Rb Amsterdam 090317 Kosten gevorderd en toegewezen: € 8.577,39 + € 288 vastrecht. Totaal: € 8.865,39
- Meer over dit onderwerp:
Rb Amsterdam 090317 Deelgeschil; Hondenbeet in hand; whiplashjurisprudentie niet van toepassing; Csqn-verband niet bewezen.
-Kosten gevorderd en toegewezen: € 8.577,39 + € 288 vastrecht. Totaal: € 8.865,39
2 De feiten
2.1.
Op 10 juli 2010 is [verzoekster] in haar linkerhand gebeten door een hond die op dat moment eigendom was van [belanghebbende 1] . Delta Lloyd heeft als AVP-verzekeraar van [belanghebbende 1] aansprakelijkheid voor deze hondenbeet erkend.
2.2.
In 2013 heeft een medische expertise plaatsgevonden. In het tweeledig rapport (geneeskundig rapport en zakelijk rapport) van [naam 1] , plastisch, reconstructief en handchirurg (hierna: [naam 1] ) van 20 juni 2013, staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
Bespreking bijgevoegde correspondentie
(…)
Betrokkene [de rechtbank: [verzoekster] ] werd doorgestuurd naar het handencentrum te Eindhoven met als behandeldoelstellingen het geleidelijk opbouwen van musculaire conditie en fysieke belastbaarheid (brief van 15-02-1011 (…) revalidatiearts). (…) Aan het eind van deze behandeling was er een positief resultaat, waarbij betrokkene volledig klachtenvrij was met het volledig heroppakken van activiteiten. (…) Er werd geconcludeerd dat de therapie met het gewenste eindresultaat werd afgesloten (brief van 25-03-2011 (…) fysiotherapeut).
(…)
Concluderend is er sprake van 1% functieverlies van de gehele persoon.
Samenvatting
Bovengenoemde expertise betreft een 41-jarige dame met status na een posttraumatische hondenbeet van de linkerduim. Initieel werd deze behandeld middels lokale wondzorg en oraal antibioticaprofylaxe. Het beloop werd gecompliceerd door een abces, waarvoor abcesdrainage en debridement en intraveneuze antibiotica toediening. Postoperatief werd gestart met handtherapie.
Betrokkene hield echter persisterende klachten houden, mogelijk op basis van een neuroom danwel wel op basis van lokale peesadhesis. Hiervoor werden lokale corticosteroïd injecties met tijdelijk positief resultaat toegediend. Momenteel ervaart betrokkene een stoornis in de fijne motoriek en krachtsvermindering van de linkerhand. Tevens is er sprake van koude intolerantie. Bij klinisch onderzoek is er sprake van een tendovaginitis stenosans van digitus 1 links. Bij röntgenologisch onderzoek is er sprake van IP-1 artrose links. Beide aandoeningen zijn niet primair gerelateerd aan het ongeval en hadden ook kunnen zijn ontstaan als betrokkene het ongeval niet was overgekomen.
De tendovaginistis stenosans van de duim kan therapeutisch behandeld worden middels een corticosteroïd injectie in de A1 pulley. Wanneer dit niet afdoende is een A1 pulley release mogelijk. Verder zijn er geen therapeutische suggesties voor de IP-1 artrose aangezien betrokkene momenteel hier geen klachten van ervaart.
(…)
Medisch onderzoek
c. (…) Er is sprake van een volaire litteken ter hoogte van de linker thenar regio. Tevens is er een litteken ter hoogte van de dorsale zijde van MCPI links. (…) Er is lokaal drukpijn ter hoogte van de A1 pulley van de linkerduim suggestief voor tendovaginitis stenosans. (…) Op een aanvullend gemaakte röntgenfoto te Xpert Clinic dd. 21-01-2013 is een milde IP I artrose links zien.
(…)
Consistentie
d. (…) Er is sprake van onderlinge samenhang van verkregen informatie van onderzochte, informatie verkregen onderzoek zelf en verkregen informatie uit het medisch dossier en uit verrichte onderzoek alhier.
