RBGEL 081024 verzocht 30,5 uur x € 295,00, begroot, niet toegewezen, 23,5 x € 295,00 + 21% = € 8.388,33
- Meer over dit onderwerp:
RBGEL 081024 wegbeheerder niet aansprakelijk voor botsing met paaltje bij "sober beveiligde" wegversmalling
- verzocht 30,5 uur x € 295,00, begroot, niet toegewezen, 23,5 x € 295,00 + 21% = € 8.388,33
2De feiten
2.1.
Op 30 november 2022, omstreeks 21.30 uur, is [verzoeker] een eenzijdig fietsongeval overkomen op de Boltweg, gelegen in het buitengebied tussen Driel en Heteren, ongeveer ter hoogte van huisnummer 5. Deze openbare asfaltweg heeft aan weerszijden zogenoemde fietssuggestiestroken, dat wil zeggen door onderbroken strepen gemarkeerde gedeelten van de rijbaan die steenrood van kleur zijn maar waarop geen afbeeldingen van een fiets zijn aangebracht. Er geldt een maximumsnelheid van 60 km/u. Langs de weg staan straatlantaarns.
2.2.
De weg vanuit Driel verloopt ter plaatse waar het ongeval heeft plaatsgevonden in een rechte lijn in de richting van Heteren. Op die weg bevindt zich eerst een wegversmalling met een bushalte. Daar is aan weerszijden van het middengedeelte van de rijbaan een stoep aangebracht met daarop, naast een prullenbak en een bushaltebord, aan begin en einde een zwart-wit gestreept paaltje. De steenrode fietssuggestiestroken liggen aan weerszijden van de stoepen en zijn ter plaatse smaller. De stoepen worden met een witte puntmarkering aangekondigd. [verzoeker] heeft de volgende afbeelding van deze situatie in het geding gebracht.
Ruim voor de versmalling staat een verkeersbord waarmee het verkeer voor de rijbaanversmalling wordt gewaarschuwd (Bord J19 van Bijlage 1 bij het Rvv 1990).
2.3.
Even verderop passeert het verkeer, ongeveer ter hoogte van de woning op nummer 5, een tweede wegversmalling, zonder bushalte. Het middendeel van de rijbaan en de fietssuggestiestroken worden hier gescheiden door een smalle langwerpige betonnen verhoging op het wegdek met daarop aan begin en einde de zwart-wit gestreepte paaltjes. De stroken zijn ter plaatste nauwelijks smaller. De witte puntmarkering ter breedte van de betonnen verhoging is hier ongeveer vier meter lang. Deze situatie is hieronder afgebeeld.
Hier staat geen waarschuwingsbord. De Boltweg heeft in totaal 6 wegversmallingen.
2.4.
[verzoeker] , die trainde voor de triatlon, reed op 30 november 2022 op een racefiets en kwam vanaf Driel in de richting Heteren. Het was donker. [verzoeker] voerde verlichting. Hij passeerde de eerste wegversmalling met bushalte en reed ter plaatse van de tweede wegversmalling ongeveer 40 km/u. De straatlantaarn daar brandde. De tweede wegversmalling ziet er dan als volgt uit, zoals blijkt uit een foto die de gemeente en Achmea hebben laten maken.
2.5.
[verzoeker] is bij deze wegversmalling in volle vaart tegen het paaltje aan de rechterzijde van de weg gefietst. Door de botsing is hij buiten bewustzijn geraakt. Passerende automobilisten en bewoners van Boltweg nummer 5 hebben de hulpdiensten gealarmeerd. Toen [verzoeker] na ongeveer 25 minuten weer bij kennis kwam kon hij zijn armen en benen niet bewegen. Hij is met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Na verloop van uren keerde het gevoel in armen en benen terug. Gebleken is dat [verzoeker] bij het ongeval twee fracturen in de ruggenwervel heeft opgelopen en een beschadiging van het ruggenmerg ter hoogte van de nek. Na het ongeval ervaart [verzoeker] blijvende pijnklachten in de nek, rechterschouder en rug, een sensorische verstoring in het rechterbeen en de rechterhand, en voorts psychische klachten, concentratieproblemen en vergeetachtigheid.
2.6.
Achmea is de aansprakelijkheidsverzekeraar van de gemeente.
2.7.
De gemeente en Achmea hebben aansprakelijkheid van de gemeente voor de schadelijke gevolgen van het ongeval van de hand gewezen.
3Het geschil
3.1.
