Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 160522 val in crewhotel, voor veroordeling in kosten ontbreekt rechtvaardiging nu geen aansprakelijkheid wordt aangenomen; ook begroting blijft achterwege

RBAMS 160522 val in crewhotel tijdens stroomuitval in Buenos Aires; ongeval niet tijdens uitoefening wzh voor KLM; KLM niet aansprakelijk
collectieve ongevallenverzekering voor 3 bruto jaarsalarissen is adequaat
- voor veroordeling in kosten ontbreekt rechtvaardiging nu geen aansprakelijkheid wordt aangenomen; ook begroting blijft achterwege

GRONDEN VAN DE BESLISSING
Uitgangspunten

1. Uitgegaan wordt van het volgende:

1.1.
[verzoeker] is per 16 maart 1990 bij KLM in dienst getreden en was laatstelijk werkzaam als senior purser.

1.2.
Op 16 juni 2019 verbleef [verzoeker] tussen twee vluchten door in een crewhotel van KLM in Buenos Aires, Argentinië. Op deze dag heeft in meerdere Zuid-Amerikaanse landen, waaronder Argentinië, een massale stroomstoring plaatsgevonden. Op het moment van de stroomstoring was [verzoeker] in de sportzaal van het hotel op de loopband aan het rennen. Naast [verzoeker] was nog een andere collega van KLM in de sportzaal aanwezig: [naam collega] (verder: [naam collega] ).

1.3.
De loopbanden in de sportzaal van het hotel waren gelegen op een verhoging met twee treden. [verzoeker] is bij het verlaten van de sportzaal van (één van) deze treden gevallen, waarbij hij letsel heeft opgelopen aan zijn enkel. Uit nader onderzoek is gebleken dat [verzoeker] zijn enkelbanden en -pezen had (af)gescheurd en schade aan zijn kraakbeen had opgelopen.

1.4.
[naam collega] heeft een verklaring afgegeven over de gang van zaken op 16 juni 2019:

“(...) Ik rende op de loopband toen plotseling het licht uitging en het ineens aarde donker werd. (...) Er was geen enkele noodverlichting aanwezig. (...)

Na ongeveer 10 minuten gewacht te hebben kwam er een hotelmedewerker de gym binnen die vroeg of we de ruimte wilden verlaten of wilden wachten tot de stroomstoring verholpen was. We gaven aan dat we nog even wilden wachten. Kort daarop ging het licht weer aan en gingen we weer verder op de loopband. Na korte tijd viel de stroom weer uit. We bleven wederom wachten op de loopband tot de hotelmedewerker na zo’n 15-20 minuten weer kwam om polshoogte op te nemen. Omdat het nu wel heel lang duurde tot deze tweede stroomstoring verholpen was besloten we om met de hotelmedewerker de gym te verlaten. Ik liep achter de medewerker aan en achter mij volgde [verzoeker] [= [verzoeker] , ktr]. Toen ik een afstapje nam (die door het donker niet te zien was) hoorde ik achter mij het geluid van een harde val en een krak dat bij mij door merg en been ging. (...)”

1.5.
Namens het hotel is over het gebeurde per e-mail als volgt aan KLM verklaard:

“On June 16th, 2019 Argentina, Uruguay, Brazil and Chile had a massive power cut that left these countries with no energy power.
The hotel has 2 power generators that can provide electricity to 100% of our building.
That morning, the Hotel’s generators started to provide energy to the building for 20 minutes, until our local Electricity Supplier have requested the Hotel to turn them off. The uncertainty was such that they cannot guarantee that when the power returned, the incoming energy would not damage the devices producing terrible consequences.
For a security perspective, and suffering this historical electricity blackout in the entire country, we had proceeded with the instructions requested by the Supplier.
All Hotel escape routes and emergency exits are clearly marked.”

