stelt ter onderbouwing van zijn vordering dat ASR de aansprakelijkheid voor het ongeval heeft erkend en dat ASR op die grond tevens gehouden is om de redelijke kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte (artikel 6:96 lid 2 sub b en c BW) aan hem te voldoen. Deze buitengerechtelijke kosten worden niet (meer) gedekt door de afgegeven toevoeging.

4.4.
ASR stelt zich op het standpunt dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet redelijk zijn. Zij stelt in de eerste plaats dat het gedeclareerde bedrag, zeker wanneer er meer inzicht bestaat ten aanzien van de omvang van de ongevalsgerelateerde schade, in enige verhouding tot het schadebedrag moet staan. Zoals het er nu naar uit ziet, overstijgen de kosten de daadwerkelijk geleden schade en heeft ASR een bedrag van minstens € 50.000,-- te veel aan voorschotten betaald. Met dat bedrag kunnen de door [eiser] gevorderde buitengerechtelijke kosten worden betaald, aldus ASR.

4.5.
Dit betoog is op zichzelf onvoldoende om te oordelen dat om die reden geen buitengerechtelijke kosten (meer) dienen te worden vergoed. Uitgangspunt is dat de buitengerechtelijke kosten die worden gemaakt om de aansprakelijkheid en de hoogte van het schadebedrag te bepalen, worden vergoed door de verzekeraar van de aansprakelijke partij. Of buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen, wordt bepaald door het antwoord op de vraag of is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW: vereist is dat, in de gegeven omstandigheden, het maken van de kosten redelijk is en de omvang van de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk is om vergoeding van de schade te verkrijgen. Het niet verder bevoorschotten van de buitengerechtelijke kosten, enkel omdat deze niet in verhouding staan tot de door de aansprakelijke partij veronderstelde omvang van de schade, zoals ASR voorstaat, zou er toe leiden dat de benadeelde ernstig wordt beperkt in zijn mogelijkheid de omvang van de schade met behulp van een professionele rechtsbijstandverlener te laten vaststellen en vervolgens een reële minnelijke regeling met de aansprakelijke partij te treffen. Op dit moment staat nog niet vast hoe groot de schade is die [eiser] als gevolg van het ongeval heeft geleden. Partijen zijn nog bezig om dit vast te stellen. Ter zitting is gebleken dat zij voornemens zijn hiertoe nog één of meerdere deskundigen in te schakelen. Op basis van de thans beschikbare gegevens, waaronder het besluit van het UWV d.d. 21 april 2010 om [eiser] per 16 april 2010 een IVA-uitkering te verstrekken met als reden dat hij 80-100% arbeidsongeschikt is en geen of slechts een kleine kans heeft op herstel, het rapport van de medisch deskundige prof. dr. F.C. Öner d.d. 29 januari 2015 en het rapport d.d. 12 februari 2015 van het door [eiser] ingeschakelde rekenbureau, kan niet worden vastgesteld dat [eiser] met betrekking tot de hoogte van de door hem geleden schade - volgens [eiser] is dit een bedrag van omstreeks € 670.000,00 - een reeds op voorhand onhoudbaar standpunt inneemt. Gelet hierop moet worden aangenomen dat [eiser] na 8 mei 2012 in redelijkheid buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt.

4.6.
ASR maakt in de tweede plaats bezwaar tegen het uurtarief dat de advocaat van [eiser] hanteert. Dit uurtarief bedroeg in 2013, 2014 en 2015 respectievelijk € 255,--, € 270,-- en € 280,-- per uur (exclusief BTW, inclusief kantoorkosten). [eiser] heeft de redelijkheid van dit uurtarief uitvoerig onderbouwd. Hij heeft daartoe verwezen naar verschillende uitspraken waarin het door zijn advocaat gehanteerde uurtarief redelijk is geacht en naar het zogenaamde Recofa-tarief. [eiser] heeft hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat de door zijn advocaat gehanteerde tarieven redelijk zijn.

4.7.
ASR plaatst voorts kanttekeningen bij de noodzakelijkheid en redelijkheid van een aantal door de advocaat van [eiser] in rekening gebrachte verrichtingen. Voorbeelden hiervan zijn de veel en uitgebreide contacten tussen [eiser] en zijn advocaat, de tijd die is genoteerd voor overleg met de aansprakelijkheidsverzekeraar en de advocaat van de voormalige werkgever van [eiser] en de in rekening gebrachte kosten voor een klachtbrief aan ASR. ASR maakt ook bezwaar tegen de in rekening gebrachte kosten voor het inschakelen van een rekenbureau voor het opstellen van een schadeberekening.

4.8.
De voorzieningenrechter ziet in deze bezwaren aanleiding om de toewijzing van het door [eiser] gevorderde voorschot op de gemaakte buitengerechtelijke kosten te beperken tot een bedrag van € 40.000,--. De vordering van [eiser] wordt ter hoogte van dit bedrag voldoende aannemelijk geacht. Voor de beoordeling van de redelijkheid van de resterende buitengerechtelijke kosten is nader onderzoek nodig, waarvoor deze kort geding procedure zich niet leent. Gelet op de spoedeisendheid van het belang van [eiser] dat zijn advocaat het verlenen van rechtsbijstand op korte termijn hervat, ziet de voorzieningenrechter in het eventuele restitutierisico geen aanleiding om de vordering af te wijzen.ECLI:NL:RBMNE:2015:5293