Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 260424 verzocht 16 uren x € 265,- + 21%, begroot, niet toegewezen, 10,5 uur x € 265,- + 21% = € 3.366,83

RBLIM 260424 huurder zakt door plafond onder zolder huurwoning; bewijslevering nodig tzv aanwezigheid knieschot, deelgeschil leent zich daar niet voor
- verzocht 16 uren x € 265,- + 21%, begroot, niet toegewezen, 10,5 uur x € 265,- + 21% = € 3.366,83

3De feiten

3.1.

Vanaf 2009 heeft [verzoeker] – samen met haar partner – de woning aan de [adres] (hierna: de woning) gehuurd van Wonen Zuid. Wonen Zuid is de eigenaar van die woning.

3.2.

Na opzegging van de huurovereenkomst door [verzoeker] , moest zij de woning op 30 oktober 2019 weer aan Wonen Zuid opleveren.

3.3.

Op 22 oktober 2019 verrichtte [verzoeker] met het oog op die oplevering schoonmaakwerkzaamheden op de zolder van de woning. Het middenpad van de zolder kent een dragende vloerconstructie. De houten vloerbalken zijn daar met vloerplanken beslagen. Die ontbreken echter aan weerszijden van het middenpad onder de schuine dakdelen. Daar bestaat de vloerconstructie enkel bestaat uit de houten vloerbalken. Tegen de onderzijde van die vloerbalken zijn gipsplaten bevestigd. [verzoeker] is door een van die gipsplaten gezakt en op de vloer van de ondergelegen slaapkamer terecht gekomen. [verzoeker] is bij deze val van ongeveer 2,5 meter hoogte onder meer op haar billen/stuitje gevallen (hierna aan te duiden als: “het voorval”).

3.4.

De zoon van [verzoeker] heeft [verzoeker] na het voorval naar de spoedeisende hulp van het Laurentius Ziekenhuis in Roermond gebracht.

3.5.

Bij brief van 13 november 2019 heeft (de raadsman van) [verzoeker] Wonen Zuid aansprakelijk gesteld voor het voorval.

3.6.

Achmea is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Wonen Zuid.

3.7.

Wonen Zuid en Achmea hebben (meermaals) aansprakelijkheid van de hand gewezen.

4Het verzoek

4.1.

[verzoeker] verzoekt - samengevat - dat de rechtbank bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. voor recht verklaart dat Wonen Zuid en daarmee Achmea primair krachtens artikel 6:174 BW, subsidiair krachtens artikel 6:162 BW aansprakelijk zijn voor het op 22 oktober 2019 aan de [adres] door [verzoeker] opgelopen letsel en daaruit voortvloeiende schade;

II. Wonen Zuid en daarmee Achmea te veroordelen tot betaling van een voorschot onder algemene titel aan [verzoeker] van € 7.500,-, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, vanaf 14 dagen na afgifte van de uitspraak;

III. de kosten van deze deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv te begroten op een bedrag van € 6.455,40, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, en Wonen Zuid en Achmea te veroordelen tot betaling daarvan, vermeerderd met de wettelijke rente.

4.2.

[verzoeker] legt aan haar verzoek primair ten grondslag dat Wonen Zuid aansprakelijk is als bezitter van een gebrekkig opstal.1 [verzoeker] stelt dat toetsing aan de door de Hoge Raad in het Wilnis-arrest2 geformuleerde criteria tot de conclusie leidt dat de opstal (de zolder) niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen. Er ontbreekt een dragende vloerconstructie althans een deugdelijke afzetting van het niet (met vloerplanken) beslagen deel, dan wel een waarschuwing. Nu onvoldoende zichtbaar is welk deel van de zoldervloer dragend is en welk deel van de vloer slechts bestaat uit – niet belastbare – gipsplaten, is sprake van een reëel gevaar om door de vloer te zakken/vallen. [verzoeker] wijst er tevens op dat het niet beslagen gedeelte van de zolder niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. Subsidiair stelt [verzoeker] dat Wonen Zuid aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad.3 Wonen Zuid heeft in strijd gehandeld met de geldende zorgplicht aangaande gevaarzetting. Toetsing aan de door de Hoge Raad geformuleerde “Kelderluik-criteria”4 leidt tot de conclusie dat Wonen Zuid haar zorgplicht heeft geschonden. Ook aan de overige wettelijke vereisten5 is voldaan, aldus [verzoeker] .