(…)
Diagnose
f. (…) Er is sprake van een posttraumatische persisterende pijn ter hoogte van de linkerduim, mogelijks op basis van een neuroom of lokale peesadhesis na een hondenbeet. Bij klinisch is er geen duidelijk neuroom aanwezig en is er een nagenoeg volledige range of motion van de duim.
Beperkingen
g. (…) Er is sprake van krachtsvermindering van de linkerhand, dit resulteert in een beperking bij het vastpakken van voorwerpen. Tevens heeft zij een beperking van de fijne motoriek, welke resulteert in bijvoorbeeld een beperking bij het hanteren van knopen van kleding of bij het schillen van groente en fruit.
h. (…) Genezen wonden thenar regio-duim links:
Dit geeft 4% functieverlies van de duim (…)
Medische eindsituatie
i. (…) Klinisch is er sprake van een eindtoestand en zal op korte of lange termijn geen verbetering of verslechtering van de beschreven beperkingen en klachten van betrokkene optreden. De tendovaginitis stenosans klachten van de linker duim zijn niet direct gerelateerd aan het ongeval.
(…)
2. De situatie zonder ongeval
a. (…) Zeer waarschijnlijk bestonden er voor het ongeval geen klachten en afwijkingen op het gebied van de linkerhand of pols.(…)
c. (…) Klinisch is er sprake van een tendovaginitis stenosans ter hoogte van de linker duim. Tevens is er sprake van een milde IP-1 artrose. Deze hadden ook kunnen ontstaan als het ongeval onderzochte niet was overkomen.
d. (…) Een tendovaginitis stenosans kan op een termijn van weken of maanden ontstaan. Een IP-1 artrose kan klachten geven in de loop van jaren. Dit kan resulteren in een duidelijke toename van de pijn en functiebeperking van de linkerduim.
e. (…) Een tendovaginitis stenosans van de duim of IP-1 artrose kan leiden tot pijnklachten en range of motion beperkingen van de duim.
f. (…) Een onbehandelde tendovaginitis stenosans van de duim kan spontaan verbeteren met rust doch kan ook verslechtering zonder behandeling. Een IP-1 artrose kan in de loop van maanden of jaren klinisch meer pijnklachten geven.
G. (…) Een onbehandelde tendovaginitis stenosans met progressie van de klachten, kan leiden tot verdere pijnklachten ter hoogte van het MCP 1 gewricht of een mate van krachtsvermindering in de duim.
2.3.
[naam 2] (hierna: [naam 2] ), verzekeringsarts, heeft op verzoek van [verzoekster] , op 15 november 2013 een functionele mogelijkhedenlijst opgesteld.
3 Het deelgeschil
3.1.
[verzoekster] verzoekt – na aanvulling – dat de rechtbank bij beschikking, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
voor recht verklaart dat de klachten die [verzoekster] ervaart in de linkerhand, -pols en -vingers moeten worden gezien al het gevolg van de hondenbeet van 10 juli 2010,
voor recht verklaart dat [verzoekster] vanaf in ieder geval 1 januari 2011 tenminste recht heeft op bevoorschotting op de post verlies aan verdienvermogen tot het niveau dat een met MBO-diploma horecamedewerkster conform CAO Horeca jaarlijks zou genereren, onder verrekening van de vervangende inkomsten (niet zijnde bijstand), zolang [verzoekster] niet afwijkt van de aanwijzingen van de arbeidsdeskundige die door partijen zal worden ingeschakeld,
bepaalt dat de beperkingen zoals door [naam 2] verwoord gelden als aan het voorval van 10 juli 2010 gerelateerde beperkingen tot eindleeftijd,
e kosten van deze procedure begroot op de door de rechtbank in aanmerking te nemen uren tegen een uurtarief van € 265,-, vermeerderd met 7% kantoorkosten en 21% btw alsmede de kosten van indiening van het verzoek en Delta Lloyd daarin veroordeelt,
subsidiair
een voorziening treft die zij ten behoeve van het bevorderen van een eindregeling gewenst acht.
3.2.
