GHSHE 071124 hof benoemt psychiater n.a.v. mishandeling; kosten voor rekening SO
- Meer over dit onderwerp:
GHSHE 071124 hof benoemt psychiater n.a.v. mishandeling; kosten voor rekening SO
2De beoordeling
2.1.
Het gaat – kort weergegeven – om het volgende.
a. [verzoeker] is eigenaar van garagebedrijf [garagebedrijf] B.V. (hierna ook: het
garagebedrijf) in [plaats 2] . Het garagebedrijf bevindt zich op de hoek van [straat 1] en [straat 2] . Voor het garagebedrijf bevindt zich aan [straat 2] een openbare groenstrook. Deze groenstrook wordt door [verzoeker] met enige regelmaat gemaaid.
[verweerder] woont aan [straat 2] te [plaats 2] . Zijn woning is gelegen schuin tegenover het garagebedrijf aan de overzijde van [straat 2] op ongeveer 170 meter afstand. [verweerder] en zijn partner hebben meerdere Siberian Husky-honden waarvan er een aantal op die groenstrook worden uitgelaten.
Op 19 mei 2021 heeft er een incident plaatsgevonden tussen [verzoeker] en [verweerder] . [verzoeker] heeft naar aanleiding daarvan op diezelfde dag aangifte van mishandeling gedaan tegen [verweerder] .
Bij brief van 4 juni 2021 heeft [verzoeker] [verweerder] aansprakelijk gesteld voor de door hem als gevolg daarvan geleden en nog te lijden schade.
Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 30 september 2021 is [verweerder] op vordering van [verzoeker] voor de in dat vonnis aangewezen gebieden tot en met 2 december 2021 een straatverbod alsmede een contactverbod opgelegd.
De aangifte van mishandeling van 19 mei 2021 heeft geleid tot een strafbeschikking van de officier van justitie van 2 december 2021. Deze heeft daarin vastgesteld dat [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, waarbij hem een werkstraf van 70 uren is opgelegd, welke [verweerder] heeft aanvaard.
Het incident heeft geleid tot de procedure bij de rechtbank Limburg waarin [verzoeker] onder meer een verklaring voor recht heeft gevorderd dat [verweerder] aansprakelijk is voor de door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade door de mishandeling van [verzoeker] door [verweerder] op 19 mei 2021. [verzoeker] heeft meerdere schadeposten gevorderd, waaronder een bedrag van € 49.653,06 voor een vervangende arbeidskracht. Het betreft volgens [verzoeker] kosten voor het inschakelen van een vervanger voor de werkzaamheden die hij zelf zou doen als projectleider en uitvoerder van de verbouwing van aan hem toebehorend vastgoed in [plaats 3] over de periode 20 mei 2021 tot 27 augustus 2021. [verzoeker] stelt dat hij deze werkzaamheden zelf niet meer kon verrichten als gevolg van lichamelijke en – vooral – psychische klachten door de mishandeling. Bovendien zou [verzoeker] , na de mededeling van [verweerder] tijdens het incident dat hij besmet was met corona, tien dagen na het incident verplicht in quarantaine hebben doorgebracht, hetgeen hem ook belette die werkzaamheden te doen.
Ter onderbouwing van zijn klachten heeft [verzoeker] informatie van zijn behandelaars in het geding gebracht, te weten:
- brieven van zijn huisarts [huisarts] d.d. 16 augustus 2021 en 17 oktober 2022,
- e-mails van psycholoog [psycholoog] van 15 juli 2021,
- een brief van 28 december 2021 van psychiater [psychiater] ,
- een op zijn verzoek uitgebracht medisch advies van [adviseur] van [medisch adviesbureau] medisch adviesbureau van 4 november 2022.