4.3.

Wonen Zuid en Achmea voeren verweer. Volgens Wonen Zuid en Achmea is geen sprake van een gebrek, noch van gevaarzetting. Op de zolder was aan weerzijden van het (met vloerplanken beslagen) middenpad een knieschot bevestigd waardoor de ruimte onder de schuine dakdelen (waar geen dragende vloerconstructie is) niet kon worden betreden en niet toegankelijk was. Op de zolder van [verzoeker] is het knieschot evenwel verwijderd. Wonen Zuid en Achmea stellen dat het betreffende knieschot bij het aangaan van de huurovereenkomst aanwezig was en door [verzoeker] of iemand uit haar omgeving moet zijn gedemonteerd. Wonen Zuid en Achmea verwijzen naar het opnameformulier dat bij de oplevering van de woning aan [verzoeker] is opgesteld. Indien het schot destijds zou hebben ontbroken, dan zou zij dat zijn aangetekend en hersteld. Op de foto’s gemaakt na het ongeval is ook te zien dat het gedemonteerde knieschot plat op de grond ligt. Bovendien is het volgens Wonen Zuid en Achmea ook zonder knieschot overduidelijk dat de bouwkundige situatie van het deel van de zolder waar [verzoeker] doorheen is gezakt, afwijkt van de rest van de (met vloerplanken beslagen) zolder. Er is sprake van 100% eigen schuld aan de zijde van [verzoeker] . Van een onrechtmatige daad is volgens Wonen Zuid en Achmea evenmin sprake.

4.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5De beoordeling

Het verzoek onder I (aansprakelijkheid)

5.1.

Het verzoek onder 1 strekt ertoe dat de rechtbank de aansprakelijkheid van Wonen Zuid vaststelt.

Leent het verzoek zich voor de behandeling in een deelgeschilprocedure?

5.2.

[verzoeker] heeft die aansprakelijkheidsvraag aan de rechtbank voorgelegd in de vorm van een verzoekschrift deelgeschil. Daarom moet eerst de vraag worden beantwoord of het verzoek zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Daarbij moet worden getoetst of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De investering in tijd, geld en moeite moet aldus worden afgewogen tegen het belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren6.

5.3.

Het deelgeschil ziet op de beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag. Ook een dergelijke vraag kan in een deelgeschilprocedure aan de rechter worden voorgelegd. Een vaststelling van aansprakelijkheid zou de impasse tussen partijen namelijk kunnen doorbreken en een bijdrage kunnen leveren aan het vlot trekken van de onderhandelingen.

5.4.

De rechtbank stelt verder voorop dat de deelgeschilbeschikking voor de bindende kracht van daarin opgenomen beslissingen over geschilpunten die de materiële rechtsverhouding betreffen7, wordt gelijkgesteld met (eind)beslissingen in een tussenvonnis. Met een beslissing in dit deelgeschil over de aansprakelijkheid van Wonen Zuid wordt de materiële rechtsverhouding tussen partijen vastgesteld. Daaraan zijn partijen in hun (verdere) onderhandelingen in beginsel gebonden. Ook de rechter in een eventuele bodemprocedure is daaraan in beginsel gebonden. Van een voorlopig – voorshands gegeven – oordeel over de aansprakelijkheid is in deze procedure, anders dan in een kort geding procedure, dan ook geen sprake.

De feitelijke gang van zaken rondom het voorval staat niet vast

5.5.

