Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 191224 AOV; vdo; vraagstelling neuroloog bij AO na epileptische aanval; neuroloog dient wenselijkheid npo te beoordelen; kosten 50/50

RBDHA 191224 AOV; vdo; vraagstelling neuroloog bij AO na epileptische aanval; neuroloog dient wenselijkheid npo te beoordelen; kosten 50/50

1De procedure

1.1.

[verzoeker] heeft op 9 augustus 2024 een verzoekschrift ingediend tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek, met producties 1 tot en met 15.

1.2.

Per e-mail van 15 augustus 2024 heeft de rechtbank [verzoeker] verzocht om een aanvulling op het verzoekschrift in te dienen waarin de aard en het (te verwachten) beloop van de vordering worden toegelicht.

1.3.

In reactie daarop heeft [verzoeker] op 20 augustus 2024 de akte aanvulling verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht ex artikel 202 e.v. ingediend.

1.4.

Op 14 november 2024 heeft Nationale-Nederlanden een verweerschrift ingediend, met producties 1 tot en met 8.

1.5.

Op 21 november 2024 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen:

  • -

    [verzoeker] in persoon, vergezeld van zijn vrouw, bijgestaan door mr. Boukhris voornoemd;

  • -

    de heer C.M.S. Nicolaas (jurist) en mevrouw G. van Strien (medisch adviseur) namens Nationale-Nederlanden, bijgestaan door mr. De Hoogh voornoemd.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.

1.6.

Op 3 december 2024 heeft mr. Boukhris de te benoemen deskundige zelf benaderd, zoals afgesproken tijdens de mondelinge behandeling. Diezelfde dag heeft de deskundige zich per e-mail aan mr. Boukhris bereid verklaard om in deze zaak als deskundige op te treden en een inschatting van de kosten gestuurd.

1.7.

Vervolgens heeft mr. Boukhris de rechtbank op 5 december 2024 per e-mail laten weten dat partijen overeenstemming hebben bereikt ten aanzien van de te benoemen deskundige, maar niet ten aanzien van de vraagstelling, met als bijlage de bereidverklaring en inschatting van de kosten van de te benoemen deskundige.

1.8.

Mr. De Hoogh heeft de rechtbank ook op 5 december 2024 per e-mail laten weten dat partijen overeenstemming hebben bereikt ten aanzien van de te benoemen deskundige, maar niet ten aanzien van de vraagstelling.

1.9.

Ten slotte is een datum voor het geven van een beschikking bepaald.

2De feiten

2.1.

[verzoeker] heeft als zelfstandig ondernemer per 1 maart 2007 een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij Nationale-Nederlanden. Het verzekerde beroep zoals dat toen in de polis was vermeld, betrof: “groothandelaar in bloemen commercieel en leidinggevend werkzaam”.

2.2.

Op 28 november 2015 heeft [verzoeker] twee epileptische aanvallen gehad, waarvoor hij enkele dagen is opgenomen in het ziekenhuis. [verzoeker] stelt door deze aanvallen arbeidsongeschikt te zijn geraakt. Op 25 december 2015 heeft [verzoeker] een schadeaangifte arbeidsongeschiktheids- en ongevallenverzekering bij Nationale-Nederlanden ingediend.

2.3.

Op de verzekeringsovereenkomst zijn de polisvoorwaarden 440-14 (hierna: de polisvoorwaarden) van toepassing verklaard. In artikel 5 van de polisvoorwaarden is bepaald dat van arbeidsongeschiktheid uitsluitend sprake is indien er in relatie tot ziekte of ongeval objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan waardoor verzekerde voor ten minste 25% ongeschikt is tot het verrichten van de werkzaamheden verbonden aan zijn op het polisblad vermelde beroep.

2.4.

De behandelend neuroloog van [verzoeker], dr. Van Domburg, concludeert op 2 juni 2017 dat er sprake is van moeilijk te duiden cognitieve klachten en dat op dat moment niet met zekerheid kan worden uitgesloten of er een neurodegeneratieve aandoening speelt. Als hiervan sprake zou zijn, zou dat door het verdere beloop in de tijd duidelijk worden.

