Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb R.dam 290610 voorzieningenrechter wijst vordering toe in verband met financiele noodsituatie, ondanks afwezigheid schadestaat, en ondanks voorshands toereikend voorschot

Rb R.dam 290610 voorzieningenrechter wijst vordering toe in verband met financiele noodsituatie, ondanks afwezigheid schadestaat, en ondanks voorshands toereikend voorschot
De feiten
 In dit kort geding merkt de voorzieningenrechter de navolgende - voor de onderhavige beoordeling van belang zijnde - feiten als tussen partijen vaststaand aan.

  [eiseres] is op 27 februari 2006 betrokken geweest bij een auto-ongeval, als gevolg waarvan zij een zogenaamde whiplash heeft opgelopen. Bij brief van 6 juni 2006 heeft Reaal aansprakelijkheid erkend voor de schade die het ongeval heeft veroorzaakt. Partijen zijn daarna in overleg getreden over de schaderegeling, maar hebben daarover nog geen (definitieve) overeenstemming bereikt.

 Tot op heden heeft Reaal voorschotten verstrekt tot een bedrag van EUR 62.000,-, waarvan EUR 55.000,- ziet op de door [eiseres] geleden schade en EUR 7.000,- op de kosten van rechtsbijstand.

 Op 26 mei 2010 heeft [eiseres] Reaal verzocht om betaling van een nader voorschot ad EUR 25.000,-. In een e-mailbericht van 4 juni 2010 is dit verzoek namens Reaal als volgt beantwoord:

'Naar aanleiding van ons telefoongesprek op 18-05-2010 hebben wij Reaal schadeverzekeringen geïnformeerd over het vervolgtraject, onder andere dat u op 26-05-2010 uw cliënte zou bezoeken en dat daarna een actuele schadestaat zou volgen. Voorts hebben wij onze opdrachtgeefster in kennis gesteld van de blijkbaar financiële nood aan de zijde van uw cliënte welke een gevolg is van het stopzetten van de WWB uitkering. Waarop de uitkering is gestaakt laat zich raden. Terecht heeft onze opdrachtgeefster hierover opgemerkt dat er tot nu ruimschoots is bevoorschot hetgeen betekent dat uw cliënte over een kapitaal beschikt wat zij in het kader van de vermogenstoets van de WWB eerst zal moeten op souperen. Indien uw cliënte aan de sociale dienst kan aantonen dat zij niet over een vermogen beschikt komt zij uiteraard in aanmerking voor een WWB uitkering.
Op basis van het vorenstaande wordt het standpunt ingenomen dat eerst een actuele schadeopgave wordt verstrekt en dat aan de hand daarvan wordt bezien of een adequaat voorschot onder welke noemer dan ook kan worden verstrekt. Kortom, er wordt gewacht op uw schadeopgave.
Volgens uw brief d.d. 26-05-2010 volgt de schadeopgave na enig huiswerk van uw cliënte. Wij wachten voorlopig af.'

  Het geschil

  [eiseres] vordert - zakelijk en verkort weergegeven - de veroordeling van Reaal tot betaling van EUR 25.000,- met veroordeling van Reaal tot vergoeding van de integrale proceskosten van [eiseres] althans met veroordeling van Reaal in de proceskosten.

  Het verweer van Reaal strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres].

  Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

  De beoordeling
  Ter onderbouwing van het gestelde spoedeisend belang heeft [eiseres] gesteld dat zij zonder een nader voorschot van Reaal in de maand mei 2010 voor het laatst haar vaste lasten kan betalen. Het spoedeisend belang is daarmee gegeven.

  In dit kort geding staat centraal de vraag of Reaal aan het verstrekken van een nader voorschot op de nog niet definitief vastgestelde schadevergoeding mag weigeren totdat [eiseres] een actuele schadestaat heeft overlegd.

  [eiseres] heeft gesteld dat Reaal onrechtmatig jegens haar handelt door het verstrekken van een nader voorschot afhankelijk te stellen van de overlegging van een actuele schadestaat. [eiseres] heeft dringend behoefte aan het gevraagde voorschot om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien en vreest uitzetting uit haar huurwoning indien een nader voorschot nog enkele maanden uitblijft.

  Reaal heeft, uitgaande van de meest recente schadestaat die dateert van 11 september 2007, berekend dat de reeds verstrekte voorschotten meer dan voldoende zijn om de door [eiseres] gestelde schade tot eind oktober 2010 te dekken. Zonder een actuele schadestaat ziet Reaal derhalve geen aanleiding tot betaling van een nader voorschot over te gaan.

