Overslaan en naar de inhoud gaan

Hoge Raad 131006 aansprakelijkheid accountant; kosten tuchtprocedure

Hoge Raad 13-10-2006 Vie d 'Or; aansprakelijkheid accountant; kosten tuchtprocedure geen redelijke kosten ter vaststelling aansprakelijkheid;
9.3.1 Onderdeel 5 richt zich tegen rov. 9.12, eerste zin. De desbetreffende passage luidt:

"De kosten van het voeren van een tuchtrechtelijke procedure kunnen, behoudens bijzondere omstandigheden waarvan in dezen niet is gebleken, niet worden beschouwd als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, zodat dit onderdeel van de vordering reeds hierop afstuit."

9.3.2 Het onderdeel klaagt dat het hof ten onrechte, althans onbegrijpelijkerwijs niet tot de conclusie is gekomen dat sprake is van bijzondere omstandigheden, nu als zodanige bijzondere omstandigheid moet worden aangemerkt dat de normen die de tuchtrechter heeft aangelegd in hoge mate identiek zijn aan de normen die door de civiele rechter moeten worden - en hier zijn - aangelegd ter beantwoording van de vraag of sprake is van onrechtmatig handelen.

9.3.3 De klacht faalt. Het hof heeft met juistheid tot uitgangspunt genomen dat een tuchtrechtelijke procedure niet kan worden aangemerkt als een redelijke maatregel ter vaststelling van aansprakelijkheid, zodat niet kan worden gezegd dat de kosten daarvan redelijke kosten zijn ter vaststelling van aansprakelijkheid als bedoeld in art. 6:96 lid 2, onder b, BW (vgl. HR 10 januari 2003, nr. C01/055, NJ 2003, 537). De in het middel vermelde omstandigheden kunnen niet worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die een uitzondering op dit uitgangspunt zouden rechtvaardigen.
LJN AW2080

en in de paralelzaak tegen DNB:
Dat het hof heeft overwogen dat in dit geval de tuchtrechtelijke regels in hoge mate corresponderen met de civiele aansprakelijkheidsnormen is een omstandigheid die niet zo uitzonderlijk is dat deze een afwijking van de door de Hoge Raad geformuleerde uitgangspunt rechtvaardigt.
LJN AW2077