Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Oost-Brabant 190315 kosten gevorderd en toegewezen 22,6 x € 250,- + 6% + 21% + griffierecht, totaal € 7.531,35

Rb Oost-Brabant 190315 AOV; deels sommen-, deels schadeverzekering; verrekening m.u.v. de premiebedragen die alle jaren zijn betaald;
- kosten gevorderd en toegewezen 22,6 x € 250,- + 6% + 21% + griffierecht, totaal € 7.531,35

4.11.

[eiser] vordert een bedrag van € 7.249,35 voor de kosten die hij heeft moeten maken voor dit deelgeschil (artikel 1019aa Rv). Dit zijn uitsluitend advocaatkosten. Het door [eiser] betaalde griffierecht ad € 282,- is hierbij niet betrokken. Rekenend met een door zijn advocaat gehanteerd uurtarief van € 250,- (exclusief 6% kantoorkosten en exclusief 21% btw), wordt uitgegaan van in totaal 22,6 gedeclareerde uren voor besprekingen, correspondentie, telefonisch overleg, het opstellen van het verzoekschrift, bestudering van het verweerschrift, en het voorbereiden van en bijwonen van de zitting.

4.12.
Ondanks de afwijzing van het verzoek van [eiser] dient in beginsel op de voet van artikel 1019aa Rv begroting plaats te vinden van de kosten die hij heeft moeten maken in verband met de behandeling van het geschil. Daarbij dient de rechter de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Allsecur voert ter verweer aan dat het hier niet gaat om een feitelijk complex dossier, maar om de beantwoording van een tamelijk overzichtelijke rechtsvraag en dat in vergelijkbare zaken een vergoeding van € 3.500,- is toegekend. De rechtbank is met Allsecur van oordeel dat door [eiser] een fors bedrag aan advocaatkosten wordt opgevoerd, maar stelt tegelijk vast dat het verweer van Allsecur niet is toegespitst op het gehanteerde uurtarief of op het aantal in rekening gebrachte uren. Uit het verhandelde ter zitting volgt dat Allsecur een forfaitaire vergoeding voorstaat in deelgeschillen en zich overigens refereert aan het oordeel van de rechtbank. Gelet op de uitvoerigheid van het verzoekschrift en het feit dat mr. Aantjes niet eerder dan met het oog op dit deelgeschil bij de zaak is betrokken (en zich aldus heeft moeten inlezen), acht de rechtbank het totale kostenbedrag weliswaar aan de hoge kant, maar niet onredelijk hoog. De rechtbank begroot de kosten van dit deelgeschil dan ook conform het verzoek van [eiser] op een bedrag van € 7.249,35,-, inclusief kantoorkosten en btw en exclusief griffierecht.

4.13.
Deze kosten hebben ingevolge artikel 1019aa lid 2 Rv te gelden als kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Nu vast staat dat Allsecur aansprakelijk is voor de schade van [eiser], zal de rechtbank Allsecur veroordelen tot betaling van het begrote bedrag, verhoogd met het griffiebedrag, te weten in totaal € 7.531,35. ECLI:NL:RBOBR:2015:1904