Rb Arnhem 041011 kosten gevorderd 21:12 uren x € 530,15 = € 11.239,07, begroot op 14 x € 200,00 + 5% + 19% + griffierecht, totaal € 3.569,60
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 041011 medische aansprakelijkheid voor hersenvliesontsteking na mishandeling; deelgeschil afgewezen
- kosten gevorderd 21:12 uren x € 530,15 = € 11.239,07, begroot op 14 x € 200,00 + 5% + 19% + griffierecht, totaal € 3.569,60
4.11.
Dan de kosten. Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Daarbij geldt een dubbele redelijkheidstoets: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn (MvT, Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 18).
4.12.
[verzoeker] heeft in dat kader verzocht het Rijnstate te veroordelen in de kosten van het geding, met het verzoek terzake van het honorarium van de advocaat deze kosten aan de zijde van [verzoeker] te begroten op € 11.239,07.
4.13.
Het Rijnstate heeft aangevoerd dat het verzoek evident zinloos aanhangig is gemaakt, zodat de daarvoor gemaakte kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dit geldt temeer, aldus het Rijnstate, nu zij [verzoeker] haar standpunt betreffende de niet‑ontvankelijkheid van [verzoeker] al vóór het indienen van het verzoekschrift aan hem bekend heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt als volgt. De mogelijkheid deelgeschillen aan de rechter voor te leggen bestaat pas (relatief) kort. Ten tijde van het indienen van het verzoek was nog onvoldoende in de rechtspraak uitgekristalliseerd onder welke omstandigheden en in welke gevallen met (voldoende) kans van slagen een deelgeschil kan worden ingesteld. Daarom kan op dit moment niet worden gezegd dat het verzoek volstrekt onnodig of onterecht is ingediend. Daarom zal tot begroting van de kosten van de behandeling van het verzoek op de voet van artikel 1019aa Rv worden overgegaan.
4.14.
[verzoeker] heeft verzocht de kosten te begroten op € 11.239,07 (21:12 uren x € 530,15). 15:12 uren hebben betrekking op het opstellen van het verzoekschrift en de overige 6 uren hebben betrekking op het doorlezen van het verweerschrift, het voorbereiden en bijwonen van de zitting en de reistijd. Het Rijnstate heeft zowel tegen het aantal uren als het gehanteerde uurtarief verweer gevoerd. Volgens haar kan het aantal uren maximaal 10 uren bedragen en het uurtarief maximaal € 198,00 per uur exclusief BTW en kantoorkosten. Het aantal uren voor het opstellen van het verzoekschrift komt de rechtbank bovenmatig voor. De rechtbank acht 8 uren -gezien de complexiteit van de zaak- voor het opstellen van het verzoekschrift redelijk. In totaal gaat het dan om 14 uren. Ook het gehanteerde uurtarief komt de rechtbank bovenmatig voor. De rechtbank zal het uurtarief vaststellen op € 200,00 + 5% kantoorkosten en 19% BTW. Dit bedrag dient nog verhoogd te worden met het griffierecht van € 71,00, zodat het totaal bedraagt € 3.569,60.
4.15.
De rechtbank zal het Rijnstate niet veroordelen in de begrote kosten, aangezien de aansprakelijkheid van het Rijnstate niet vaststaat en derhalve onzeker is of voor veroordeling op de voet van artikel 6:96 BW een grondslag bestaat.
4.16.
Voorzover het verzoek van [verzoeker] daarnaast strekt tot een veroordeling in de proceskosten, zoals het Rijnstate dat kennelijk heeft begrepen, geldt dat daarvoor geen plaats is. Op grond van artikel 1019 aa lid 3 Rv is artikel 289 Rv, dat de grondslag vormt voor een veroordeling in de proceskosten, niet van toepassing. Het als buitengerechtelijke kosten begrote bedrag wegens de gemaakte kosten voor het deelgeschil komt in wezen in de plaats van een (forfaitaire) proceskostenveroordeling.ECLI:NL:RBARN:2011:4224