2.5.

In het kader van de beoordeling van (de mate van) arbeidsongeschiktheid is op 15 juli 2017 een onafhankelijk verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht door dr. Herpers. Dr. Herpers heeft in haar rapport bevestigend antwoord gegeven op de vraag “Heeft verzekerde beperkingen voor het verrichten van arbeid als rechtstreeks en medisch objectiveerbaar gevolg van ziekte of ongeval?”. Mede op basis van dit rapport kwam de arbeidsdeskundige tot de conclusie dat [verzoeker] 80-100% arbeidsongeschikt is. Daarop heeft Nationale-Nederlanden uitkeringen onder de polis aan [verzoeker] verstrekt.

2.6.

In de periode die daarop volgde, heeft dr. Van Domburg vastgesteld dat van een neurodegeneratieve aandoening geen sprake is. Vervolgens werd op 23 november 2020 een nieuw verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht, ditmaal door drs. Jansen. Deze verzekeringsarts kwam echter tot de conclusie dat de vraag of [verzoeker] beperkingen voor het verrichten van arbeid als rechtstreeks en medisch objectiveerbaar gevolg van ziekte of ongeval heeft, ontkennend beantwoord dient te worden. Nationale-Nederlanden heeft op basis van het rapport van drs. Jansen de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [verzoeker] beëindigd. De uitkering van het verzekerd bedrag wordt afgebouwd en met ingang van 1 juni 2021 ontvangt [verzoeker] niets meer.

2.7.

Op 12 april 2021 heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt tegen het besluit van Nationale-Nederlanden om de arbeidsongeschiktheidsuitkering te beëindigen. Partijen zijn vervolgens in onderhandeling getreden over een medische herbeoordeling. Daarbij was het voorstel van [verzoeker] om neurologisch en neuropsychologisch onderzoek te laten verrichten. Nationale-Nederlanden kon instemmen met een neurologisch onderzoek, maar niet met een neuropsychologisch onderzoek. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of er op voorhand een neuropsychologisch onderzoek verricht moet worden. Daarnaast bestaat discussie over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.

3Het geschil

3.1.

Het verzoekschrift strekt tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht en daarbij:

  1. een door de rechtbank aan te wijzen persoon als deskundige te benoemen;

  2. de in het verzoekschrift geformuleerde vraagstelling aan de deskundige voor te leggen, althans een door de rechtbank te formuleren vraagstelling.

3.2.

Aan zijn verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek legt [verzoeker] het volgende ten grondslag. Volgens [verzoeker] dient een onafhankelijk neuropsychologisch onderzoek, gecombineerd met een neurologisch onderzoek, plaats te vinden om de resultaten van het neuropsychologisch onderzoek medisch te duiden, aangezien dat buiten de expertise van een (neuro)psycholoog valt. Indien uit het deskundigenrapport blijkt dat er recht bestaat op uitkering onder de arbeidsongeschiktheidsverzekering, is [verzoeker] voornemens om Nationale-Nederlanden een laatste maal te sommeren om de beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering met terugwerkende kracht ongedaan te maken en tot uitkering over te gaan. Indien Nationale-Nederlanden dit weigert, zal [verzoeker] een bodemprocedure starten.

3.3.

Nationale-Nederlanden voert verweer. Nationale-Nederlanden kan wel instemmen met het verzochte neurologisch deskundigenonderzoek, maar ze maakt bezwaar tegen de voorgestelde vraagstelling. In randnummer 3.21 van het verweerschrift heeft zij alternatieve vragen voorgesteld. Nationale-Nederlanden kan echter niet instemmen met het verzochte neuropsychologisch onderzoek, omdat zij van mening is dat er op voorhand geen indicatie is voor een neuropsychologisch onderzoek. Nationale-Nederlanden stelt dat de neuroloog dient te bepalen of een neuropsychologisch onderzoek noodzakelijk is.

3.4.