1.6.
KLM heeft voor de medewerkers die letsel oplopen, een ongevallenverzekering afgesloten, die voor vliegend personeel ook geldt gedurende de ‘sliptijd’ (de wacht- of rusttijd, verder de wachttijd) in het buitenland. De kosten van de verzekering worden door KLM gedragen. De maximale uitkering is 36 maanden (3 jaar) bruto salaris. Het ongeval van [verzoeker] is bij de verzekeraar gemeld. De aanspraak is vastgesteld, maar de omvang van de schade nog niet.

1.7.
Op 27 juli 2020 heeft [verzoeker] KLM aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. KLM heeft de aansprakelijkheid afgewezen.

1.8.
Vanaf het ongeval is [verzoeker] arbeidsongeschikt geweest voor zijn werkzaamheden bij KLM.

1.9.
[verzoeker] heeft gebruik gemaakt van de Vrijwillige Vertrek Regeling (VVR-2020) bij KLM en partijen hebben op 5 augustus 2020 een vaststellingsovereen-komst gesloten. Partijen zijn daarbij finale kwijting overeengekomen, maar separaat is afgesproken dat de gevolgen van het ongeval op 16 juni 2019 buiten de reikwijdte van de vaststellingsovereenkomst werd gelaten.

Het geschil
2. [verzoeker] verzoekt in dit deelgeschil bij uitvoer bij voorraad te verklaren beschikking een verklaring voor recht dat KLM aansprakelijk is voor zijn schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede veroordeling van KLM tot betaling van € 5.234,30 aan buitengerechtelijke kosten en € 6.542,89 aan kosten in verband met het deelgeschil.
3. [verzoeker] legt aan zijn vordering primair de werkgeversaansprakelijkheid van artikel 7:658 BW ten grondslag. Volgens [verzoeker] is er sprake van een schending van de zorgplicht, waardoor hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft opgelopen. Subsidiair stelt [verzoeker] dat KLM zich niet heeft gedragen als goed werkgever in de zin van artikel 7:611 BW.
4. KLM voert verweer, inhoudende dat zij niet aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval van [verzoeker] , niet op grond van artikel 7:658 BW en ook niet op grond van artikel 7:611 BW.
5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Beoordeling
6. Artikel 7:658 lid 2 BW bepaalt dat de werkgever tegenover de werknemer aansprakelijk is voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. Dit is alleen anders als de werkgever aantoont dat hij zijn in artikel 7:658 lid 1 BW beschreven zorgplicht is nagekomen. Dit artikel beoogt -kort gezegd- een werknemer te beschermen tegen de aan zijn werk en werkomgeving verbonden veiligheidsrisico's.
7. Dat [verzoeker] in het crewhotel in Buenos Aires schade heeft opgelopen is niet tussen partijen in discussie. Hoewel de omvang van de schade (nog) niet duidelijk is en overigens ook geen onderwerp van deze procedure, staat vast dat [verzoeker] op 16 juni 2019 in de sportzaal van het hotel tijdens een massieve stroomstoring van een afstapje is gevallen, en dat hij daardoor letsel heeft opgelopen. De discussie tussen partijen spitst zich in de eerste plaats toe op de vraag of het ongeval is gebeurd tijdens de uitoefening van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 7:658 BW.

Aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW?

8. In de onderhavige situatie heeft het ongeval plaatsgevonden in de tussen de heen- en terugvlucht gelegen verplichte wachttijd van [verzoeker] . In het zogenoemde [naam arrest] -arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2005:AR6669), waar beide partijen naar verwijzen, ging het - net als hier - om een werknemer van KLM die in deze wachttijd een verkeersongeval heeft gehad terwijl hij in een door hemzelf geboekte taxi onderweg was van het hotel naar een restaurant om daar te dineren. In het voorafgaande arrest van het Hof was de verplichte wachttijd tussen twee vluchten aangemerkt als een periode die een zodanige samenhang heeft met de door werknemer voor KLM verrichte werkzaamheden, dat ook gedurende deze tijd de uit artikel 7:611 BW voortvloeiende verplichting voor KLM bestond zich jegens werknemer als een goed werkgever te gedragen. Dit oordeel werd door de Hoge Raad niet onbegrijpelijk geacht.

