Rb Midden-Nederland 191016 kosten begroot en toegewezen obv 50 uur x € 245,00 + 6% + 21% + griffierecht, totaal € 15.996,85; tweede deelgeschil obv 21,6 uur, totaal € 7.075,52
- Meer over dit onderwerp:
Rb Midden-Nederland 191016 twee deelgeschillen; rugletsel vanwege niet verstrekken botversterkende medicatie bij langdurig prednison gebruik; 67% aansprakelijkheid zkh
- kosten begroot en toegewezen obv 50 uur x € 245,00 + 6% + 21% + griffierecht, totaal € 15.996,85; tweede deelgeschil obv 21,6 uur, totaal € 7.075,52
(na uitgebreide bespreking van de (medische) feiten (zie letselschademagazine.nl/2016/rb-midden-nederland-191016) volgt:)
Kosten
4.19. De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten dient de rechtbank de redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.20. X maakt in het verzoekschrift met zaaknummer / rekestnummer C/16/391232 / HA RK 15-94 aanspraak op vergoeding van Alrijne van de buitengerechtelijke kosten voorafgaande aan het entameren van dit deelgeschil, welke kosten hij begroot op € 6.423,14.
X heeft een specificatie gegeven van deze kosten, waaruit blijkt dat de advocaat van X in de periode van 13 februari 2014 tot en met juni 2014 in totaal 35,7 uur aan de zaak heeft besteed en in de periode van 7 juli 2014 tot en met 15 oktober 2014 in totaal 8,4 uur.
Wat betreft het uurtarief heeft X naar voren gebracht dat een tarief van € 245,00 exclusief 6% kantoorkosten is gehanteerd. De totale buitengerechtelijke kosten worden begroot op € 13.923,14. Aangezien daarvan € 7.500,00 betaalbaar is gesteld op de nota van 1 juli 2014 vordert X een bedrag van € 6.423,14.
4.21. Alrijne voert als verweer dat het urenaantal dat volgens X aan de zaak is besteed in geen verhouding staat tot de werkzaamheden. Temeer omdat X zelf heeft besloten om over te stappen naar een andere advocaat is het volgens Alrijne niet redelijk dat de kosten van studie van het dossier, van wel 17 uur, aan Alrijne worden toegerekend. De geschreven uren die betrekking hebben op de correspondentie zijn volgens Alrijne bovenmatig. In dat verband verwijst zij naar de uren besteed op 1 mei 2014, 12 mei 2014 en 30 mei 2015 (in totaal 12,5 uur). Ook is niet aannemelijk dat 1,9 uur is besteed aan een telefoonnotitie, aldus Alrijne. Het reeds betaalde bedrag van € 7.500,00 acht zij toereikend.
4.22. Geoordeeld wordt dat X in het licht van dit verweer van Alrijne de kosten onvoldoende heeft gespecificeerd. Hij heeft geen gedetailleerdere onderbouwing gegeven van de uren die hij heeft besteed aan het bestuderen van het dossier en de in de correspondentie genoemde dagen. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de reeds door Alrijne betaalde vergoeding van € 7.500,00 redelijk is.
4.23. De kosten van het deelgeschil heeft X in het verzoekschrift met zaaknummer / rekestnummer C/l61391232 I HA RK 15-94 begroot op 47,3 uur tegen een uurtarief van € 245,00 te vermeerderen met 6% kantoorkosten en 21% BTW, dus in totaal een bedrag van 14.863,42. Ter zitting is naar voren gebracht dat de uren voor het lezen van het verweerschrift (2 uur) en het opstellen van het pleidooi (8 uur) en het ter zitting komen daarbij zijn gekomen.
4.24. Alrijne heeft bezwaar gemaakt tegen het aantal uren dat aan het verzoekschrift is besteed. Volgens haar is niet aannemelijk dat meerdere dagen vijf uur aan het opstellen daarvan zijn besteed en is het verzoekschrift bovendien onnodig uitvoerig en langdradig.
4.25. De rechtbank acht in dit geval een tijdsbesteding van in totaal 50 uur in verhouding met de aard en complexiteit van dit deelgeschil. Het uurtarief komt de rechtbank niet onredelijk voor. De kosten van het deelgeschil worden daarom begroot op € 15.711,85. De reiskosten worden geacht daarbij te zijn inbegrepen. Alrijne zal ook worden veroordeeld in de door X betaalde griffierechten van € 285,00. Uit een en ander volgt dat de totale proceskosten van X zullen worden begroot op € 15.996,85. Alrijne zal tot betaling daarvan aan X worden veroordeeld.
4.26. X vordert - na wijziging van de verzoeken ter zitting - in de procedure met zaaknummer / rekestnummer C/16/416668/ HA RK 16-117 de buitengerechtelijke kosten vanaf 25 augustus 2015 tot 24 mei 2016 en de kosten van het deel geschil vanaf 25 mei 2016. Hij begroot deze kosten op respectievelijk € 22.970,73 (73,1 uur x € 245,00, + 6% bureaukosten + 21% btw en € 6.787,52 (21,6 uur x € 245,00 + 6% bureaukosten + 21% btw).
X stelt dat hij vanaf 25 augustus 2015 voortdurend in de weer is geweest om in overleg met het ziekenhuis een expertise op gang te brengen en dat vele overleggen hebben plaatsgevonden, met als uiteindelijk resultaat de aanbiedingsbrief van 7 december 2015.
