RBROT 081124 KG; aanvullend voorschot afgewezen; causaal verband onvoldoende aannemelijk; onvoldoende spoedeisend belang
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 081124 KG; aanvullend voorschot afgewezen; causaal verband onvoldoende aannemelijk; onvoldoende spoedeisend belang
in vervolg op:
RBROT 131123 voorrangsgerechtigde bij wegversmalling heeft 50% ES vanwege niet tijdig anticiperen op verkeersfout tegenligger
- verzocht 25 uur x € 280,00, begroot op 19 uur x € 280 + 21 % = € 6437,20 x 50% vanwege ES.
2De beoordeling
waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres] is op 23 april 2022 betrokken geweest bij een verkeersongeval op de Zuiderdijk in Dordrecht. [eiseres] is toen met haar auto in botsing gekomen met de auto van de heer [persoon B] . NN is de WAM-verzekeraar van de heer [persoon B] .
2.2.
[eiseres] heeft een deelgeschilprocedure gevoerd tegen NN over de aansprakelijkheid voor het ongeval. In de beschikking van 13 november 2023 heeft de rechtbank Rotterdam beslist dat de heer [persoon B] voor 50% aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en dat NN als WAM-verzekeraar gehouden is tot vergoeding van 50% van de geleden en te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het verkeersongeval.
2.3.
[eiseres] heeft hoofdpijn, nek- en rugpijn in combinatie met uitstraling naar handen en rechtervoet. Verder heeft zij chronische tinnitus en knieklachten. De klachten van [eiseres] zijn op dit moment grotendeels (70%) van psychische aard. [eiseres] heeft onder meer last van paniekaanvallen, concentratieproblemen, geheugenklachten, piekeren en slecht slapen.1 [eiseres] is arbeidsongeschikt en ontvangt een WIA-uitkering op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid.
2.4.
NN heeft na de deelgeschilprocedure een voorschot van in totaal € 15.000,- betaald aan [eiseres] . [eiseres] wil dat NN een aanvullend voorschot van € 17.500,- betaalt. Zij heeft financiële problemen. Een aanvullend voorschot op de schadevergoeding zal verlichting brengen en bijdragen aan haar herstel. [eiseres] vindt dat zij al 2,5 jaar ernstig wordt gefrustreerd in haar herstel door de opstelling van NN.
2.5.
NN is het hier niet mee eens. Zij stelt het causaal verband tussen het ongeval en de klachten ter discussie. Het is volgens NN onvoldoende aannemelijk dat het ongeval heeft geleid tot de (voortdurende) arbeidsongeschiktheid van [eiseres] . NN verwacht niet dat een eventuele schadevergoeding een bedrag van € 65.000,- zal overschrijden.
kort geding
2.6.
Het gaat in deze zaak om een geldvordering. In geval van een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is.
causaal verband
2.7.
[eiseres] moet in dit kort geding voldoende aannemelijk maken dat zij recht heeft op een schadevergoeding (van meer dan € 65.000,-) als gevolg van het ongeval, zodat een aanvullend voorschot daarop gerechtvaardigd is. Zij moet in dit verband aannemelijk maken dat causaal verband bestaat tussen de gezondheidsklachten en het ongeval omdat dit door NN wordt betwist. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] daar onvoldoende in is geslaagd. Hierna wordt uitgelegd waarom.
2.8.
De kantonrechter sluit aan bij de rechtspraak en neemt als uitgangspunt dat de gezondheidsklachten het gevolg zijn van het ongeval als een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten aanwezig is en bovendien komt vast te staan dat deze gezondheidsklachten voor de aanrijding niet bestonden, terwijl die klachten op zichzelf door de aanrijding veroorzaakt kunnen worden, terwijl een alternatieve verklaring ontbreekt (zie bijvoorbeeld gerechtshof Amsterdam, 20 juli 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2277 en gerechtshof Den Bosch, 30 mei 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1751).
2.9.
NN betwist in de eerste plaats dat het ongeval voor zodanige klachten kan hebben gezorgd dat [eiseres] volledig arbeidsongeschikt is geworden. Volgens NN was het contact dat tussen de beide voertuigen heeft plaatsgevonden zo gering dat de daarmee gepaard gaande geweldsinwerking niet uit is gekomen boven de krachten waaraan een menselijk lichaam dagelijks wordt blootgesteld. NN verwijst naar het rapport van Ongevallen Analyse Nederland van 20 oktober 2024 dat zij heeft overgelegd (bijlage 1 conclusie van antwoord). Het betrof een zogenoemde low-impactbotsing.
2.10.
