Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 211118 proceskostenregime van deelgeschil geldt niet als er na een beslissing geen geschilpunt meer resteert

RBDHA 211118 hoofdsom € 3.752,00, verzoek om kostenvergoeding tot een totaal van 8.276,20 afgewezen
- proceskostenregime van deelgeschil geldt niet als er na een beslissing geen geschilpunt meer resteert

Kosten deelgeschil

4.9.
Ingevolge artikel 1019aa Rv dient de kantonrechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door letsel lijdt te begroten op de voet van artikel 6:96 BW, ook als het verzoek wordt afgewezen. Dit betekent dat de benadeelde deze kosten in beginsel volledig vergoed kan krijgen van de andere partij, als diens aansprakelijkheid tenminste komt vast te staan. Voorts dient hierbij de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 12).

4.10.
Ondanks dat in het onderhavige geval de aansprakelijkheid vast staat en van een volstrekt onnodig of onterecht ingestelde procedure geen sprake is, zal de kantonrechter niet overgaan tot begroting van de kosten. Daartoe is het volgende redengevend. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de benadeelde in beginsel de kosten gemoeid met een deelgeschilprocedure volledig vergoed kan krijgen van de andere partij als in ieder geval de aansprakelijk vast staat of komt te staan. Blijkens de parlementaire geschiedenis is de rechtvaardiging hiervoor gelegen in het feit dat de deelgeschilprocedure een voorziening beoogt te bieden in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase. De onderhavige procedure heeft betrekking op het laatste geschilpunt tussen partijen waardoor van verdere buitengerechtelijke onderhandelingen geen sprake meer zal zijn.

4.11.
Onder de gegeven omstandigheden ontbreekt een rechtvaardiging – en is het evenmin redelijk – verweerder, de in het gelijk gestelde partij, te veroordelen in het kosten van dit deelgeschil. Begroting van de kosten kan daarmee ook achterwege blijven. In dit verband is van belang dat volgens de parlementaire geschiedenis geen sprake is van een deelgeschil als er na een beslissing in het deelgeschil geen geschilpunt meer resteert en die geschillen volgens de wetgever bij de bodemrechter dienen te worden aangebracht. Daaruit volgt dat de wetgever niet de bedoeling heeft gehad in die gevallen het proceskostenregime van het deelgeschil toepassing te laten vinden. ECLI:NL:RBDHA:2018:16009