Of de werkgever op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk was, is in het arrest door de Hoge Raad (net als door het hof) in het midden gelaten.

9. Het begrip ‘in de uitoefening van zijn werkzaamheden’ van artikel 7:658 BW wordt volgens vaste rechtspraak ruim uitgelegd. Dat [verzoeker] op het moment van het ongeval niet ‘aan het werk’ maar in het crewhotel aan het sporten was, betekent niet zonder meer dat de schade niet is opgetreden ‘in de uitoefening van zijn werkzaamheden’ als bedoeld in artikel 7:658 BW. Een werknemer kan ook schade lijden ‘in de uitoefening van zijn werkzaamheden’ indien het ongeval plaats vindt op een andere plaats dan de ‘normale’ werkplek of na de feitelijke werkzaamheden. Daarbij moet de oorzaak wel verband houden met de (primaire) werkzaamheden en moet de werkgever, om te kunnen voldoen aan zijn zorgplicht, zeggenschap hebben over de locatie en de activiteiten van de werknemer.

10. De vraag rijst of bij het gebruikmaken van sportfaciliteiten van het crewhotel tijdens de wachttijd tussen vluchten, nog sprake is van activiteiten die binnen het bereik van artikel 7:658 BW vallen. De wachttijd is enerzijds inherent aan de werkzaamheden die [verzoeker] voor KLM verrichte, nu uit veiligheidsoverwegingen het noodzakelijk wordt geacht dat het cabinepersoneel na een zeker aantal uren vliegtijd een bepaalde wachttijd in acht neemt. De werknemers zijn daarbij afhankelijk van KLM. Het is KLM die de hotelaccommodatie (het crewhotel) uitkiest, boekt en ter beschikking stelt aan haar personeel om daar te verblijven. Ter zitting heeft [verzoeker] nog onweersproken toegelicht dat KLM het gebruik van sportfaciliteiten tijdens de wachttijd actief stimuleert en vrijwel altijd een crewhotel met sportzaal kiest. Als er geen sportzaal in het crewhotel is, krijgt het personeel een aparte vergoeding om ter plaatse een sportfaciliteit te bezoeken.

11. Tegelijkertijd kan anderzijds de wachttijd ook niet volledig als werktijd worden aangemerkt. KLM medewerkers (en dus [verzoeker] ) kunnen deze tijd naar eigen inzicht invullen. Zij zijn niet verplicht om gebruik te maken van de (sport-)faciliteiten van het crewhotel. KLM heeft ook geen zeggenschap over de wijze waarop de medewerkers de wachttijd invullen; KLM heeft geen bevoegdheid de medewerkers hierin instructies of aanwijzingen te geven.

12. Dit laatste acht de kantonrechter doorslaggevend. De zorgplicht van de werkgever hangt nauw samen met de zeggenschap van de werkgever over de werkplek en zijn bevoegdheid de werknemer aanwijzingen te geven ter zake van de (wijze van) uitoefening van diens werkzaamheden. De aansprakelijkheid van de werkgever op grond van artikel 7:658 BW berust op de zeggenschap van de werkgever over de werknemer en diens bevoegdheid de werknemer aanwijzingen te geven. Tussen de uitoefening van de werkzaamheden (het fungeren als purser aan boord van een vliegtuig) en het gebruikmaken van de sportzaal van het crewhotel bestaat een onvoldoende nauwe band. [verzoeker] werd niet verplicht tijdens de wachttijd van sportfaciliteiten gebruik te maken. Het enkele feit dat KLM het gebruik van de sportzaal actief stimuleerde, maakt dat niet anders.