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank, op de voet van art. 1019w e.v. Rv, voor recht zal verklaren dat de gemeente aansprakelijk is voor het ontstaan van het ongeval en dat de gemeente en Achmea gehouden zijn de daaruit voortvloeiende materiële en immateriële schade van [verzoeker] te vergoeden, met veroordeling van de gemeente en Achmea in de proceskosten, te begroten op € 10.886,98, te vermeerderen met het verschuldigde griffierecht.
3.2.
[verzoeker] baseert zijn verzoek, kort gezegd, erop dat de weg ter plaatse van het ongeval gebrekkig was in de zin van art. 6:174 BW, althans dat de gemeente, door de weg daar gevaarlijk in te richten, onrechtmatig jegens [verzoeker] heeft gehandeld. Achmea is op de voet van art. 7:954 BW gehouden de verzekeringsuitkering rechtstreeks aan [verzoeker] te doen, aldus [verzoeker] .
3.3.
De gemeente en Achmea voeren verweer.
3.4.
Op de standpunten van partijen zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
Als de tweede wegversmalling niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, de gemeente in beginsel aansprakelijk, zo volgt uit art. 6:174 BW.
4.2.
De gemeente moet dus ervoor zorgen dat de toestand van de weg de veiligheid van personen en zaken niet in gevaar brengt. Bij het antwoord op de vraag of de weg voldoet aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mogen worden gesteld, en dus niet gebrekkig is, komt het aan op de ‒ naar objectieve maatstaven te beantwoorden ‒ vraag of deze, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. (HR 7 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2283, r.o. 3.5.2. e.v.)
4.3.
Wanneer de gemeente ter fysieke ondersteuning van de voorgeschreven maximumsnelheid de weg zodanig inricht dat deze zonder beveiligingsmaatregelen gevaar oplevert voor personen of zaken, zoals hier bij de rijbaanversmallingen met paaltjes is gebeurd, moet zij dus door deugdelijke beveiligingsmaatregelen, zoals waarschuwingen, ervoor zorgen dat de veiligheid van personen en zaken voldoende gewaarborgd blijft. Daarbij dient de gemeente mede in aanmerking te nemen dat niet alle verkeersdeelnemers steeds de nodige voorzichtigheid en oplettendheid zullen betrachten. (HR 20 maart 1992, NJ 1993, 547.)
4.4.
De tweede wegversmalling is sober beveiligd. Ook volgens de gemeente en Achmea zijn de paaltjes niet voorzien van reflectoren, hoewel de witte strepen wel reflecteren. Er stond geen waarschuwingsbord. De onderbroken streep ging ongeveer vier meter voor de paaltjes over in een witte puntmarkering, maar deze was niet voorzien van ribbels om bestuurders ‘wakker te schudden’. Een brandende straatlantaren, juist ter plaatste van de versmalling maakte de bijzondere verkeerssituatie in het donker wel goed waarneembaar. De wegversmalling dient als snelheidsbeperkende maatregel, zodat motorvoertuigen elkaar daar niet kunnen passeren. De fietssuggestiestrook was ter plaatste van de wegversmalling niet wezenlijk smaller en fietsers die zo veel mogelijk rechts hielden op de weg, zoals in art. 3 lid 1 RVV 1990 is voorgeschreven, werden op natuurlijke wijze langs het obstakel geleid. Ten tijde van het ongeval reed [verzoeker] , naar eigen zeggen, links tegen de onderbroken streep aan om niet in de berm te geraken. Niet gebleken is dat daarvoor een noodzaak aanwezig was. In zoverre lag het weggedrag van [verzoeker] niet in de lijn der verwachting. De Boltweg is ter plaatse overzichtelijk, zonder bochten die het zicht bemoeilijken. De inrichting van de weg was niet in strijd met specifieke bij of krachtens de wet geldende eisen. De aanbevelingen van het CROW zijn daartoe niet te rekenen.
4.5.
Van belang is verder dat het verkeer uit Driel al een rijbaanversmalling met een waarschuwingsbord is gepasseerd als het bij de tweede versmalling aankomt. Bij de inrichting van de tweede versmalling mocht de gemeente daarom uitgaan van verkeer dat bedacht is op een dergelijk obstakel.
4.6.