  De berekening van Reaal komt de voorzieningenrechter niet onaannemelijk of onredelijk voor. [eiseres] heeft deze berekening weliswaar betwist, maar in zo algemene termen dat dit geen aanleiding vormt tot een ander oordeel te komen. Voorshands wordt dan ook ervan uitgegaan dat de berekening van Reaal juist is. Dit betekent dat het standpunt van Reaal dat eerst schadeopgave moet worden gedaan, voordat betaling van een nader voorschot plaatsvindt, in beginsel niet onredelijk is.

  Het betoog van [eiseres], inhoudend dat de voorwaarde van het overleggen van een actuele schadeopgave wel onredelijk is vanwege het aanstaande 'zomerreces', wordt verworpen. Immers, als [eiseres] al aanleiding had te vrezen dat de beoordeling van het verzoek om betaling van een nader voorschot in de zomerperiode langer op zich zou laten wachten - hetgeen door Reaal is betwist - was dat des te meer reden voor [eiseres] van haar kant duidelijkheid te verschaffen door zo spoedig mogelijk een actuele schadeopgave bij Reaal in te dienen.

  [eiseres] heeft gesteld dat zij zonder het gevraagde voorschot niet in haar levensonderhoud kan voorzien.
Reaal heeft dit betwist en heeft daarbij gewezen op de discrepantie tussen de gestelde financiële nood en de door Reaal gemaakte berekening, waaruit naar voren komt dat tot eind oktober 2010 geen sprake is van een achterstand in de bevoorschotting, maar juist van een surplus. Deze discrepantie wordt echter voor een niet onbelangrijk deel verklaard door de omstandigheid dat [eiseres], naar ter zitting is gebleken, een gedeelte van het voorschot heeft gebruikt voor de betaling van kosten van rechtsbijstand waarover tussen partijen kennelijk dispuut bestaat.

  Gegeven de verklaring van [eiseres] ter zitting over haar financiële omstandigheden en de mededeling van haar advocaat dat zijn kantoor geen zaken op basis van gefinancierde rechtsbijstand behandelt, acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat [eiseres] zich daadwerkelijk in een financiële noodsituatie bevindt. Op de verzekeraar rust in zo'n geval een zekere verantwoordelijkheid bij de afwikkeling van de schade, waardoor afwijzing van een verzoek tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding onder omstandigheden onrechtmatig zou kunnen zijn.

  Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de handelwijze van Reaal acht de voorzieningenrechter de navolgende omstandigheden van belang.
- de aansprakelijkheid voor de schade is door Reaal erkend;
- gelet op de stellingen van beide partijen is in hoge mate aannemelijk dat de nog definitief vast te stellen schadevergoeding het reeds bij wijze van voorschot uitgekeerde bedrag van EUR 55.000,- ruimschoots te boven zal gaan;
- [eiseres] is nagenoeg volledig afhankelijk van uitkeringen door Reaal: zonder nader voorschot kan zij haar vaste lasten niet voldoen en loopt zij het risico uit haar woning te worden gezet.

  Op grond van deze omstandigheden wordt een totale afwijzing van het verzoek tot betaling van een nader voorschot door Reaal voorshands onrechtmatig geacht. Het feit dat [eiseres] voor een deel zelf verantwoordelijk is voor de ontstane noodsituatie, doordat zij een gedeelte van de reeds uitgekeerde voorschotten heeft gebruikt voor de betaling van advocaatkosten, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De voorzieningenrechter ziet derhalve aanleiding de vordering gedeeltelijk toe te wijzen, in die zin dat Reaal zal worden veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een voorschot ad EUR 10.000,-.

  Gelet op de mate van aannemelijkheid dat de uiteindelijk vastgestelde schadevergoeding uitkomt op een bedrag hoger dan EUR 65.000,- (de reeds uitgekeerde voorschotten plus het in dit vonnis toegewezen bedrag) staat het restitutierisico voor Reaal niet aan de toewijzing van de vordering als hiervoor vermeld in de weg.

  Voor de goede orde merkt de voorzieningenrechter op dat uit de gedeeltelijke toewijzing van de vordering niet mag worden afgeleid dat op [eiseres] niet de verplichting zou rusten thans spoedig een actuele schadestaat te overleggen. [eiseres] heeft op geen enkele wijze duidelijk gemaakt waarom overlegging van een actuele schadestaat nog niet heeft kunnen plaatsvinden of waarom dit niet op korte termijn mogelijk zou zijn. De voorzieningenrechter meent dan ook dat het op de weg van [eiseres] ligt daarvoor op korte termijn zorg te dragen.

  Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
LJN BN2452