13. De conclusie is derhalve dat KLM voor de gevolgen van het ongeval dat [verzoeker] in het crewhotel is overkomen, niet aansprakelijk is op de voet van art. 7:658 BW.

Aansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW?

14. [verzoeker] heeft subsidiair een beroep gedaan op artikel 7:611 BW. Dit artikel bepaalt dat de werkgever en de werknemer verplicht zijn zich als een goed werkgever en goed werknemer jegens elkaar te gedragen. De vraag is dus of KLM zich niet als een goed werkgever heeft gedragen, waardoor zij de gevolgen van het letsel van [verzoeker] dient te vergoeden. Daartoe wordt overwogen als volgt.

15. In de rechtspraak van de Hoge Raad (vgl HR 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011: BR5215) is aanvaard dat artikel 7:611 BW in bjizondere gevallen kan mee brengen dat, bij ongevallen die niet door artikel 7:658 BW worden bestreken, van de werkgever gevergd kan worden zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering ten behoeve van de werknemer. Deze uit goed werkgeverschap voortvloeiende verzekeringsverplichting van de werkgever is in de rechtspraak aanvaard met betrekking tot schade die werk-nemers lijden in de uitoefening van hun werkzaamheden als - kort gezegd - deelnemer aan het wegverkeer (vgl HR 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5215). Vaststaat de KLM – los van de reikwijdte van deze in de rechtspraak aanvaarde verplichting tot verkeersongevallen – voor haar medewerkers een collectieve ongevallenverzekering heeft afgesloten, welke verzekering ongevallen als de onderhavige dekt en die door [verzoeker] ook is aangesproken. Door de hoogte van het verzekerde bedrag is die verzekering adequaat te noemen. KLM treft in dat opzicht dan ook geen verwijt.

15. De vraag is of KLM op andere wijze nog een verwijt treft, waardoor zij – de gesloten ongevallenverzekering meegewogen – de door [verzoeker] geleden schade dient te vergoeden. Die vraag moet naar het oordeel van de kantonrechter ontkennend worden beantwoord. Het op verschillende plaatsen op de wereld verblijven in hotels kan zonder nadere motivering – die ontbreekt – niet worden gezien als een bijzonder risico. Ook is onvoldoende gesteld en/of gebleken dat er in Argentinië of Zuid-Amerika een zodanige kans op stroomstoringen is dat dat moet worden gezien als een bijzonder risico. Het feit dat [verzoeker] tijdens een stroomstoring in de sportzaal van het hotel is gevallen, kan ondanks de ongelukkige afloop, in zijn algemeenheid niet worden gezien als een bijzonder risico op schade of een bij KLM bekend specifiek en ernstig gevaar.

17. Al met al kan onder deze omstandigheden niet worden aangenomen dat KLM tekort is geschoten in haar verplichtingen op grond van goed werkgeverschap. Dat [verzoeker] van het ongeval geen verwijt treft en hij zich niet onverantwoord heeft gedragen, maakt dit niet anders.

De buitengerechtelijke kosten en de kosten van het deelgeschil

18. Ingevolge artikel 1019aa Rv dient de kantonrechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door letsel lijdt te begroten op de voet van artikel 6:96 BW, ook als het verzoek wordt afgewezen. Dit betekent dat de benadeelde deze kosten in beginsel volledig vergoed kan krijgen van de andere partij, als diens aansprakelijkheid tenminste komt vast te staan. Aan deze laatste voorwaarde is in dit geval niet voldaan. Bovendien zal, nu aansprakelijkheid van KLM niet wordt aangenomen, geen sprake meer zijn van verdere buitengerechtelijke onderhandelingen. Onder deze omstandigheden ontbreekt rechtvaardiging, en is het evenmin redelijk, om KLM in de kosten van het deelgeschil te veroordelen. Begroting van de kosten kan dan ook achterwege blijven. ECLI:NL:RBAMS:2022:2669