Voor de vraag in welke mate het ongeval en de ernst van de gevolgen ervan voorzienbaar waren, kan van belang zijn of er vaker (brom)fietsers tegen het paaltje zijn aangereden en welke schade daarbij is ontstaan. [verzoeker] heeft in dit verband gewezen op twee artikelen uit december 2019 op Overbetuwe.nieuws.nl. Daarin staat dat er al diverse ongevallen op de Boltweg zijn gebeurd en dat een scooterrijder bij het ontwijken van de paaltjes in de berm is beland. De scooterrijder heeft zijn weg kunnen vervolgen zonder inschakeling van hulpdiensten. Verder is er een door de belangenbehartiger van [verzoeker] gemaakt verslag van een gesprek dat hij op 27 maart 2023 met de bewoners van Boltweg nummer 5 heeft gevoerd, welk verslag zij hebben ondertekend. Daarin staat dat de bewoners hebben verklaard dat er in de tien voorafgaande jaren ter hoogte van de tweede wegversmalling meerdere ongevallen zijn gebeurd waarbij (brom)fietsers over de betonnen verhogingen met paaltjes (biggenruggen) ten val zijn gekomen en de komst van een ambulance nodig was. [verzoeker] heeft ook door zijn belangenbehartiger opgestelde verklaringen in het geding gebracht van twee personen die in respectievelijk 2020 en 2019, omdat zij naar rechts keken, tegen het paaltje op de tweede wegversmalling zijn gefietst en ten val zijn gekomen. Ook zij hebben de verklaring ondertekend. Deze personen hebben geen ernstig letsel opgelopen bij hun val. Een adviesrapport van 2 november 2021van verkeersadviesbureau BVA Verkeersadviezen aan Groene Metropool Regio Arnhem Nijmegen, een gemeentelijk samenwerkingsverband waartoe ook de gemeente behoort, vermeldt in bijlage 3 “Selectielijst projecten initiatief/ontwerpfase” dat de wegversmallingen op de Boltweg zorgen voor fietsongevallen en dat drie van de zes wegversmallingen worden vervangen door drempels. De gemeente heeft [verzoeker] bij brief van 28 maart 2023 laten weten dat zij in de periode vanaf 2014 één keer aansprakelijk is gesteld voor schade als gevolg van een aanrijding met een wegversmalling op de Boltweg; te weten in 2018 ter hoogte van een versmalling met een bushalte. Van verdere aanrijdingen en ongelukken op de locatie is zij niet op de hoogte, aldus de gemeente.
4.7.
Met het voorgaande wordt aannemelijk dat er af en toe ongevallen gebeuren ter hoogte van de wegversmallingen op de Boltweg, die soms de komst van een ambulance noodzakelijk maken, maar ook dat van ernstig letsel zoals [verzoeker] heeft opgelopen niet eerder was gebleken ten tijde van zijn ongeval. De kans op ongevallen met ernstige gevolgen is dan objectief beschouwd niet zo groot dat de weg gebrekkig moet worden geacht. [verzoeker] heeft ook nog een e-mail van een bekende van hem overgelegd, waarin deze 27 data van 112-meldingen aan de Boltweg in de periode juni 2015 tot en met 30 november 2022 onder elkaar heeft gezet. Dat deze meldingen zijn terug te voeren op het gevaar dat zich hier heeft verwezenlijkt kan uit dit lijstje data niet worden afgeleid. Daarom kan dit lijstje aan het voorgaande niet afdoen.
4.8.
[verzoeker] heeft verder aangevoerd dat de gemeente drempels in plaats van wegversmallingen had moeten toepassen om de maximumsnelheid van motorvoertuigen te handhaven, zoals BVA Verkeersadviezen voor de Boltweg heeft aanbevolen. Zoals [verzoeker] heeft opgemerkt, is de Boltweg in het verleden voorzien geweest van drempels. De gemeente heeft opgeworpen dat zij een drempel op een weg waar meer dan 50 km/u mag worden gereden te gevaarlijk vindt voor motorrijtuigen, vanwege de hoogte die deze drempel dan zal moeten hebben. Klaarblijkelijk hadden de toegepaste drempels niet het beoogde snelheidsbeperkende effect. [verzoeker] heeft deze op zichzelf aannemelijke visie van de gemeente onvoldoende gemotiveerd betwist. Dan is niet onbegrijpelijk dat de gemeente voor de wegversmallingen heeft gekozen en het advies van BVA Verkeersadviezen om drie van de zes rijbaanversmallingen weer in drempels te veranderen, niet heeft opgevolgd, nog daargelaten dat onduidelijk is gebleven of dat drempeladvies voor de versmalling in kwestie gold. Ook valt dan aan te nemen dat de gemeente heeft voldaan aan het advies van CROW-fietsberaad en SPV om een wegversmalling met paaltjes alleen toe te passen waar dat strikt noodzakelijk is en niet waar het gemotoriseerde verkeer ook met een drempel kan worden afgeremd. (Fietsberaadpublicatie 19a ‘Grip op enkelvoudige fietsongevallen, Samen werken aan een veilige fietsomgeving’ uit april 2011, p. 8 en de Factsheet ‘Wanneer zijn wegen en fietspaden ‘voldoende veilig’?’ van kennisnetwerk Strategisch Plan Verkeersveiligheid uit augustus 2020, p. 12, Tabel 4, onder 1).