Verder verzoekt Nationale-Nederlanden de rechtbank om te bepalen dat [verzoeker] gehouden is om de relevante medische informatie aan de deskundige te verstrekken. Dit zou volgens Nationale-Nederlanden in ieder geval de volgende informatie betreffen:

  • -

    14-01-2016 neuroloog Kuijf MUMC;

  • -

    01-02-2016 neuroloog Vlooswijk MUMC;

  • -

    14-04-2016 neuroloog Vlooswijk MUMC;

  • -

    15-04-2016 neuroloog Vlooswijk MUMC;

  • -

    02-06-2016 neuroloog Vlooswijk MUMC;

  • -

    01-02-2017 longarts-somnoloog Janssen Kempenhaeghe;

  • -

    23-03-2017 longarts-somnoloog Janssen Kempenhaeghe;

  • -

    02-06-2017 neuroloog Van Domburg ZuyderlandZH;

  • -

    16-06-2017 neuroloog Van Domburg ZuyderlandZH (met bijlage kopie brief d.d. 26-05-2017);

  • -

    11-12-2018 neuroloog Van Domburg ZuyderlandZH;

  • -

    23-02-2021 klinisch psycholoog Van Twiliert NPO Zuyder landZH;

  • -

    29-07-2021 neuroloog Van Beusichem ZuyderlandZH;

  • -

    02-06-2017 neuroloog Van Domburg ZuyderlandZH;

  • -

    21-11-2016 neuroloog Vlooswijk MUMC;

  • -

    09-11-2016 psychiater Leentjens MUMC;

  • -

    05-08-2016 psychiater Leentjens MUMC;

  • -

    14-07-2017 neuroloog Van Domburg ZuyderlandZH;

  • -

    18-11-2019 neuroloog Van Domburg ZuyderlandZH (met bijlage brief d.d. 11-12-2018).

3.5.

Ook alle informatie over de eerder – in 2016 en 2021 – verrichte neuropsychologische onderzoeken dient volgens Nationale-Nederlanden aan de deskundige en de medisch adviseur van Nationale-Nederlanden verstrekt te worden.

3.6.

Nationale-Nederlanden verzoekt de rechtbank te bepalen dat de deskundige pas met het onderzoek mag beginnen nadat [verzoeker] het medisch dossier ter beschikking heeft gesteld aan de deskundige en de medisch adviseur van Nationale-Nederlanden.

4De beoordeling

4.1.

Tussen partijen is in geschil welke deskundigen moeten worden benoemd. Gelet hierop heeft [verzoeker] voldoende belang bij een voorlopig deskundigenbericht in de zin van artikel 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Het verzoek van [verzoeker] tot het benoemen van een deskundige is naar het oordeel van de rechtbank ter zake dienend, voldoende concreet en ziet op feiten die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit betekent dat het verzoek van [verzoeker] zal worden toegewezen.

4.2.

De rechtbank zal overgaan tot benoeming van de hierna te noemen deskundige. Aan deze deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.

Persoon van de deskundige

4.3.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen ermee ingestemd dat in eerste instantie alleen een neuroloog wordt benoemd en dat het aan de neuroloog wordt overgelaten om op basis van zijn bevindingen te beoordelen of een neuropsychologisch onderzoek geïndiceerd is. Partijen stemmen ermee in dat in dat geval de neuroloog dit aan partijen bericht en dat partijen vervolgens onderling afstemmen welke persoon als deskundige voor het neuropsychologisch onderzoek wordt aangezocht.

4.4.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken een nader voorstel te doen voor de te benoemen neuroloog en de vragen die aan de neuroloog voorgelegd dienen te worden. Partijen hebben de rechtbank per e-mail van 5 december 2024 bericht dat ze overeenstemming hebben bereikt ten aanzien van de te benoemen deskundige. Partijen wensen dr. P.L.I. Dellemijn, neuroloog verbonden aan het Expertise Centrum Neurologie te Veldhoven, als deskundige te benoemen.

Vraagstelling

4.5.

