Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 030119 deelgeschil volstrekt onnodig of onterecht; verzoeker was bij aanvang proc. bekend met aanbod alle schade te vergoeden

RBAMS 030119 geen voldoende belang bij deelgeschil; hoogst haalbare is dat volledige schade wordt vergoed.
- deelgeschil volstrekt onnodig of onterecht; verzoeker was bij aanvang proc. bekend met aanbod alle schade te vergoeden

4.4.

Een beslissing in dit deelgeschil kan naar het oordeel van de rechtbank niet bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het voor [verzoeker] hoogst haalbare is dat zijn volledige schade wordt vergoed. Nu Hema Verzekeringen heeft toegezegd dat zij de volledige schade van [verzoeker] zal vergoeden, is het hoogst haalbare in het kader van een te sluiten vaststellingsovereenkomst dan ook reeds bereikt. Er bestaat dan ook geen noodzaak voor partijen om op dat punt nog nader in overleg te treden. Indien de rechtbank een beslissing zou nemen over de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen (de causaliteit), zal die beslissing niet kunnen afdoen aan de uitgangspunten van de vaststellingsovereenkomst; meer in het bijzonder niet aan de hoogte van de te vergoeden schade.

4.5.
Anders dan [verzoeker] betoogt, is het voor het sluiten van een vaststellingsovereenkomst niet vereist dat daarin ook een uitspraak wordt gedaan over de causaliteit. [verzoeker] wenst dit evenwel onderdeel van de vaststellingsovereenkomst te laten zijn, omdat de (al dan niet middels deze procedure afgedwongen) erkenning van Hema Verzekeringen dat hij geen (enkele) schuld heeft aan het ongeval, hem in staat zal stellen dit ongeval te verwerken. Nu een dergelijke erkenning echter niet van invloed is op de hoogte van de door [verzoeker] te verkrijgen schadevergoeding, levert dit belang, ondanks dat dit zwaarwegend is voor [verzoeker] , geen voldoende belang op bij het voeren van deze deelgeschilprocedure. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 9 oktober 1998 (ECLI:NL:HR:1998:ZC2735; het Jeffrey-arrest), waarin is geoordeeld dat een 'zuiver emotioneel belang', hoe zwaarwegend ook, niet kan worden aangemerkt als een voldoende belang in de zin van artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek.

4.6.
De stelling van [verzoeker] dat de positie van mogelijke regresnemers bij het in het midden laten van de causaliteit aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst in de weg staat, levert evenmin een belang op bij het voeren van deze deelgeschilprocedure. [verzoeker] heeft in het licht van de betwisting van Hema Verzekeringen onvoldoende gemotiveerd toegelicht dat hij daadwerkelijk geconfronteerd zou kunnen worden met eventuele regresnemers. Daar komt bij dat [verzoeker] , gezien de inhoud van deze beschikking, kan aantonen dat hij niet in de situatie heeft berust, zodat hem dat ook niet door eventuele regresnemers kan worden tegengeworpen.

4.7.
Gezien de toezegging van Hema Verzekeringen bij de mondelinge behandeling om alle redelijk gemaakt buitengerechtelijke kosten aan de zijde van [verzoeker] te vergoeden, is ook daarin geen belang gelegen voor een inhoudelijke beslissing op het verzoek van [verzoeker] .

4.8.
De slotsom van het voorgaande is dat het verzoek zich niet leent voor behandeling in een deelgeschil. Het verzoek zal worden afgewezen.

4.9.
Ook als het verzoek afgewezen wordt, moet de rechter de kosten van de procedure aan de kant van de verzoeker begroten. Dit is alleen anders als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Daarvan is in dit geval sprake. [verzoeker] was toen hij deze procedure startte, immers al bekend met het aanbod van Hema Verzekeringen om alle schade te vergoeden. De door [verzoeker] gemaakte kosten van het deelgeschil zal de rechtbank dan ook niet begroten. ECLI:NL:RBAMS:2019:99