Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 291020 kosten verzocht 27 x € 250 +6% + 21% btw = € 8.657,55, toegewezen 15,5 x € 250 + 21% btw = € 4.688,75

RBAMS 291020 Rb gelast in deelgeschil medewerking aan neurologische - en, onder voorwaarden, neurpsychologische expertise
- kosten verzocht 27 x € 250 +6% + 21% btw = € 8.657,55, toegewezen 15,5 x € 250 + 21% btw = € 4.688,75

kostenbegroting

4.14.
[verzoekster] verzoekt om de kosten van de deelgeschilprocedure te begroten op € 8.657,55, op basis van 27 uren tegen een uurtarief van € 250 plus 21% btw en 6% kantoorkosten. Vivat voert verweer.

4.15.
Op grond van artikel 1019aa Rv dient in beginsel begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade lijdt. Indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, komen de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking.

4.16.
Vivat voert allereerst aan dat het verzoek onnodig en onterecht is gesteld. De rechtbank stelt vast dat Vivat hiertoe hetzelfde betoogt als is weergegeven in 4.3-4.6. In het kielzog van de verwerping aldaar, faalt het verweer in deze sleutel eveneens.

4.17.
Bij de begroting van de kosten van het deelgeschil dient de rechter de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn.

4.18.
Vivat voert gemotiveerd aan dat de door [verzoekster] opgevoerde kosten de dubbele redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan.

4.19.
[verzoekster] rekent 14,5 uur voor het opstellen van het verzoekschrift, inclusief het bestuderen van het dossier, het voeren van correspondentie en telefoongesprekken. Daar bovenop rekent zij voor het bestuderen van het verweerschrift, correspondentie, voorbereiden mondelinge behandeling en bestuderen van de beschikking en afwikkeling 7,5 uur.

De rechtbank acht dit totaal van 22 uur onredelijk hoog. [verzoekster] laat zich in het schaderegelingstraject bijstaan door Schut Oosting Letselschade. Slechts in het kader van dit deelgeschil laat zij zich – via Schut Oosting Letselschade – bijstaan door een advocaat. Bovendien gelet op de beperkte complexiteit van de zaak matigt de rechtbank het aantal uren voor voornoemde bezigheden tot 8 uur voorbereiding/opstelling verzoekschrift + 4 uur resterende werkzaamheden = 12 uur. Daar komt nog 1,5 uur bij op basis van de zittingsduur, dat is 13,5 uur in totaal.

4.20.
[verzoekster] rekent bovendien 3,5 uur voor reistijd. De rechtbank is van oordeel dat volledige begroting van deze reistijd onredelijk zou zijn. Het is immers de keuze van [verzoekster] om een advocaat in te schakelen die kantoor houdt in Assen en 3,5 uur moet reizen om de mondelinge behandeling bij de rechtbank in Amsterdam bij te wonen. Deze kosten worden gematigd tot 2 uur. Het totaal te begrote uren komt daarmee op 15,5 uur.

4.21.
Het uurtarief van € 250 (exclusief btw) wordt door Vivat niet betwist en komt de rechtbank niet onredelijk voor, gegeven het specialisme van de advocaat. De kosten zullen daarom worden begroot op (15,5 uur x € 250 plus 21% btw = ) € 4.688,75, vermeerderd met het door [verzoekster] verschuldigde griffierecht van € 304 = € 4.992,75.

4.22.
De door [verzoekster] verzochte en door Vivat betwiste kantoorkosten van 6% (vermeerderd met btw) worden afgewezen, nu deze worden geacht te zijn inbegrepen in het uurtarief van de advocaat.

kostenveroordeling

4.23.
[verzoekster] verzoekt om Vivat te veroordelen tot vergoeding aan haar van de begrote kosten van het deelgeschil. Voor zover Vivat ter betwisting hiervan aanvoert dat het verzoek onnodig en onterecht is gesteld, gaat dit niet op gezien het overwogene in 4.16. Vivat acht het verzoek om kostenveroordeling bovendien prematuur.

