Rb Maastricht 160211 Nu verzoeker niet ontvankelijk wordt verklaard ook geen kostenveroordeling
- Meer over dit onderwerp:
Rb Maastricht 160211 Nu verzoeker niet ontvankelijk wordt verklaard ook geen kostenveroordeling
2.1. Op 2 januari 2002 is [verzoeker] een ongeval overkomen, waarbij hij ernstig gewond is geraakt. De auto waarmee hij toen is aangereden was tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Univé. Univé heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Volgens [verzoeker] twisten partijen thans nog over de vraag of [verzoeker] aan zijn schadebeperkingsplicht heeft voldaan en of Univé gehouden is door [verzoeker] gemaakte maar nog openstaande buitengerechtelijke kosten te betalen.
2.2. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat hij heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht. Voorts stelt hij dat hij recht heeft op het onbetaalde deel van de door hem gemaakte buitengerechtelijke kosten, welke deel volgens hem € 4.203,47 bedraagt.
2.3. Ten slotte stelt [verzoeker] dat hij recht heeft op de advocaatkosten gemaakt in het kader van het onderhavige verzoek en de behandeling daarvan ter zitting, bedragende € 7.903,09.
2.4. Op grond van het vorenstaande verzoekt [verzoeker] – voor zover te dezen nog relevant – dat de rechtbank bij beschikking:
a) bepaalt dat [verzoeker] zich heeft gehouden aan de schadebeperkingsplicht en dat Univé de openstaande buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 4.203,47 aan [verzoeker] dient te voldoen;
b) Univé ex artikel 1019aa Rv veroordeelt in de kosten van dit verzoek ten bedrage van € 7.903,09;
c) Univé veroordeelt in de kosten, zulks uitvoerbaar bij voorraad.
2.5. Univé heeft de verzoeken gemotiveerd weersproken. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank, voor zover van belang, hierna ingaan.
3. De beoordeling
3.1. Ten aanzien van het verzoek te bepalen dat Univé een bedrag van € 4.203,47 ter zake buitengerechtelijke kosten verschuldigd is aan [verzoeker], overweegt de rechtbank het volgende. Ter zitting heeft Univé erkend het restantbedrag minus de door haar rechtstreeks aan de medisch adviseur van [verzoeker] betaalde bedragen van € 968,-- en € 154,11 verschuldigd te zijn en toegezegd dat ook te zullen betalen. [verzoeker] heeft bevestigd dat deze laatste twee bedragen rechtstreeks aan zijn medisch adviseur zijn betaald. Dat betekent dat de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten geen geschilpunt meer is tussen partijen en dat daarover derhalve ook niet meer bij wege van beslissing in een deelgeschil hoeft te worden beslist. De rechtbank zal in het dictum van deze beschikking verstaan dat Univé heeft verklaard € 3.081,10 verschuldigd te zijn en dat ook te zullen betalen.
3.2. Ten aanzien van het voorgelegde deelgeschil, te weten de vraag of [verzoeker] heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht, overweegt de rechtbank het volgende. Univé heeft aangevoerd dat er nog een ander geschilpunt is, te weten de vraag of [verzoeker] als gevolg van het ongeval arbeidsongeschikt is te beschouwen. Pas nadat die vraag is beantwoord en op basis van de vastgestelde beperkingen de mate van arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] vaststaat, kan worden toegekomen aan de door [verzoeker] als deelgeschil voorgelegde vraag naar de schadebeperkingsplicht. De beslissing in het deelgeschil zal er dan ook niet toe kunnen leiden dat de vastgelopen onderhandelingen worden vlot getrokken.
3.3. De rechtbank deelt het standpunt van Univé dat het geschil tussen partijen zich lange tijd in essentie heeft beperkt tot de vraag of [verzoeker] heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht. Na verloop van tijd, expliciet bij schrijven van 5 juli 2010 (productie 61 bij het verzoekschrift), is daar echter een nieuw geschilpunt bij gekomen dat vervolgens het geschil over de schadebeperkingsplicht naar de achtergrond heeft gedrongen. Bij voormeld schrijven heeft Univé aan [verzoeker] medegedeeld dat zij niet kan instemmen met een in opdracht van [verzoeker] opgesteld rapport houdende een becijfering van de door [verzoeker] geleden schade wegens verlies aan arbeidsvermogen. In die brief stelt Univé zich voorts op het standpunt dat er geen sprake is van voortdurende arbeidsongeschiktheid van [verzoeker]. Volgens haar is de WAO-uitkering aan [verzoeker] stopgezet, zijn er bij [verzoeker] geen beperkingen vastgesteld ten aanzien van zittend werk en zijn bij hem evenmin ongevalsgerelateerde cognitieve klachten aangetoond. Vervolgens heeft dat standpunt, waarover partijen geen overeenstemming hebben bereikt, ertoe geleid dat Univé bij brief van 20 augustus 2010 de onderhandelingen heeft afgebroken.
3.4. De rechtbank is van oordeel, dat vóórdat kan worden toegekomen aan de beantwoording van de vraag of [verzoeker] heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht logischerwijs eerst de vraag dient te worden beantwoord of er sprake is van schade wegens verlies aan verdienvermogen, te weten in het onderhavige geval of er sprake is van zodanige beperkingen dat [verzoeker] als gevolg van het ongeval arbeidsongeschiktheid is geworden.
3.5. Univé stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat een beslissing op het geschilpunt omtrent de schadebeperkingsplicht partijen niet verder brengt. Univé zal de onderhandelingen niet hervatten, zodat geen perspectief bestaat dat een vaststellingsovereenkomst over de totale schade wegens verlies aan verdienvermogen – bij toewijzing van het verzoek – tot stand zal komen.
3.6. [verzoeker] heeft het geschil omtrent diens arbeidsongeschiktheid echter niet als deelgeschil aan de rechtbank voorgelegd, zodat daarop niet kan worden beslist. De rechtbank merkt in dat verband nog op dat niet juist is [verzoeker]s stelling, dat dit geschil omtrent zijn arbeidsongeschiktheid pas ter zitting is gebleken omdat het toen pas door Univé is opgeworpen. In ieder geval uit hogergemeld schrijven van 5 juli 2010 van Univé aan hem, had [verzoeker] kunnen en moeten begrijpen dat tussen partijen allereerst in geschil is of hij arbeidsongeschikt is.
3.7. Het onderhavige verzoek is derhalve prematuur, zodat [verzoeker] daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
3.8. De rechtbank overweegt ten aanzien van de door [verzoeker] gevorderde proceskostenveroordeling het volgende. Het in dit verband relevante artikel 1019aa Rv bepaalt slechts dat de kosten van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door letsel lijdt worden begroot, niet dat de wederpartij in die kosten kan worden veroordeeld. Nu [verzoeker] echter ten aanzien van het enige en resterende deelgeschil niet-ontvankelijk wordt verklaard, dienen de kosten van het verzoek aan diens zijde op nihil te worden begroot.
3.9. De door Univé verzochte proceskostenveroordeling kan door de rechter in een deelgeschilprocedure niet worden gegeven, gelet op het bepaalde in artikel 1019 aa, in het bijzonder lid 3, Rv.
4. De beslissing
De rechtbank:
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek te bepalen dat hij zich heeft gehouden aan zijn schadebeperkingsplicht;
verstaat dat Univé heeft erkend een bedrag van € 3.081,10 aan [verzoeker] verschuldigd te zijn en dit ook aan hem te zullen vergoeden; LJN BP4792