Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 250718 kosten: gevorderd 26 uren, begroot op 20 uren x € 220,- + 7% + 21 % + € 476 = € 6.172,68

RBMNE 250718 val op glas op parkeerplaats bij bedrijfsfeest, omstandigheden enigszins onduidelijk, maar wg-er had mogelijk maatregelen moeten treffen
- kosten: gevorderd 26 uren, begroot op 20 uren x € 220,- + 7% + 21 % + € 476 = € 6.172,68.

De kantonrechter dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv. de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook als een verzoek niet wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten dient de kantonrechter de dubbele redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

[verzoeker] maakt aanspraak op een bedrag van € 9.593,73 (inclusief BTW en kantoorkosten).

De kantonrechter is van oordeel dat geen sprake is van een volstrekt onnodig of onterecht ingediend verzoek, voor zover Ziggo dat heeft willen betogen. Voor het oordeel dat de gemaakte kosten niet voor begroting in aanmerking komen, moet sprake zijn van misbruik van het processuele middel van een verzoekschrift ex artikel 1019w Rv. Een dergelijk misbruik acht de kantonrechter niet aanwezig.

Ziggo heeft aangevoerd dat het aantal bestede uren onredelijk is, terwijl zij met betrekking tot het uurtarief heeft aangevoerd dat het bovenmatig is.

De onderhavige zaak betreft naar het oordeel van de kantonrechter een niet per definitie eenvoudig deelgeschil, maar is ook niet dermate complex dat dit een tijdsbesteding van 26 uren rechtvaardigt, zonder enige inzichtelijke urenspecificatie of bijzondere onderbouwing. Daarbij komen in beginsel uitsluitend die kosten voor begroting in aanmerking die direct verband houden met de gevoerde deelgeschilprocedure. Dat wil zeggen de werkzaamheden vanaf het opmaken van het verzoekschrift tot en met de behandeling ter zitting.

De met de opstelling van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide, redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de kantonrechter dan ook worden begroot op 20 uren x € 220,-, te vermeerderen met 7% kantoorkosten en 21% BTW en met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 476,-. Dit komt neer op een totaalbedrag van (€ 5.696,68 + € 476,--) € 6.172,68.

Omdat de aansprakelijkheid van Ziggo niet is komen vast te staan, zal de rechtbank de kosten slechts begroten en niet ook een veroordeling tot betaling daarvan uitspreken.

4.16.
In een kostenveroordeling als door Ziggo in haar verweerschrift verzocht, voorziet de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (in artikel 1019aa Rv.) niet. Op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv. begroot de rechter slechts de kosten aan de kant van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Het tegenverzoek van Ziggo zal dus worden afgewezen. ECLI:NL:RBMNE:2018:3387