X wijst er op dat daarna ook nog overleg is geweest met het ziekenhuis over de aanvullende medische informatie die moest worden ingebracht en dat daarvoor onderzocht moest worden of alles volledig was, wat volgens X niet het geval was. In de aanvullende conclusie vordert X in het kader van de beide deelgeschillenprocedures voorts een bedrag van € 5.090,64 (16,2 uur x € 245,00 + 6% bureaukosten + 21% btw).
4.27. Alrijne voert als verweer dat de totale door X gevorderde kosten van alle deelgeschillen, daaronder begrepen de kosten van de conclusie van vermeerdering/verandering van eis van € 5.090,64 + p.m., uitkomen op een bedrag van € 56.135,45 + p.m.
Deze kosten voldoen volgens haar niet aan de dubbele redelijkheidstoets. Zij verwijst naar haar verweer als hiervoor vermeld en merkt op dat daaraan toegevoegd kan worden dat de kosten met betrekking tot het tweede deelgeschil volledig zijn besteed aan de discussie over de vraagstelling aan Van den Bergh, de reikwijdte van het onderzoek en het medisch dossier. Zij is van mening dat de kosten onnodig gemaakt zijn en dat van X had mogen worden verwacht dat Van den Bergh de expertise op basis van de opdracht van 7 december 2015, met inachtneming van de vragen en opmerkingen die binnen het kader van de oorspronkelijke vraagstelling vallen, had afgerond. Omdat X zich heeft beroepen op zijn blokkeringsrecht en het onderzoek van Van den Bergh om die reden niet kan worden voltooid, is het niet redelijk om de daarmee verband houdende kosten ten laste van Alrijne te brengen, aldus Alrijne. Alrijne voert voorts verweer tegen het gehanteerde uurtarief en het aantal aan de zaak bestede uren en doet een beroep op matiging.
4.28. De rechtbank overweegt het volgende. X heeft het verzoek tot het tweede deelgeschil ingesteld omdat tussen partijen een discussie is ontstaan bij de uitvoering van de medische expertise door Van den Bergh. Zij zijn in de gelegenheid gesteld om nadere vragen te stellen, maar niet tot overeenstemming konden komen over de (nader) te stellen vragen, meer in het bijzonder over de vraag of de door X voorgestelde vragen wel passend waren gelet op de oorspronkelijke vraagstelling. Met name de vraag of de Prednisonmedicatie gedurende de periode 2007 - 2009 door Van den Bergh in zijn onderzoek moest worden betrokken vormde de aanleiding voor de discussie tussen partijen.
Uiteindelijk is het rapport van Van den Bergh, zonder deze gegevens, tot uitgangspunt genomen voor de beoordeling van de causaliteit. Dit neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat kan worden aangenomen dat er voor X voldoende aanleiding was om de vraag te willen voorleggen. X had immers door de royale afgifte van Prednison, zonder gebruik van botschermende medicatie, letsel opgelopen, en mocht er in redelijkheid van uitgaan dat de aanvullende gegevens over de duur en omvang van de Prednisonmedicatie mogelijk van belang zouden zijn. Geoordeeld wordt dat Alrijne ten onrechte heeft geweigerd haar instemming te verlenen met de vraagstelling van X op dit onderdeel, zodat het in overwegende mate aan Alrijne is te wijten dat de onderhandelingen zijn vastgelopen. Dit betekent dat de kosten die X heeft gemaakt om de onderhandelingen vlot te trekken, en om te trachten om alle medische gegevens en de apothekerslijsten te verkrijgen, als redelijke kosten worden aangemerkt.
Dat X aanleiding heeft gezien om geen medewerking te verlenen aan de expertise totdat er duidelijk zou bestaan over de nader te stellen vragen, doet daaraan niet af. Naar het oordeel van de rechtbank dient het beroep van X op het blokkeringsrecht ook aldus te worden begrepen en niet als een beroep op het blokkeringsrecht.
4.29. Op zichzelf kan niet worden gezegd dat de tijdsbesteding van X voor de behandeling van een letselschadedossier als de onderhavige onredelijk is. Voorts valt niet in te zien dat het uurtarief tarief niet redelijk zou zijn. De rechtbank is in het licht van de gehele gang van zaken en de samenhang tussen het verzoek in de procedure met nummer C/16/416668 / HA RK 16-117, en het verzochte in de conclusie van wijziging/verandering van eis, echter van oordeel dat matiging van de in beide stukken verzochte kosten wel op zijn plaats is. Er worden termen aanwezig geacht om de betreffende kosten van rechtsbijstand te matigen tot een totaal bedrag van € 20.000,00.
4.30. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen begroot de rechtbank de kosten van rechtsbijstand van het verzoek in de procedure met zaaknummer / rekestnummer C/16/416668/ HA RK 16-117, in combinatie met het in de conclusie verandering/wijziging van eis verzochte bedrag, op een bedrag van € 20.000,00. De betreffende verzoeken van X zullen in zoverre worden toegewezen.
4.31. Met betrekking tot de gevorderde kosten van het deelgeschil in zaaknummer / rekestnummer: C/16/416668 I HA RK 16-117 overweegt de rechtbank het volgende. Het aan het deelgeschil bestede en opgegeven aantal uren is naar het oordeel van de rechtbank in overeenstemming met de omvang en complexiteit ervan. De met de opstelling van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide, redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de rechtbank dan ook overeenkomstig het verzochte bedrag worden begroot op € 6.787,52 te vermeerderen met het door X betaalde griffierecht van € 288,00. Alrijne zal tot betaling daarvan aan X worden veroordeeld. ECLI:NL:RBMNE:2016:7641
Met dank aan mr. R. Schoemaker, Reinboud Schoemaker Advocatenkantoor, voor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2016/rb-midden-nederland-191016