Na de mondelinge behandeling hebben partijen elkaar per e-mail nieuwe vraagstellingen gestuurd. Partijen kunnen zich in een deel van elkaars vragen niet vinden. Om die reden zal de rechtbank de vraagstelling vaststellen.

4.6.

De deskundige dient de volgende vragen te beantwoorden:

  1. Heeft u voldoende medische gegevens van betrokkene?

  2. Hoe luidt de anamnese?

  3. Wat zijn uw bevindingen bij het neurologisch onderzoek, eventueel hulponderzoek en raadpleging van medische gegevens?

  4. Welke diagnose(n) stelt u?

  5. Welke objectief medisch vast te stellen stoornissen heeft betrokkene in directe relatie tot ziekte of ongeval?

  6. Welke functionele beperkingen heeft betrokkene als gevolg van deze objectief medisch vastgestelde stoornissen? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk omschrijven en beargumenteren?

  7. Hoe ziet u de prognose van de eventueel aanwezige ziekte(n) vanuit uw vakgebied?

  8. Is er enige kans op herstel? Zo ja, hoe en op welke termijn verwacht u enig herstel? Is er kans op verslechtering? Zo ja, in welke omvang en tijdspanne?

  9. Heeft u behandeladviezen? Wilt u deze dan vermelden?

  10. Acht u op basis van uw bevindingen een neuropsychologisch onderzoek geïndiceerd als onderdeel van uw onderzoek? Wilt u uw antwoord motiveren?

  11. Heeft u nog andere relevante op- en/of aanmerkingen?

4.7.

De rechtbank volgt daarmee de vragen van Nationale-Nederlanden. De reden dat de vragen 5, 6, 7 en 81 van [verzoeker] niet worden opgenomen is omdat deze vragen onvoldoende aansluiten bij de vereisten uit de polisvoorwaarden. Voor wat betreft de vragen 6 en 72 geldt dat een rechtstreekse koppeling wordt gemaakt met het uitoefenen van het beroep. Een neuroloog mag zich uitsluitend over de medische aspecten van de zaak uitlaten, zodat deze vragen niet toelaatbaar zijn. Het is (eventueel) aan een de arbeidsdeskundige (nadat een verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad) om te oordelen over de arbeidsmogelijkheden van [verzoeker].

Informatie ten behoeve van het onderzoek

4.8.

De rechtbank bepaalt dat [verzoeker] alle relevante medische informatie, waaronder ook de neurologische en neuropsychologische rapportage en alle medische adviezen (zoals genoemd onder 3.4 en 3.5), voorafgaand aan het onderzoek in afschrift aan de deskundige ter beschikking moet stellen.

4.9.

Verder is tijdens de mondelinge behandeling afgesproken dat Nationale-Nederlanden de relevante medische stukken die bij haar ontbreken bij [verzoeker] zal opvragen en [verzoeker] deze zal aanleveren.

Kosten van de deskundige

4.10.

De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de verzoekende partij moet worden gedeponeerd. De rechtbank bepaalt dat beide partijen ieder de helft van het voorschot dienen te voldoen.

Slotopmerkingen

4.11.

De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

4.12.

Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.  Rechtbank Den Haag 19 december 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:22814

1Vraag 5: Zijn er op basis van de bevindingen stoornissen te verwachten in het functioneren? Zo ja, welke stoornissen?; vraag 6. Is er sprake van een ziekte/stoornis volgens de definitie ‘een lichamelijk of psychische aandoening’ die [X] belemmert in het normale functioneren en bij de uitoefening van zijn beroep? Zo ja, welke? Wilt u de beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven? en vraag 8. Zijn de stoornissen die u nu vaststelt gerelateerd aan het beeld dat zich aftekende sinds 2015?

2Vraag 7: Heeft [verzoeker] beperkingen voor het verrichten van arbeid als rechtstreeks en medisch objectiveerbaar gevolg van ziekte of ongeval? Zo ja, welke beperkingen? Wilt u de beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven? en vraag 8: Zijn de stoornissen die u nu vaststelt gerelateerd aan het beeld dat zich aftekende sinds 2015?