Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 150623 verzoek tot bevel medewerking desk.bericht; verzocht en toegewezen 15,20 uur x € 235,00  +21% = € 4.322,12

RBGEL 150623 verzoek tot bevel medewerking desk.bericht; verzocht en toegewezen 15,20 uur x € 235,00  +21% = € 4.322,12

2De feiten

2.1.

Op 12 augustus 2011 is [verzoeker] een ongeval overkomen waarbij hij als voetganger tijdens het oversteken bij een voetgangersoversteekplaats is aangereden door een motorvoertuig, die ingevolge de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) verzekerd is bij London Verzekeringen N.V., de rechtsvoorganger van Allianz. Allianz heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.

2.2.

[verzoeker] is met een ambulance naar het Rijnstate Ziekenhuis vervoerd. Daar is het volgende letsel geconstateerd:

  • -

    een hersenschudding

  • -

    een schaafwond aan de linkerflank

  • -

    een wond aan de linkerhand en de rechterhand

  • -

    een kneuzing van de linkerknie met daarbij binnenbandletsel, voorste kruisbandletsel en beschadiging van een meniscus en een scheurtje aan de onderzijde van de binnenmeniscus

  • -

    een kneuzing van de rechterknie met daarbij buitenbandletsel en voorste kruisbandletsel

  • -

    een kneuzing van de rechterschouder

  • -

    een intra-articulaire IP-fractuur van de proxmale phalanx van de linker grote teen

2.3.

Op een later moment zijn daar volgens [verzoeker] hoofdpijnklachten, nekklachten en concentratiestoornissen bijgekomen.

2.4.

Op gezamenlijk verzoek van partijen heeft in november 2014 een orthopedische expertise plaatsgevonden bij [naam dokter 1] en in oktober 2019 een orthopedische expertise bij [naam dokter 2] . Dit laatste rapport is opgesteld vanwege een toename van klachten.

2.5.

[verzoeker] heeft Allianz vervolgens verzocht om ook mee te werken aan een gezamenlijke expertise van een revalidatiearts teneinde de invloed van de pijnklachten op het algeheel functioneren van [verzoeker] in kaart te brengen. Allianz heeft dat geweigerd.

3Het verzoek en het verweer

3.1.

[verzoeker] verzoekt de rechtbank, op de voet van artikel 1019W Rv bij beschikking:

  1. te bepalen dat Allianz haar medewerking moet verlenen aan een expertise door een revalidatiearts en een expertise door een verzekeringsgeneeskundige met de als productie 12 aan het verzoekschrift gevoegde vraagstelling en de door [verzoeker] voorgestelde deskundigen, op kosten van Allianz,

  2. voor recht te verklaren dat Allianz de door [verzoeker] gemaakte en nog te maken buitengerechtelijke kosten (kosten rechtshulp, medische voorschotten en medische expertise) tot en met (de kosten verbonden aan) beantwoording van de aan artsen voorgelegde nadere vraagstelling moet vergoeden,

  3. Allianz te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van € 1.323,14,

  4. de kosten van dit deelgeschil te begroten en Allianz te veroordelen deze kosten aan [verzoeker] te betalen.

3.2.

Aan zijn verzoek legt [verzoeker] , kort samengevat, ten grondslag dat een revalidatiearts moet beoordelen in hoeverre zijn pijnklachten, waarvan is vastgesteld dat deze in causaal verband staan met het ongeval, zich voordoen en welke invloed de pijnklachten hebben op zijn algeheel functioneren en tot welke beperkingen dit leidt. Volgens [verzoeker] heeft [naam dokter 2] de pijnklachten alleen betrokken bij zijn beoordeling binnen het vakgebied van de orthopedie en heeft [naam dokter 2] geen onderzoek gedaan (of kunnen doen) naar de invloed van deze pijnklachten op het arbeidsproces, de uitvoering van huishoudelijke taken en zijn recreatieve activiteiten. Dit onderzoek is wel van belang, omdat de pijnklachten zorgen voor vermoeidheidsklachten die leiden tot beperkingen in functioneren en ADL, aldus [verzoeker] . Hij stelt verder dat hij sinds het rapport van

[naam dokter 2] een toename van zijn pijnklachten ervaart, zodat het rapport van [naam dokter 2] ook geen goed en volledig beeld geeft van de pijnklachten. Na het onderzoek door de revalidatiearts moet een verzekeringsgeneeskundige plaatsvinden, aldus [verzoeker] .

3.3.

Allianz voert primair aan dat het verzoek moet worden afgewezen omdat een indicatie voor de verzochte expertises ontbreekt. Volgens Allianz heeft [naam dokter 2] al de invloed van de pijnklachten op het functioneren van [verzoeker] beoordeeld, waarna beperkingen zijn vastgesteld. Een onderzoek door een verzekeringsgeneeskundige is, gelet op de stelling van [verzoeker] dat dit pas kan worden uitgevoerd na het onderzoek door een revalidatiearts, prematuur, aldus Allianz. Subsidiair verweert Allianz zich tegen de benoeming van een revalidatiearts wegens gebrek aan toegevoegde waarde, nu een revalidatiearts geen primaire medische diagnose kan stellen en geen uitspraken kan doen over de medische causaliteit. Volgens Allianz kunnen de pijnklachten ook niet worden geobjectiveerd, nu deze naar hun aard subjectief en multifactorieel zijn en de revalidatiearts uitgaat van de door de patiënt in de anamnese naar voren gebrachte pijnklachten. De revalidatiearts heeft ook geen instrument om pijn te meten, aldus Allianz. Als een verdere beoordeling van de pijnklachten nodig is, dan moet dit volgens [verzoeker] door een neuroloog worden onderzocht. Verder voert Allianz bezwaren aan tegen de voorgestelde personen van de deskundigen en de vraagstelling. Tot slot voert Allianz verweer tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten en de kosten van het deelgeschil.

4beoordeling

4.1.

Artikel 1019w Rv biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade, de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen terzake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak. Gezien de ratio van de deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient de rechtbank te toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een dergelijke vaststellingsovereenkomst (artikel 1019z Rv).

4.2.

Het verzoek betreft een bevel tot medewerking aan een deskundigenonderzoek. De eerste vraag die moet worden beantwoord is of het verzoek valt binnen het bereik van een deelgeschilprocedure. Op zichzelf heeft te gelden dat het toepassingsgebied van de deelgeschilprocedure niet is beperkt tot specifieke verrichtingen en dat de memorie van toelichting de vragen of een deskundige geraadpleegd moet worden en, zo ja, welke en hoe de vraagstelling aan de deskundige dient te luiden, als voorbeelden noemt van een geschil dat in een deelgeschil kan worden voorgelegd.1 De deelgeschilprocedure zoals neergelegd in de artikelen 1019w tot 1019cc Rv vormt blijkens de wetsgeschiedenis van die bepalingen met zijn eigen karakter een aanvulling op de reeds bestaande procesrechtelijke instrumenten, zoals het voorlopig deskundigenbericht. Het enkele feit dat [verzoeker] ook had kunnen opteren voor een voorlopig deskundigenbericht maakt dan ook niet dat [verzoeker] niet kan worden ontvangen in zijn verzoek. De wetgever heeft uitdrukkelijk beoogd om een extra instrument te scheppen ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen, zodat deze weer kunnen worden vervolgd. 2 Niet in geschil is dat de onderhandelingen tussen partijen zijn gestrand. Naar het oordeel van de rechtbank kan toewijzing van de verzoeken van [verzoeker] er onvoldoende aan bijdragen om die impasse te doorbreken. [verzoeker] verlangt immers de medewerking van Allianz aan onderzoeken van partijdeskundigen waarvan niet alleen in geschil is of een revalidatiearts als deskundige toegevoegde waarde heeft. Allianz verzet zich ook tegen de persoon van de gewenste deskundige(n) en de vraagstelling die [verzoeker] aan de deskundigen(n) wil voorleggen. Onder die omstandigheden ligt het niet in de rede dat partijen er met de gevraagde expertise sneller en eenvoudiger onderling uit zullen komen. Een onafhankelijk deskundigenbericht op de voet van artikel 202 Rv, waarin de deskundige door de rechtbank wordt benoemd en de rechtbank de persoon van de deskundige en de vraagstelling bepaalt, biedt dan een betere basis voor het bereiken van een vaststellingsovereenkomst, te meer gelet op het feit dat partijen in het vervolg in beginsel gebonden zijn aan de uitkomsten van de rapporten van de door de rechtbank benoemde deskundigen. De rechtbank concludeert dan ook dat het onder A. verzochte moet worden afgewezen, nu dit verzoek onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019z Rv).

De buitengerechtelijke kosten

4.3.

Op dit punt verzoekt [verzoeker] voor recht te verklaren dat Allianz gemaakte en nog te maken buitengerechtelijke kosten moet betalen (het verzochte onder B.) met de veroordeling van Allianz tot betaling van een bedrag van € 1.323,14 aan buitengerechtelijke kosten (het verzochte onder C.).

4.4.

Om te komen tot een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten moet worden beoordeeld of de kosten zijn te beschouwen als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid c.q. redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Voor deze toets is de aard en omvang van de schade en complexiteit van de zaak van belang. Daarnaast komt betekenis toe aan de verhouding tussen de schade en de kosten, met dien verstande dat ook indien uiteindelijk niet komt vast te staan dat schade is geleden aanspraak op vergoeding van deze kosten kan bestaan.3 Dit brengt mee dat niet op voorhand kan worden vastgesteld dat alle kosten als redelijke kosten kunnen worden aangemerkt, zodat het verzochte onder B. zal worden afgewezen.

4.5.

Wat betreft de verzochte vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 1.323,14 voor het inwinnen van medisch advies overweegt de rechtbank als volgt. Hoewel [verzoeker] op zichzelf wel heeft onderbouwd dat deze kosten zien op een medisch advies, heeft Allianz aangevoerd dat zij reeds in totaal een bedrag van € 21.609,20 (€ 17.031,60 en € 4.577,60) aan voorschot buitengerechtelijke kosten heeft voldaan. Het had op de weg van [verzoeker] gelegen om toe te lichten dat de buitengerechtelijke kosten, waarvan de redelijkheid moet worden vastgesteld, dit totaalbedrag aan voorschotten zal overstijgen en de factuur voor het medisch advies niet van dit voorschot kan worden betaald. Het verzoek onder C. zal eveneens worden afgewezen.

Kosten van het deelgeschil

4.6.

[verzoeker] heeft verzocht op de voet van artikel 1019aa lid 1 Rv aan advocaatkosten te begroten; 9,15 uur tegen een uurtarief van € 235,00 exclusief 21% btw, vermeerderd met 4,55 uur (in de nadere productie 10) en 1,5 uur (ter zitting) vanwege het voorbereiden en bijwonen van de mondelinge behandeling. In totaal komt dit uit op een begroting van € 4.322,12.

4.7.

Allianz betwist de redelijkheid van de kosten en voert aan dat de gestelde kosten niet voldoende met stukken zijn onderbouwd en aan de hoge kant zijn.

4.8.

Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Daarbij geldt een dubbele redelijkheidstoets: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te de zijn.4 Dit betekent dat de kosten niet voor begroting en vergoeding in aanmerking komen indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld.

4.9.

Het feit dat het verzoek niet toewijsbaar wordt geacht, leidt niet tot de conclusie dat reeds daarom sprake is van een volstrekt onnodig of onterecht ingesteld deelgeschil. Daarbij acht de rechtbank van belang dat in de rechtspraak, zoals door partijen in de stukken ook aangehaald, wisselend wordt gedacht over het bereik van de deelgeschilprocedure voor wat betreft verzoeken met betrekking tot deskundigenberichten. Dit zorgt er in ieder geval voor dat de beslissing tot afwijzing van het verzoek niet op voorhand zo voor de hand lag dat daarmee gezegd moet worden dat de kosten onnodig zijn gemaakt. De rechtbank volgt Allianz niet in haar stelling dat [verzoeker] de kosten onvoldoende heeft onderbouwd. [verzoeker] heeft immers in (de later nog aangevulde) productie 10 een specificatie van de kosten opgenomen en het uurtarief vermeld in zijn verzoekschrift. De rechtbank acht de opgevoerde tijdsbesteding van in totaal 15,20 uur niet bovenmatig en het gehanteerde uurtarief van € 235,00 exclusief btw niet onredelijk. De rechtbank zal daarom de kostenbegroting toewijzen zoals verzocht en Allianz veroordelen tot betaling daarvan. Het bedrag van € 4.322,12 moet nog worden vermeerderd met het betaalde griffierecht van

€ 314,00. ECLI:NL:RBGEL:2023:3447 (later nog eens gepubliceerd: Rechtbank Gelderland 15 juni 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:4055 )

 

1TK 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 10

2TK 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 2 en 11

3Hoge Raad 11 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7423, NJ 2005/50

4TK 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 18