Bij vonnis van 17 april 2024 (C/03/320019 / HA ZA 23-296)(geen publicatie bekend, red. LSA LM) heeft de rechtbank Limburg – kort weergegeven – voor recht verklaard dat [verweerder] aansprakelijk is voor de door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade door de mishandeling van [verzoeker] door [verweerder] op 19 mei 2021. De rechtbank heeft [verweerder] veroordeeld om verschillende bedragen te voldoen. Ter zake van de kosten voor vervangende arbeid is [verweerder] veroordeeld om aan [verzoeker] een bedrag te voldoen van € 9.223,83. De rechtbank heeft dit als volgt gemotiveerd:
“4.8. De rechtbank is van oordeel dat uit de voorhanden medische informatie niet in voldoende mate blijkt dat de psychische klachten van [verzoeker] dermate ernstig van aard waren dat hij daardoor niet is staat zou zijn geweest om de werkzaamheden als projectleider en uitvoerder bij de verbouwing van zijn onroerend goed in [plaats 3] zelf te vervullen. Uit die informatie valt weliswaar af te leiden dat er enige tijd sprake is geweest van een posttraumatische stressstoornis, maar er blijkt ook uit dat die klachten zich met name manifesteerden indien [verzoeker] weer op enigerlei wijze met [verweerder] werd geconfronteerd. Dat gebeurde wanneer [verzoeker] op de locatie waar het garagebedrijf is gevestigd aanwezig was. Het onroerend goed van [verzoeker] waar hij de verbouwing diende te begeleiden bevindt zich echter in [plaats 3] , waar het risico op confrontaties met [verweerder] zich niet voordoet. Dat inschakeling van de vervanger vanwege ernstige psychische klachten van [verzoeker] noodzakelijk was, is dan ook onvoldoende onderbouwd.
4.9.
Anders ligt dit echter voor de afwezigheid van [verzoeker] in de eerste tien dagen na het incident op 19 mei 2021, vanwege diens corona-quarantaine gedurende die periode als direct gevolg van dat incident, waarbij [verweerder] meedeelde dat hij met corona was besmet. Dat betekent dat van de factuur van 19 juni 2021 van [B.V.] B.V., welke door [verzoeker] ook daadwerkelijk is voldaan, de aanloopkosten en de kosten over de periode van 20 mei 2021 tot en met 29 mei 2021 als zijnde schade als gevolg van de mishandeling voor vergoeding door [verzoeker] in aanmerking komen. Dat resulteert in een bedrag van (…) = € 9.223,83, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2021. Voor dit bedrag zal deze vordering worden toegewezen en voor het overige afgewezen.”
h) Tegen dit vonnis heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij dit hof (zaaknummer 200.344.129/01).
2.2.
[verzoeker] heeft in zijn verzoekschrift tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. Het verzoek tot het uitbrengen van een voorlopig deskundigenbericht is gericht op het vaststellen van de psychische gevolgen van de mishandeling op 19 mei 2021. Volgens [verzoeker] dient het verzoek toegewezen te worden, omdat geen van de uitzonderingsituaties zich hier voordoet.
[verzoeker] verzoekt het hof een psychiatrische expertise te gelasten door professor dr. M.L Stek te [kantoorplaats] . Professor Stek dient na onderzoek door [verzoeker] en onderzoek van het te overleggen medisch dossier vragen overeenkomstig de IWMD vraagstelling te beantwoorden. Het schriftelijke rapport van professor Stek moet antwoord geven op de navolgende vragen:
1. De situatie met voorval
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden
desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby's, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan?
Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaal diagnostische overweging geven?
Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides, zesde druk), aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?
Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het voorval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het voorval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de functionele invaliditeit (als bedoeld in vraag 1g) en/of voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1h)?
2. De situatie zonder voorval
-
Bestonden voor het voorval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
-
Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het voorval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
-
Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het voorval de onderzochte niet was overkomen?
-
Zo ja (dus zonder voorval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en
afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet voorvalsgerelateerde klachten en afwijkingen?
Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
3. Overig
a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
De deskundige dient volgens [verzoeker] het rapport eerst aan hem voor te leggen voor het uitoefenen van het zijn toekomende recht op inzage en blokkering. Daarnaast kan [verzoeker] opmerkingen maken over feitelijke onjuistheden. De overige inhoud van het rapport mag niet worden gewijzigd zonder beide partijen in kennis te stellen, aldus [verzoeker] .
2.3.
