Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-Nederland 250516 Kosten geschat op € 2.885,85

Rb Midden-Nederland 250516 dronken man valt van treeplank vrachtwagen en loopt letsel op; leent zich voor bewijslevering middels getuigenverhoor in deelgeschil

Het geschil

3.1.
[verzoeker] heeft verzocht:

I. voor recht te verklaren dat Achmea, dan wel Kooperativa gehouden is om de (letsel)schade van [verzoeker] betaalbaar te stellen.
II. te bepalen dat Achmea, dan wel Kooperativa gehouden is om op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten te dragen die gemoeid waren met het verzoekschrift; te weten de kosten als bedoeld in art. 6:96 lid 2 BW, alsmede de verschuldigde griffierechten. Deze kosten bedragen € 2.199,66. De toekomstige kosten gemoeid met dit deelgeschil worden geschat op 9 uur (x € 265,- exclusief BTW) dit komt neer op € 2.885,85
III. een datum te bepalen voor de mondelinge behandeling van dit verzoek.

3.2.
De verzekeraar voert verweer.

3.3.
Op de stellingen van partijen

4
De beoordeling

4.1.
[verzoeker] heeft zich op het standpunt gesteld dat [A] jegens hem aansprakelijk is voor het [verzoeker] overkomen ongeval op 28 mei 2011. [verzoeker] heeft gesteld dat hij door de vrachtwagen waarvan [A] de bestuurder was, is overreden ten gevolge waarvan hij ernstig beenletsel heeft opgelopen. [verzoeker] heeft gesteld dat [A] aansprakelijk is op grond van zowel art. 185 WVW als op grond van art. 6:162 BW, onrechtmatige daad. Volgens [verzoeker] komt aan [A] geen beroep op overmacht toe en is van eigen zijde niet gebleken van bewuste roekeloosheid. [verzoeker] heeft gesteld op grond van de aansprakelijkheid van [A] een rechtstreekse aanspraak te hebben op de verzekeraar.

4.2.
De verzekeraar heeft gesteld dat dit geschil zich niet leent voor behandeling in een deelgeschil. De verzekeraar heeft in de eerste plaats de door [verzoeker] geschetste toedracht, waarbij [verzoeker] is overreden door de vrachtwagen van [A] , betwist. Volgens de verzekeraar is niet uitgesloten dat [verzoeker] is overreden door een ander voertuig. De getuige heeft niet verklaard dat hij heeft gezien dat [verzoeker] onder de wielen van de vrachtwagen van [A] terecht is gekomen. Hoewel in een deelgeschil op zichzelf de aansprakelijkheid vastgesteld kan worden, leent deze procedure zich volgens de verzekeraar niet voor nadere bewijsvoering over de toedracht als die niet al vaststaat. De investering in tijd, geld en moeite die met de beslissing in een deelgeschil gepaard zou gaan, weegt in dat geval namelijk niet op tegen de bijdrage die de uitkomst aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zou kunnen leveren.

4.3.
Inhoudelijk heeft de verzekeraar zich op het standpunt gesteld dat art. 185 WVW niet van toepassing is, dat er sprake is van overmacht aan de zijde van [A] , dat er geen aansprakelijkheid van [A] is op grond van art. 6:162 BW jo art. 5 WVW en tot slot dat er sprake is van eigen schuld van [verzoeker] als bedoeld in art. 6:101 BW en het percentage eigen schuld van [verzoeker] moet volgens de verzekeraar op 100% worden bepaald.

4.4.
De rechtbank overweegt als volgt.

4.5.
Volgens vaste jurisprudentie kan, zoals door de verzekeraar ook is erkend, in een deelgeschil een beslissing worden gegeven over de aansprakelijkheid. Aan de verzekeraar kan verder worden toegegeven dat bij de te nemen beslissing een afweging moet worden gemaakt tussen enerzijds de investering in tijd, geld en moeite die met die beslissing gepaard gaat en anderzijds de bijdrage die een beslissing kan leveren voor de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

4.6.
In dit geval weigert de verzekeraar de aansprakelijkheid en wordt er in het geheel niet onderhandeld. Een beslissing waaruit de aansprakelijkheid (of de afwezigheid daarvan) voortvloeit, zal voor beide partijen duidelijkheid geven. Mocht de aansprakelijkheid wel komen vast te staan, dan zal hierdoor bovendien een basis ontstaan voor het opstarten van onderhandelingen die tot de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst kunnen leiden. Een basis die op dit moment geheel ontbreekt. Het belang voor partijen dat er duidelijkheid komt over de aansprakelijkheid acht de rechtbank groot.

4.7.
Op basis van de getuigenverklaring die door [getuige] tegenover de politie is afgelegd, staat voor de rechtbank vast dat [verzoeker] op het moment dat [A] wegreed met de vrachtwagen hetzij aan de bestuurderszijde op de treeplank van de vrachtwagen van [A] stond, of op andere wijze aan de bestuurderskant van de vrachtwagen hing. Voor de rechtbank staat ook vast dat [verzoeker] van de rijdende vrachtwagen is afgevallen. De voor de beslissing over de aansprakelijkheid van doorslaggevende betekenis zijnde feiten en omstandigheden zijn echter op dit moment nog onvoldoende vast komen te staan. In het kader van de vaststelling van de toedracht staat met onvoldoende mate van zekerheid vast wat er is gebeurd in de periode die is gelegen tussen de val van [verzoeker] van de vrachtwagen tot het moment dat [getuige] naar [verzoeker] is toegelopen. In het kader van zowel de toedracht als het beroep op overmacht is onvoldoende helderheid over de omstandigheden die tot het wegrijden van [A] hebben geleid, met name de dreiging die van de situatie en van [verzoeker] in het bijzonder is uitgegaan. Van het ongeval is één bekende getuige: [getuige] . Deze getuige wordt door beide partijen als onafhankelijk en objectief aangeduid. Bovendien is deze getuige vanuit zijn professie (huisarts) opgeleid om waar te nemen, hetgeen zijn verklaring een vergaande betrouwbaarheid verleent.

Naar het oordeel van de rechtbank zouden nadere vragen aan deze getuige en zijn antwoorden op die vragen voldoende opheldering kunnen geven om alsnog tot een beslissing over de aansprakelijkheid te kunnen komen. Het horen van deze ene getuige is naar het oordeel van de rechtbank de beperkte en overzichtelijke investering in tijd, geld en moeite waard gelet op het hiervoor geschetste belang van partijen.

4.8.
Alvorens verder te beslissen, zal de rechtbank beide partijen in de gelegenheid stellen om dhr. [getuige] als getuige op te roepen. [verzoeker] in verband met door hem te bewijzen toedracht van het ongeval en, uit oogpunt van een efficiënte proceseconomie, de verzekeraar in verband met het beroep op overmacht van [A] , waarvan de bewijslast op de verzekeraar rust. ECLI:NL:RBMNE:2016:7256