De rechtbank is van oordeel dat het verzoek onder I van [verzoeker] moet worden afgewezen omdat er onvoldoende duidelijkheid bestaat over de feitelijke gang van zaken rondom het voorval. Omdat die feiten niet vaststaan kan de rechtbank op dit moment geen bindende eindbeslissing over de aansprakelijkheid van Wonen Zuid en Achmea als hiervoor bedoeld geven. De rechtbank zal hierna toelichten hoe zij tot dat oordeel is gekomen.

5.5.1.

Het verwijt dat [verzoeker] aan Wonen Zuid maakt is dat de niet dragende vloerconstructie op de zolder vrij toegankelijk was. Volgens [verzoeker] was ten tijde van de oplevering van de woning aan [verzoeker] in 2009 geen knieschot bevestigd. De zolder is toen ook niet expliciet samen met (een medewerker van) Wonen Zuid bekeken. Volgens [verzoeker] heeft de medewerker van Wonen Zuid destijds enkel zijn hoofd door het zolderluik gestoken en daarna vanaf de eerste verdieping naar de zolder gewezen om de richting aan te wijzen waar zich de cv-ketel bevond.

Wonen Zuid en Achmea hebben deze stellingen van [verzoeker] gemotiveerd betwist. Volgens Wonen Zuid en Achmea was er ten tijde van de oplevering van de zolder wel degelijk een knieschot bevestigd. Dat knieschot vormde een deugdelijke afzetting van dat gedeelte van de zolder waar [verzoeker] doorheen is gezakt. Wonen Zuid en Achmea betwisten ook dat de zolder ten tijde van de oplevering niet zou zijn bezocht. Ter onderbouwing van die betwistingen verwijzen Wonen Zuid en Achmea naar het opleveringsformulier,8 en de daarop gemaakte aantekeningen waaruit volgt dat deze is bekeken en geïnventariseerd in 2009. Afwijkingen en herstelpunten worden daarop aangetekend, zodat het ontbreken van een knieschot – bij gebreke van een aantekening – niet aannemelijk is. Daarnaast wijst Wonen Zuid erop dat het knieschot ook aanwezig en zichtbaar is op de foto’s gemaakt na het ongeval. Op die foto’s is te zien dat het knieschot plat op de vloer was gelegd, waarbij aan de hand van de verticale strepen/verkleuringen op het knieschot nog duidelijk zichtbaar is dat en hoe het knieschot tegen de opstaande balken bevestigd is geweest.

5.5.2.

De rechtbank stelt vast dat de standpunten van partijen over het al dan niet aanwezig zijn van een deugdelijk gemonteerd knieschot en daarmee de vraag naar het vrij toegankelijk zijn van de niet dragende vloerconstructie, haaks op elkaar staan. Partijen verschillen aldus van mening over de feitelijke gang van zaken rondom het voorval. Om te kunnen beoordelen of Wonen Zuid aansprakelijk is, moet naar het oordeel van de rechtbank eerst die feitelijke gang van zaken rondom / de toedracht van het voorval duidelijk zijn. Om de feitelijke gang van zaken vast te stellen, lijkt bij deze stand van zaken nadere bewijslevering geïndiceerd, waarbij kan worden gedacht aan getuigenverhoren.

Er is in deze procedure geen ruimte voor het verstrekken van (een) bewijsopdracht(en)

5.6.

Dit maakt dat zich de vraag opdringt of er in het kader van deze deelgeschilprocedure ruimte is om één of meerdere bewijsopdrachten te verstrekken. In het algemeen zal de aard van deze procedure zich verzetten tegen bewijsvoering. De deelgeschilprocedure is namelijk bedoeld om in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter te bieden ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling. Van een snelle beslissing is bij nadere bewijsvoering echter geen sprake, terwijl bovendien de investering in geld aanzienlijk is. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de aard van de deelgeschilprocedure zich verzet tegen bewijsvoering.

Conclusie: afwijzing op grond van 1019z Rv

5.7.

Dit maakt dat de rechtbank tot de conclusie komt dat de verzochte beslissing in dit geval onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daarom wordt het verzoek9 afgewezen.