[verweerder] heeft zowel bij verweerschrift als bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 25 september 2024 verweer gevoerd tegen het verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht. Voor zover nodig zal het hof bij de beoordeling daarop ingaan.
2.4.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
2.4.1.
Bij de beoordeling moet voorop worden gesteld dat een verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht, als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, slechts kan worden afgewezen op de grond dat de verzoeker daarbij geen belang heeft (artikel 3:303 BW), dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt (artikel 3:13 BW), dat het strijdig is met een goede procesorde, dan wel dat het moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar (vergelijk HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1105, r.o. 3.2 en HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1112, r.o. 3.2.2-3.2.4).
2.4.2.
Met inachtneming van voornoemde maatstaf is het hof van oordeel dat het verzoek van [verzoeker] tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht moet worden toegewezen. Het hof licht dit toe.
2.4.3.
[verzoeker] heeft in het verzoekschrift de aard en het beloop van de vordering voldoende vermeld en het is het hof voldoende duidelijk geworden op welke punten het door [verzoeker] gewenste onderzoek betrekking zal hebben en waarover de deskundige zal moeten oordelen. Het gaat namelijk om het vaststellen van de psychische gevolgen van (uitsluitend) het voorval op 19 mei 2021 door de psychiater. Het onderzoek zal geen betrekking hebben op de gevolgen van het voorval van 11 oktober 2022.
2.4.4.
Naar het oordeel van het hof heeft [verzoeker] ook voldoende belang bij zijn verzoek. Hoewel [verzoeker] in eerste aanleg informatie van zijn behandelaars in het geding heeft gebracht, was de rechtbank van oordeel dat de voorhanden zijnde medische informatie niet voldoende was. De uitkomst van het voorlopig deskundigenbericht zal volgens [verzoeker] daarom dienen voor de nadere onderbouwingen van zijn stellingen ten aanzien van de psychische klachten en het onder meer daardoor door hem geleden verlies van arbeidsvermogen. Daarbij komt dat het medisch advies van 4 november 2022 in opdracht van [verzoeker] is opgesteld en dat dit geen gerechtelijk deskundige was. [verzoeker] heeft dan ook belang bij zijn verzoek dat een onafhankelijk medisch onderzoek plaatsvindt door een onafhankelijke psychiater met betrekking tot de psychische gevolgen van het voorval op 19 mei 2021. Het verweer van [verweerder] dat er al een psychiatrisch onderzoek is geweest – waaruit blijkt dat op basis van informatie van [verzoeker] zélf geconcludeerd werd dat vervangende arbeidskrachten in [plaats 3] niet nodig waren– gaat daarom niet op.
De stelling van [verweerder] dat een nieuw psychiatrisch rapport niets kan veranderen aan voormelde conclusie, gaat ook niet op. Er kan namelijk niet vooruit worden gelopen op de (mogelijke) uitkomst van het deskundigenonderzoek. Al zou het zo zijn dat het onderzoek door de deskundige geen verschil in uitkomst laat zien ten opzichte van wat al bekend is, dan kan dit mogelijk (ook) weer dienen ter bepaling van de procespositie van [verzoeker] .
2.4.5.
Daarnaast is van belang dat het houden van een voorlopig deskundigenbericht niet in de weg staat aan (de voortgang van) de hoofdzaak (zaaknummer 200.344.129/01). De memorie van grieven in de hoofdzaak is nog niet genomen. Op 15 oktober 2024 hebben partijen bij akte uitlating het hof bericht dat zij een mondelinge behandeling na aanbrengen willen. Bij arrest van 29 oktober 2024 heeft het hof deze zitting bepaald op 4 december 2024. Dit betekent dat in elk geval niet op voorhand uitgesloten is dat [verzoeker] de uitkomsten van het door hem verzochte deskundigenbericht zal kunnen meenemen bij het opstellen van de memorie van grieven, dan wel zullen de resultaten van het deskundigenrapport beschikbaar zijn op het moment dat het hof de hoofdzaak zal beoordelen. Anders dan [verweerder] betoogt, is van strijd met de goede procesorde dan ook niet gebleken. Ook van misbruik van recht of van een ander zwaarwichtig belang tegen het houden van het verzochte getuigen- en deskundigenverhoor is het hof niet gebleken. De enkele stelling van [verweerder] dat [verzoeker] maar niet kan stoppen met het entameren van procedures tegen hem, maakt dat niet anders. Dat is het gevolg van de mishandeling op 19 mei 2024. Ook de omstandigheid dat de rechtbank op 19 juni 2024 op formele gronden het eerdere gelijkluidende verzoek van [verzoeker] afwees, brengt hierin geen verandering.
2.4.6.
Omdat het verzoek van [verzoeker] ook aan alle formele vereisten voor een verzoek tot voorlopig deskundigenonderzoek voldoet in de zin van artikel 203 lid 2 Rv, en afwijzingsgronden niet zijn gebleken, zal het hof het verzoek toewijzen zoals nader in het dictum omschreven. Anders dan door [verzoeker] verzocht, zullen de kosten van het onderzoek – zoals in overeenstemming is met de hoofdregel van artikel 205 lid 1 Rv jo artikel 195 Rv – worden voorgeschoten door [verzoeker] en door [verzoeker] ter griffie te deponeren. Het hof acht namelijk geen termen aanwezig voor een uitzondering op de hoofdregel.
2.4.7.
Het hof zal overgaan tot benoeming van een onafhankelijke deskundige die onderzoek doet naar de psychische gevolgen van het voorval op 19 mei 2021. Het hof heeft hierbij geen rekening gehouden met het bezwaar van [verweerder] – voor zover het verzoek van [verzoeker] werd toegewezen – om niet professor dr. Stek te benoemen. Volgens [verweerder] zou professor dr. Stek niet onafhankelijk zijn, omdat uit het eerder gedane verzoek blijkt dat [verzoeker] de medische informatie al aan hem heeft verstrekt. [verzoeker] heeft dit echter bij gelegenheid van de mondelinge behandeling betwist; er is geen contact geweest met professor dr. Stek. Het hof zal de volgende deskundige benoemen:
de heer prof. dr. M.L Stek,
Postbus [postbus]
[postcode] [kantoorplaats]
telefoon: [telefoonnummer]
email: [email]
2.5.
Ingevolge artikel 237 lid 1 Rv wordt de partij die in de hoofdzaak 200.344.129/01 in het ongelijk zal worden gesteld, in de kosten veroordeeld. Onder deze kosten kunnen worden begrepen de kosten van een voorlopig deskundigenonderzoek. Het hof zal in de eindbeschikking derhalve geen beslissing omtrent de proceskosten of kosten van deskundigenonderzoek nemen.
3De beslissing
Het hof:
3.1.
benoemt tot deskundige:
de heer prof. dr. M.L Stek,
Postbus [postbus]
[postcode] [kantoorplaats]
telefoon: [telefoonnummer]
email: [email]
3.2.
bepaalt dat de deskundige onderzoek verricht naar het vaststellen van de psychische gevolgen van de mishandeling op 19 mei 2021.
3.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige toezendt;
3.4.
bepaalt dat [verzoeker] binnen twee weken na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zal stellen en dat partijen alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken, waarbij gegevens die door de ene partij aan de deskundige worden verschaft, tegelijkertijd in afschrift of ter inzage worden verstrekt aan de wederpartij;
3.5.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
3.6.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek – en ten aanzien van de conceptrapportage – partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
3.7.
bepaalt dat de deskundige [verzoeker] in de gelegenheid stelt tot het uitoefenen van het correctie- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 onder b BW;
3.8.
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
3.9.
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op drie maanden nadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
3.10.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op € 7.816,= inclusief btw (het geschatte aantal uren is circa 38 uur), tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij) tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
3.11.
bepaalt dat [verzoeker] laatstgemeld bedrag zal voldoen binnen twee weken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
3.12.
verzoekt de deskundige, indien de kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
3.13.
benoemt mr. S.M.A.M. Venhuizen tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
3.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.ECLI:NL:GHSHE:2024:3501