Hof Arnhem-Leeuwarden 090216 kosten deelgeschil ten onrechte gematigd tot € 6.118, begroot op € 9.177,- obv 27 x € 265,- + 6% + 21%
- Meer over dit onderwerp:
Hof Arnhem-Leeuwarden 090216 whiplash dierenarts; persoonlijk onderzoek onrechtmatig, voor bewijs uitgesloten;
- bodemrechter niet gebonden aan voorlopig oordeel deelgeschilrechter tzv causaal verband
- kosten deelgeschil ten onrechte gematigd tot € 6.118, begroot op € 9.177,- obv 27 x € 265,- + 6% + 21%
6.22 Grief IV betreft de kosten van het deelgeschil. Met de grief komt X allereerst op tegen de weigering van de voorzieningenrechter NN te veroordelen in de kosten van het deelgeschil. Uit hetgeen het hof hiervoor (in rechtsoverweging 5.9) heeft overwogen, volgt dat X niet-ontvankelijk is voor zover haar appel betrekking heeft op de afwijzing van de vordering tot veroordeling van NN in de kosten van het deelgeschil. Bij de bespreking van het deel van de grief dat betrekking heeft op deze afwijzing heeft X dan ook geen belang.
6.23 X heeft gevorderd de kosten van het deelgeschil te begroten op € 9.177,-. Zij is uitgegaan van een tijdsbesteding van 27 uren, een uurtarief van € 265,-, 6% kantoorkosten en 21% BTW. De kosten zijn begroot op € 6.118,-. De deelgeschilrechter heeft overwogen dat de omvang van de werkzaamheden weliswaar blijkt uit de overgelegde uren staat, maar dat die omvang niet in overeenstemming is met hetgeen te zijner tijd in redelijkheid aan NN in rekening kan worden gebracht. De deelgeschilrechter heeft in dat verband gewezen op de gestelde ervaring van de raadsman van X en op de omstandigheid dat deze het dossier ter gelegenheid van het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor en de gehouden verhoren al geheel op orde heeft moeten maken.
6.24 Volgens X is ten onrechte gesneden in het aantal uren. In feite zijn minder uren in rekening gebracht dan door haar raadsman aan de zaak zijn besteed, met de tijdswinst vanwege de procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is al rekening gehouden en het in rekening gebrachte urenaantal is gelet op het belang van de zaak, de omvang van het verzoekschrift en de te beantwoorden rechtsvragen wel degelijk redelijk.
6.25 NN meent dat volstaan kan worden met een bedrag van € 3.500,-. Zij acht, zoals zij ook in eerste aanleg al had betoogd, een tijdsbesteding van 14 uren redelijk en meent dat uitgegaan moet worden van een uurtarief (naar het hof begrijpt: inclusief kantoorkosten en te vermeerderen met BTW) van € 250,-.
6.26 Het hof ziet geen reden om uit te gaan van een lager uurtarief dan het door de advocaat van X gehanteerde uurtarief. Niet ter discussie staat dat X en haar raadsman dit tarief zijn overeengekomen. Evenmin staat ter discussie dat de advocaat van X een in letselschadezaken gespecialiseerde advocaat is. NN heeft niet weersproken dat zij in de aan het deelgeschil voorafgaande buitengerechtelijke fase kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand heeft voldaan die zijn begroot op basis van een uurtarief van € 265,- (ex 6% kantoorkosten en BTW). Bovendien is gesteld noch gebleken dat een tarief van € 265,- (ex BTW en kantoorkosten) hoger is dan het tarief dat in vergelijkbare zaken in letselschadezaken pleegt te worden gehanteerd.
6.27 Van een gespecialiseerde advocaat mag, en in dat uitgangspunt volgt het hof de rechtbank, verwacht worden dat hij minder tijd hoeft te besteden aan het opstellen van gedingstukken op het gebied waarin hij is gespecialiseerd. X heeft aangevoerd dat haar raadsman 18 uren heeft besteed aan het opstellen van het verzoekschrift en in totaal 9 uren aan de bestudering van het verweerschrift, correspondentie, voorbereiding van de zitting en de zitting zelf. Dat de advocaat van X teveel tijd heeft besteed aan de werkzaamheden in verband met de zitting, is gesteld noch gebleken. Het hof acht een tijdsbesteding van 9 uren, mede gezien de reistijd die voor een in Amersfoort gevestigde advocaat gemoeid zal zijn met een zitting in Groningen, ook alleszins redelijk; een specialisatie leidt nu eenmaal niet tot een kortere reistijd.
6.28 Voor wat betreft het opstellen van het verzoekschrift geldt het volgende. Anders dan NN stelt en door de deelgeschilrechter met de verwijzing naar het verzoekschrift betreffende het voorlopig getuigenverhoor is gesuggereerd, ziet het hof bij vergelijking van beide verzoekschriften weinig overlappingen. In het voorlopig getuigenverhoor wordt nauwelijks aandacht besteed aan de vraag die in het deelgeschil vooral centraal staat, te weten de onrechtmatigheid van het persoonlijk onderzoek. De kwestie van de causaliteit wordt in het verzoekschrift tot het houden van het voorlopig getuigenverhoor vanuit een ander perspectief behandeld dan in het verzoekschrift ter inleiding van het deelgeschil. In het eerstgenoemde verzoekschrift is de benadering vooral een feitelijke: wat valt er in het dagelijks leven van X te merken van de klachten en beperkingen van X en wat kunnen de beoogde getuigen daarover mogelijk verklaren. De benadering van de causaliteit in het deelgeschil is meer een juridisch-beschouwende: welke conclusies kunnen worden verbonden aan hetgeen inmiddels, na deskundigenonderzoeken en getuigenverhoren, vaststaat over de klachten en beperkingen van X. Het hof ziet dan ook niet in dat de advocaat van X minder tijd heeft hoeven besteden aan het opstellen van het verzoekschrift ter inleiding van het deelgeschil doordat hij eerder al een procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor voor X had gevoerd.
Nu het een zeer omvangrijk (51 pagina's) en grondig onderbouwd verzoekschrift betreft, het thema van het persoonlijk onderzoek bepaald geen standaard thema is, waarmee een letselschadeadvocaat geregeld wordt geconfronteerd en ook de causaliteitsproblematiek in dit geval verre van eenvoudig is, acht het hof een tijdsbesteding van 18 uur voor het op het opstellen van het verzoekschrift, redelijk. Dat betekent dat het hof bij de begroting van de buitengerechtelijke kosten uitkomt op 27 uren en daarmee op een bedrag van € 9.177,-.
6.29 Grief IV slaagt dan ook gedeeltelijk.
Met dank aan mr. J.F. Roth, SAP Letselschade Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2016/hof-arnhem-leeuwarden-090216 ook op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2016:1004