Een low-impact botsing betekent niet meteen, zoals [eiseres] ook betoogt, dat er geen klachten door kunnen ontstaan. Het is echter ook niet zonder meer aannemelijk. In dit geval moet in aanmerking worden genomen dat het geen frontale botsing is geweest maar een schampen van de flanken van de auto’s. Het is aannemelijk dat de impact op het lichaam in dat geval minder groot is. Wat betreft de ernst van de klachten in combinatie met de aard en impact van de aanrijding is een verdere onderbouwing, en mogelijk nog nader onderzoek, nodig. Daarvoor is in deze procedure geen plaats.
2.11.
NN is verder van mening dat er een alternatieve oorzaak is aan te wijzen voor de klachten. Dit vindt steun in de overgelegde stukken. In bijlage 12 bij de dagvaarding is een uitdraai van het patiëntdossier van de huisarts van [eiseres] overgelegd. Hierin is te lezen dat [eiseres] in de nacht van 22 april op 23 april 2022, de nacht voorafgaand aan het ongeval, bij de spoedeisende hulp geweest. In het verslag van de arts is te lezen dat [eiseres] zich vanwege verminderde inspanningstolerantie en thoracale pijn op de eerste hulp had gemeld. In de anamnese staat:
“1,5 week geleden ziek geworden. Had koorts, veel geel slijm, daarna enkele dagen wat beter maar weer achteruit gegaan sinds vandaag. Naar huisarts vandaag ivm opeens afname conditie. Vanavond pijn op de borst links met straling li arm, hartkloppingen. Merkt kortademigheid. Pijn zit dan ook vast aan de ademhaling. Rechtop zitten is fijner dan liggen. Kan dan niet goed doorademen. Koorts blijft weg.”
2.12.
In het patiëntdossier is verder vermeld dat in november 2022 bij [eiseres] longcovid is geconstateerd. In het verslag van de arts van de polikliniek longgeneeskunde is opgemerkt dat de laatste positieve covid test in april 2022 was. In de sociaal-medische beoordeling van het UWV van 29 maart 2023 (bijlage 4 conclusie van antwoord) is longcovid ook benoemd en de klachten die [eiseres] op dat moment daarvan nog ondervond.
2.13.
Wat betreft het verband tussen de gezondheidsklachten en het ongeval is dus nadere onderbouwing nodig. NN heeft aangevoerd dat partijen hebben afgesproken dat op 12 november 2024 een medische expertise door een onafhankelijk neuroloog wordt uitgevoerd. De uitkomst van dit onderzoek zal op zijn minst moeten worden afgewacht.
2.14.
Verder is nog het volgende van belang. [eiseres] stelt dat in de deelgeschilprocedure het causaal verband is aangenomen. De rechtbank heeft inderdaad overwogen dat [eiseres] vooralsnog met de medische bescheiden voldoende heeft onderbouwd dat zij klachten heeft ontwikkeld als gevolg van het verkeersongeval. De rechtbank overwoog echter ook dat indien nodig in een later stadium moet worden onderzocht of het verweer van NN dat de klachten van [eiseres] niet passen bij een verkeersongeval met een geringe intensiteit hout snijdt. Daarnaast is gebleken dat de rechtbank voorafgaand aan het vonnis in de deelgeschilprocedure nog niet op de hoogte was gesteld van de mogelijk alternatieve oorzaken, omdat de stukken waar dat in stond, nog niet waren overgelegd.
2.15.
[eiseres] heeft vooralsnog onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat causaal verband bestaat tussen de gezondheidsklachten die hebben geleid tot de arbeidsongeschiktheid en de aanrijding op 23 april 2022. Er zijn nog teveel vragen die zonder verder onderzoek niet kunnen worden beantwoord.
spoedeisend belang
2.16.
Ook het spoedeisend belang bij de vordering is onvoldoende aannemelijk. [eiseres] woont nog thuis en ontvangt een WIA-uitkering. Zij heeft al een voorschot van € 15.000,- ontvangen. Door NN is terecht naar voren gebracht dat het voorschot gezien de opgave van de medische kosten in de dagvaarding in principe dekkend moet zijn geweest. Er blijkt onvoldoende van een zodanig financieel nijpende situatie dat nu een voorschot moet worden toegekend.
conclusie
2.17.
De conclusie is dat de vordering van [eiseres] moet worden afgewezen. Zij heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij aanspraak heeft op een schadevergoeding van
€ 65.000,- of meer. Daarnaast blijkt onvoldoende van een spoedeisend belang bij de vordering.ECLI:NL:RBROT:2024:11387