Het verzoek onder II (voorschot)

5.8.

Onder II verzoekt [verzoeker] om Wonen Zuid en Achmea te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 7.500,- of een door de rechtbank te bepalen bedrag. Omdat (op dit moment) niet vaststaat dat Wonen Zuid aansprakelijk is voor de door [verzoeker] als gevolg van het voorval geleden schade, moet dit verzoek worden afgewezen.

Het verzoek onder III (kosten deelgeschil)

5.9.

Het verzoek onder 3 heeft betrekking op (de begroting van) de kosten van dit deelgeschil bestaande uit de advocaatkosten en het griffierecht.

5.10.

Ondanks de afwijzing van de verzoeken, dient in beginsel begroting plaats te vinden van de kosten die [verzoeker] heeft gemaakt in het kader van dit deelgeschil10. Bij die begroting dient de rechter de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets11 te hanteren: (i.) het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en (ii.) de hoogte van de kosten moet redelijk zijn.

5.11.

[verzoeker] begroot de advocaatkosten op € 5.130,40 (16 uren x uurtarief € 265,- + 21% btw). Wonen Zuid en Achmea voeren aan dat de kosten onredelijk hoog zijn. Allereerst is het bestede urenaantal voor het opstellen van het verzoekschrift (8 uur) volgens Wonen Zuid en Achmea te hoog. Het verzoekschrift vormt een herhaling van pre-processueel gewisselde correspondentie. Daarnaast is de voorbereidingstijd ten behoeve van de zitting (3 uur) en de geraamde tijd voor de zitting zelf (4 uur inclusief reistijd), volgens Wonen Zuid en Achmea onredelijk hoog.

5.12.

De rechtbank stelt vast dat [verzoeker] 8 uur heeft besteed aan het opstellen van het verzoekschrift. De rechtbank komt het urenaantal van 8, in een vrij overzichtelijk deelgeschil zoals dit waarover al in correspondentie is gedebatteerd, te hoog voor. De rechtbank zal het urenaantal daarom matigen tot 5 uur. Omdat de pleitnota veelal herhaling bevat van het verzoekschrift, zal de rechtbank het aantal uren besteed aan de voorbereiding van de zitting matigen tot 2 uur. De rechtbank stelt verder vast dat de mondelinge behandeling korter heeft geduurd dan begroot. De rechtbank stelt het urenaantal voor de zitting inclusief reistijd vast op (afgerond naar boven) 2,5 uur.

5.13.

Het totaal aantal uren dat voor de begroting van de advocaatkosten van dit deelgeschil in aanmerking komt, komt daarmee uit op:

  • - opstellen verzoekschrift: 5 uren
  • - bestuderen verweerschrift 1 uur
  • - voorbereiding zitting + pleitnotitie opstellen 2 uur
  • - zitting bijwonen inclusief reistijd 2,5 uur

Totaal: 10,5 uur.

10,5 uur x € 265,- € 2.782,50

btw 21% € 584,33

Totaal € 3.366,83

5.14.

Vermeerderd met het griffierecht van € 320,- komt het totaalbedrag daarmee uit op: € 3.686,83.

5.15.

Omdat de aansprakelijkheid van Wonen Zuid voor de door [verzoeker] geleden schade als gevolg van het voorval niet vaststaat, moet de verzochte veroordeling (uitvoerbaar bij voorraad) in deze kosten worden afgewezen. ECLI:NL:RBLIM:2024:2094

1artikel 6:174 BW

2HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6236

3artikel 6:162 BW

4HR 5 november 1965, NJ 1966, 136, ECLI:NL:HR:1965:AB7079

5van artikel 6:162 BW

6artikel 1019z Rv en Kamerstukken II 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 18

7op grond van artikel 1019cc lid 1 Rv

8productie 11 bij verzoekschrift

9op grond van artikel 1019z Rv

10artikel 1019aa Rv

11als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW