Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 090320 ongeval in trampolinepark; verzocht 32:12 uur x € 155,00 + 2:48 uur x € 265,00, toegewezen 21 uur x € 155,00 + 21% = € 3938,55

RBDHA 090320 ongeval in trampolinepark; ondanks schending veiligheidsregels geen aansprakelijkheid trampolinepark; causaal verband ontbreekt
verzocht 32:12 uur x € 155,00 + 2:48 uur x € 265,00, toegewezen 21 uur x € 155,00 + 21% = € 3938,55

Kosten deelgeschil

4.11.
Ook als het verzoek wordt afgewezen, moet in beginsel op grond van artikel 1019aa Rv begroting plaatsvinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Hierbij wordt de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd: het moet redelijk zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten moet eveneens redelijk zijn. Dit betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Nu van dit laatste geen sprake is, zal de rechtbank de kosten begroten.

4.12.
Mr. Timmer heeft de rechtbank verzocht de aan de behandeling van het verzoek verbonden kosten te begroten op € 6.936,93. Dit bedrag is gebaseerd op een totale tijdsbesteding van 35 uur. Het bedrag bestaat uit kosten van mr. Timmer zelf van € 6.039,11 (uitgaande van 32:12 uur tegen een uurtarief van € 155,00, vermeerderd met 21% BTW) en uit kosten van zijn kantoorgenote mr. Broeders van € 897,82 (uitgaande van 2:48 uur tegen een uurtarief van € 265,00, vermeerderd met 21% BTW).

4.13.
Verweersters hebben bezwaar gemaakt tegen het totaal aantal opgevoerde uren en het meewerken van mr. Broeders aan deze zaak.

4.14.
Met verweersters is de rechtbank van oordeel dat de door mr. Timmer opgevoerde tijdsbesteding bovenmatig is. Het lijkt erop dat mr. Timmer alle kosten vanaf het moment dat de zaak in behandeling is genomen heeft opgevoerd, terwijl uitsluitend de kosten die direct verband houden met de procedure (met slechts enkele voorwerkzaamheden) kunnen worden meegenomen. Verder is de begroting van de kosten vanaf de indiening van het verzoekschrift (de rechtbank begrijpt dat in dit verband rekening is gehouden met bijna 17 uur) naar het oordeel van de rechtbank te ruim genomen. De rechtbank is het ook met verweersters eens dat het, gelet op het aantal uren dat mr. Timmer zelf in rekening wenst te brengen, niet redelijk is ook alle kosten van mr. Broeders mee te nemen.

4.15.
Gelet op de omvang en complexiteit van deze zaak zal de rechtbank de advocaatkosten in redelijkheid vaststellen op € 4.000,00 (wat dan ofwel neerkomt op ruim 21 uur van mr. Timmer x € 155,00, vermeerderd met 21% BTW, ofwel op ongeveer 16,5 uur van mr. Timmer, vermeerderd met de uren die mr. Broeders aan de zaak heeft besteed). Deze kosten worden nog vermeerderd met het betaalde griffierecht van € 297,00, zodat het totaalbedrag uitkomt op € 4.297,00.

4.16.
Nu de aansprakelijkheid van Jump One (en daarmee de schadevergoedingsplicht van Nationale-Nederlanden) in deze procedure niet is komen vast te staan, zal het verzoek van verzoeksters om Jump One en Nationale-Nederlanden te veroordelen in de kosten van dit deelgeschil worden afgewezen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het begrote bedrag uitsluitend verschuldigd is als aansprakelijkheid alsnog (in rechte) komt vast te staan. ECLI:NL:RBDHA:2020:13168