[verzoekster] stelt dat de klachten en beperkingen die zij op dit moment aan haar linkerhand ervaart, het gevolg zijn van de hondenbeet. Allereerst komt de locatie van de pijn overeen met de plek van de littekens van de hondenbeet. Voorts blijkt uit de beantwoording van vraag 1f van het expertiserapport van [naam 1] dat hij geen voorbehoud maakt ten aanzien van de conclusie dat sprake is van een posttraumatische persisterende pijn na een hondenbeet en dat die mogelijk wordt veroorzaakt door een neuroom of lokale peesadhesis. Bovendien is voor het conditio sine qua non-verband geen specifiek medisch aantoonbare verklaring voor de klachten nodig. Nu [verzoekster] voor de hondenbeet geen klachten had, een alternatieve traumatische oorzaak niet door [naam 1] is genoemd en evenmin door hem is gesteld dat de klachten ook zonder de hondenbeet zouden zijn opgetreden, is het conditio sine qua non-verband een gegeven c.q. voldoende aannemelijk gemaakt. De schade van [verzoekster] dient dan ook op grond van artikel 6:98 van het Burgerlijk Wetboek aan de hondenbeet te worden toegerekend, aldus steeds [verzoekster] .
3.3.
Delta Lloyd c.s. betwist dat sprake is van een causaal verband tussen de klachten en beperkingen die [verzoekster] stelt te ervaren en de hondenbeet. Het door [verzoekster] naar voren gebrachte aan het whiplash-jurisprudentie ontleende uitgangspunt is op de onderhavige zaak niet van toepassing. Het gaat immers om een hondenbeet en niet om whiplashachtige klachten. Bovendien is sprake van een alternatieve oorzaak die niet door de hondenbeet is ontstaan, te weten een tendovaginitis stenosans van digitus 1 en IP-1 artrose. Uit het klinisch onderzoek van [naam 1] blijkt dat deze aandoeningen pijnklachten en range of motion beperkingen van de duim geven. [naam 1] geeft expliciet te kennen dat deze aandoeningen niet aan de hondenbeet zijn gerelateerd. Verder zijn door [naam 1] geen andere objectieve afwijkingen vastgesteld die door het ongeval zijn veroorzaakt. Het vermoeden van [naam 1] dat mogelijk sprake is van een neuroom en een peesadhesis, wordt niet door het klinisch onderzoek bevestigd. Uit het expertiserapport van [naam 1] kan derhalve geen causaal verband worden afgeleid, aldus steeds Delta Lloyd c.s.
3.4.
Op stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
Ter zitting heeft [verzoekster] te kennen gegeven dat voor de beoordeling van het onderhavige deelgeschil het expertiserapport van [naam 1] tot uitgangspunt dient te worden genomen, zodat de rechtbank dat ook zal doen. Met Delta Lloyd c.s. is de rechtbank van oordeel dat dit rapport in het geheel dient te worden beoordeeld en niet – zoals [verzoekster] heeft betoogd – slechts acht dient te worden geslagen op de beantwoording van vraag 1f. In het expertiserapport wordt onder meer melding gemaakt van een IP-1 artrose. Nu [verzoekster] ter zitting te kennen heeft gegeven van de IP-1 artrose geen last te ondervinden en dit dus niet valt onder de klachten waarop het verzoek (weergegeven onder 3.1 (a)) ziet, zal de rechtbank de IP1-artrose buiten beschouwing laten.
4.2.
De stelling van [verzoekster] dat het conditio sine qua non-verband is gegeven, aangezien [verzoekster] voor de hondenbeet geen klachten had, een alternatieve oorzaak niet is gegeven en de klachten zonder de hondenbeet niet zouden zijn opgetreden, lijkt te zijn ontleend aan de “whiplash-jurisprudentie”. Die jurisprudentie kan niet (naar analogie) worden toegepast in de onderhavige situatie waar sprake is van een hondenbeet in de hand (en dus van fysiek letsel dat zonder meer in causaal verband staat met het ongeval – de beet) en die dus wezenlijk anders is dan een whiplash, waar dikwijls medisch ‘objectieve’ afwijkingen ontbreken. Het enkele feit dat [verzoekster] thans klachten heeft die zij, voordat zij door de hond werd gebeten, niet had, is derhalve onvoldoende om het conditio sine qua non-verband (in beginsel) aan te nemen. Indien die stelling ook hier op zou gaan, zou dat voor alle gevallen van letselschade kunnen gelden. Dit geldt te meer nu, zoals hierna zal blijken, voor de klachten en beperkingen die [verzoekster] ondervindt, een alternatieve oorzaak kan worden gegeven. Dit betekent dat de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het causaal verband “gewoon” op [verzoekster] rust.
4.3.
Uit het expertiserapport van [naam 1] kan onder meer het volgende worden afgeleid (zie hiervoor onder 2.2). Klinisch is vastgesteld dat sprake is van een tendovaginitis stenosans en dat dit kan leiden tot pijnklachten en range of motion beperkingen van de duim. Deze tendovaginitis stenosans klachten van de linker duim zijn echter volgens [naam 1] niet direct gerelateerd aan het ongeval (in casu de hondenbeet). Hij stelt dat de tendovaginitis stenosans ook had kunnen zijn ontstaan als [verzoekster] het ongeval niet was overgekomen. Bij de beantwoording van vraag 1f trekt [naam 1] – anders dan [verzoekster] heeft betoogd – niet stellig de conclusie dat de hondenbeet de oorzaak is van de bij [verzoekster] aanwezige posttraumatische pijn. Hij beschrijft immers dat mogelijk sprake is van een neuroom of een lokale peesadhesis ná een hondenbeet. Hij spreekt hier niet van een causaal verband. Uit het klinisch onderzoek blijkt bovendien dat geen duidelijk neuroom aanwezig is. Daarbij wordt – zoals Delta Lloyd c.s. terecht heeft gesteld – door medici de term “posttraumatische pijn” slechts gebruikt voor een temporele aanduiding dat de pijn ná het ongeval aanwezig is. Die term betekent dus niet dat de pijn dóór het ongeval is ontstaan. Gelet op al deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat het expertiserapport van [naam 1] niet dermate stellig is dat het tot bewijs kan dienen voor de stelling van [verzoekster] dat haar klachten en beperkingen het gevolg zijn van de hondenbeet en dat dus sprake is van een causaal verband. Daarbij weegt nog mee dat [verzoekster] in 2011 na een behandeling in het handencentrum te Eindhoven volledig klachtenvrij was en haar activiteiten weer volledig kon oppakken. Dit vormt voor de rechtbank een extra indicatie dat de causale keten tussen de hondenbeet en de huidige klachten en beperkingen die [verzoekster] stelt te hebben, is verbroken en de tendovaginitis stenosans ook zeer goed mogelijk (zoals [naam 1] ook aangeeft) door een andere oorzaak kan zijn ontstaan.
4.4.
Het onder a, b en c en subsidiair verzochte zal, gezien het voorgaande, worden afgewezen.
Kostenbegroting
4.5.
Ondanks afwijzing van het verzochte dient op voet van artikel 1019aa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in beginsel begroting plaats te vinden van de kosten die [verzoekster] heeft gemaakt in het kader van de deelgeschilprocedure. Dit is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is daarvan geen sprake. Het verzoek is immers ingesteld om een geschilpunt tussen partijen te beslechten, namelijk of sprake is van een causaal verband tussen de klachten en beperkingen die [verzoekster] thans stelt te ervaren en de hondenbeet waarvoor Delta Lloyd aansprakelijkheid heeft erkend. Dit had kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Dit betekent dat zal worden overgegaan tot begroting van de kosten van de behandeling van het verzoek op grond van artikel 1019aa Rv.
4.6.
Bij de begroting van de kosten dient de rechter de zogeheten redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn. De advocaat van [verzoekster] heeft zijn kosten begroot op € 8.577,39 inclusief btw (25 uren x tarief € 265,- + 7% kostentoeslag en 21% btw). Gezien de aard van het onderhavige deelgeschil acht de rechtbank, ondanks de betwisting door Delta Lloyd c.s., deze kosten redelijk zodat die de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan. Bij deze begroting dient het vastrecht ter hoogte van € 288,- te worden opgeteld. Dit betekent dat de rechtbank de kosten van het deelgeschil begroot op € 8.865,39.
4.12.
Nu het door [verzoekster] verzochte zal worden afgewezen, zal eveneens het verzoek van [verzoekster] om Delta Lloyd c.s. in deze kosten te veroordelen worden afgewezen. ECLI:NL:RBAMS:2017:1538