4.24.
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 1019aa Rv de benadeelde de begrote kosten in beginsel volledig vergoed kan krijgen van de andere partij, als diens aansprakelijkheid tenminste voldoende komt vast te staan (vgl. ECLI:NL:GHARN:2011: BU8395). Vivat heeft aansprakelijkheid erkend voor ongevalsgerelateerde schade. Zij heeft evenwel het door [verzoekster] gestelde causaal verband tussen de gestelde klachten en het ongeval betwist. Daartoe heeft Vivat onder meer gemotiveerd aangevoerd dat [verzoekster] voorafgaand aan het ongeval deels vergelijkbare klachten had, zodat op voorhand niet uitgesloten is dat haar huidige klachten niet (enkel) het gevolg zijn van het ongeval. Het staat dus niet vast maar het is ook niet uitgesloten dat (minstens een deel) van de gestelde klachten wel ongevalsgevolg zijn. Of dat al of niet zo is, en zo ja in welke mate, moet nog uitgezocht worden. De deelgeschilregeling is bedoeld om het slachtoffer de mogelijkheid te bieden zonder financiële risico’s een geschilpunt aan de rechtbank voor te leggen. Zoals hiervoor is overwogen, is dat hier terecht gedaan. Vivat dient mee te werken aan het deskundigenonderzoek en de daarop gerichte vraagstelling. Dit zal gebeuren op haar kosten, aansluitend bij haar gehoudenheid om de kosten ter vaststelling van de (omvang van de) schade op zich te nemen. De rechtbank ziet in deze omstandigheden aanleiding Vivat te veroordelen in de begrote kosten van dit deelgeschil. Ook de verzochte en niet weersproken wettelijke rente is toewijsbaar.

4.25.
Voor de door [verzoekster] verzochte veroordeling van Vivat in de nakosten is in een deelgeschilprocedure geen plaats. De rechter dient bij het begroten van de kosten in een deelgeschilprocedure alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen. Nakosten zijn geen vermogensschade in de zin van dat artikel. Immers, de wettelijke grondslag voor vergoeding van deze kosten vormt artikel 237 lid 4 Rv. Bovendien is artikel 289 Rv betreffende de proceskostenveroordeling in de verzoekschriftprocedure, en daarmee de schakelbepaling naar artikel 237 Rv, niet van toepassing gelet op het karakter van de deelgeschilprocedure. Daarom zal dit verzoek worden afgewezen.

5
De beslissing

De rechtbank

5.1.
gelast Vivat in het minnelijk traject, binnen vier weken na datum beschikking, medewerking te verlenen aan een op kosten van Vivat te verrichten neurologische expertise door neuroloog H.J.J.A. Bernsen te Nijmegen, aan de hand van de IWMD-vraagstelling, waartoe [verzoekster] in ieder geval haar medisch dossier vanaf 7 maart 2012 aan de neuroloog zal verstrekken, en waarbij aan de neuroloog de vraag moet worden gesteld of hij (aanvullend) neuropsychologisch onderzoek noodzakelijk acht, en zo ja, welke vragen hij dan wil stellen aan de neuropsycholoog en of hij vervolgens de antwoorden op die vragen wil betrekken bij zijn (nadere) oordeelsvorming,

5.2.
gelast Vivat in het minnelijk traject, op voorwaarde dat neuroloog Bernsen een neuropsychologische expertise noodzakelijk acht, binnen vier weken na datum rapportage door Bernsen, medewerking te verlenen aan een op kosten van Vivat te verrichten neuropsychologische expertise door neuropsycholoog E. van der Scheer te Apeldoorn, aan de hand van de door Bernsen te formuleren vragen aan de neuropsycholoog (zie 5.1.) en de op de IWMD-vraagstelling gebaseerde, gestandaardiseerde vraagstelling in het kader van neuropsychologische expertise, en waartoe [verzoekster] in ieder geval haar medisch dossier vanaf 7 maart 2012 aan de neuropsycholoog zal verstrekken,

5.3.
begroot de kosten van het deelgeschil op € 4.992,75 en veroordeelt Vivat om dit bedrag aan [verzoekster] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van deze beschikking tot aan de dag van voldoening,

5.4.
verklaart de kostenveroordeling (5.3.) uitvoerbaar bij voorraad,

5.5.
wijst af het meer of anders verzochte. ECLI:NL:RBAMS:2020:5266