4.9.
[verzoeker] bepleit ten slotte dat de gemeente aanvullende veiligheidsmaatregelen had moeten treffen, zoals het aanbrengen van verlichting, reflectoren, ‘glow-in-the-dark’ of rood-witte verf op de paaltjes, ribbels in een witte puntmarkering van ten minste 5 meter voor de paaltjes en een waarschuwingsbord voor het obstakel.
4.10.
Zoals volgt uit de parlementaire geschiedenis moet hierbij echter worden bedacht dat het enkele feit dat geen waarschuwingsbord is geplaatst, waar dit op zichzelf wellicht wenselijk was, de weg nog niet bestempelt tot een weg die ‘niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen’ (Reehuis & Slob (red.), Parl. Gesch. BW Inv. 3, 5 en 6 Boek 6 1990, p. 1394). Dat er achteraf gezien weinig bezwaarlijke aanvullende veiligheidsmaatregelen denkbaar waren, wil dus nog niet zeggen dat de gemeente ook aansprakelijk is. Het gaat erom of de getroffen beveiligingsmaatregelen onvoldoende moeten worden geacht, mede gelet op mogelijke, redelijkerwijs te vergen aanvullende maatregelen. Dat kan hier niet worden aangenomen. De getroffen maatregelen waren weliswaar sober, maar gelet op de hiervoor besproken overige omstandigheden van het geval niet ontoereikend, mede gelet erop dat de gemeente geen onbeperkte middelen ter beschikking heeft.
4.11.
Al het voorgaande overziende is de rechtbank van oordeel dat de weg ter plaatste van het ongeval niet gebrekkig was in de zin van art. 6:174 BW. (Vergelijk Rb. Noord-Holland 4 juni 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:4641, Rb. Zeeland-West-Brabant 7 december 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:8497 en Rb. Rotterdam 10 september 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:7833.) Dat de gemeente een gevaarzettende situatie in het leven heeft geroepen en in stand heeft gelaten en daarom onrechtmatig heeft gehandeld en op de voet van art. 6:162 BW aansprakelijk is, heeft [verzoeker] niet op wezenlijk andere gronden bepleit dan hiervoor reeds besproken. Daarom kan ook op deze grond geen aansprakelijkheid worden aangenomen. De verzoeken zullen dan ook worden afgewezen.
4.12.
Wat betreft de kosten van [verzoeker] bij de behandeling van het verzoek geldt het volgende. [verzoeker] heeft verzocht de kosten van de werkzaamheden van zijn advocaat te begroten, en wel een bestede tijd van 30,5 uur tegen een uurtarief van € 295,00 exclusief btw. De gemeente en Achmea hebben zowel de redelijkheid van het aantal uren als de redelijkheid van het tarief betwist.
4.13.
Een uurtarief van € 356,95 inclusief btw is relatief fors, maar op zichzelf voor een specialist niet onredelijk hoog. In dat geval mag echter wel een efficiënte werkwijze worden verwacht. In deze zaak over een relatief eenvoudige en overzichtelijke aansprakelijkheidsvraag, waarin bovendien de belangenbehartiger van [verzoeker] al flink wat voorwerk voor zijn rekening had genomen en de wederpartij haar verweer al kenbaar had gemaakt, past dan niet dat 20 uur aan het verzoekschrift wordt besteed en 5,5 uur aan het voorbereiden van de zitting, inclusief bestudering van het verweerschrift en het opstellen van spreekaantekeningen die een aanzienlijke overlap vertonen met het verzoekschrift. De rechtbank acht hiervoor in totaal een tijdsbesteding van ten hoogste 20 uur nog redelijk. De zitting heeft één uur korter geduurd dan [verzoeker] heeft voorzien. Waarom, naast bestudering en bespreking van de uitspraak, nog een half uur aan afronding en diversen zal moeten worden besteed is niet duidelijk en daarom onredelijk. De rechtbank zal dus 23,5 uur aan advocaatwerkzaamheden begroten.
4.14.
De begroting sluit dan op een bedrag van € 8.708,33 (23,5 × € 295,00 + 21% btw + € 320,00 aan griffierecht). Nu aansprakelijkheid van de gemeente niet is vastgesteld is de gevraagde veroordeling tot betaling van dit bedrag aan [verzoeker] niet aan de orde.ECLI:NL:RBGEL:2024:6986