Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 180123 Kosten verzocht € 9.705,50; matiging vanwege lengte verzoekschrift tot € 4.809,75, x 50% vanwege ES

RBNHO 180123 Verwerping in pari delicto verweer; eigen schuld passagier 50% bij ongeval onder invloed van lachgas; geen billijkheidscorrectie;
Kosten verzocht € 9.705,50; matiging vanwege lengte verzoekschrift tot € 4.809,75, x 50% vanwege ES

2
De feiten

2.1.
Op 23 april 2020 is [verzoeker] als passagier van een personenauto betrokken geweest bij een verkeersongeval. De personenauto, bestuurd door de heer [bestuurder] (hierna: [bestuurder] ), verzekerde bij ASR, is met hoge snelheid tegen een stilstaande pijlwagen gebotst. Ter plaatse waren snelheidsbeperkende maatregelen getroffen. Bij dit ongeluk heeft [verzoeker] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.

2.2.
Op het schadeaangifteformulier van [bestuurder] staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

Ik ben aansprakelijk. Ik zag de pijlwagen te laat en reed er vol tegenaan.

2.3.
De politie heeft onderzoek verricht naar het verkeersongeval. In de verkeersongevallen dataset van de Stichting Processen Verbaal staat, voor zover hier van belang, op pagina 8 het volgende vermeld:

( ... ) De heer [verzoeker] verklaarde dat hij tijdens het rijden met lachgas gevulde ballonnen aan de heer [bestuurder] heeft gereden [sic, rb] en zag dat de heer [bestuurder] deze ballonnen leegzoog. De heer [bestuurder] ontkende dit feit. In zijn voertuig werden cilinders met lachgas en lege ballonnen aangetroffen.( ... )

2.4.
Bij brief van 18 mei 2020 heeft [verzoeker] ASR aansprakelijk gesteld en verzocht de schade in behandeling te nemen.

2.5.
Bij brief van 16 november 2020 is de aansprakelijkheid door ASR afgewezen.

2.6.
Op 20 juli 2021 heeft een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden bij deze rechtbank. Tijdens het verhoor heeft [verzoeker] , voor zover hier van belang, het volgende verklaard:

( ... ) Toen we net wegreden bij de carwash heb ik ballonnen met lachgas gevuld en aan [bestuurder] gegeven, omdat hij dat aan mij vroeg. U vraagt nu aan mij hoe dat kan, omdat ik net zei dat ik sliep tijdens de rit. Ik zeg nu dat ik dat heb gedaan voordat we wegreden. Ik dacht dat u dat bedoelde.

Het klopt dat ik op 20 juni 2020 ben gehoord. Ik hoor u een gedeelte uit mijn verklaring voorlezen: “vraag: hoe vond u het rijgedrag van [bestuurder] ? Antwoord: dat was eigenlijk wel normaal. Ik moest van hem ballonnen vullen en aan hem geven. Ik zag dat hij al rijdend aan de ballonnen zoog.” Ik antwoord u dat dat was voordat we weggingen. Ik weet niet waarom hij dat niet zelf deed.

Op 14 oktober 2020 ben ik gehoord door een interviewer van I-Tek. Die heeft daarvan een schriftelijke verklaring opgemaakt. Wat in die verklaring staat, klopt.

Ik hoor u zeggen dat op pagina 5 van 6 staat: “ik heb nog eens goed nagedacht over de autorit met [bestuurder] . Ik realiseer me dat ik tijdens het rijden in de Golf van [bestuurder] , ballonnen met lachgas aan [bestuurder] heb gegeven, die door hem werden leeggezogen. Ik heb nu opnieuw gezien dat ik dat bij de politie heb verklaard. Ik herinner me nu ook weer dat dit daadwerkelijk is gebeurd. Ik moest die gevulde ballonnen met lachgas aan [bestuurder] geven van hem. Hij zei dan onderweg tegen mij dat ik hem een ballon moest geven. Ik vulde dan een ballon met lachgas en gaf die dan aan [bestuurder] . Deze gebruikte vervolgens dat lachgas door de inhoud van die ballon te inhaleren. Ik wil graag eerlijk vertellen wat die dag is voorgevallen in de auto van [bestuurder] , vlak voor de aanrijding is ontstaan.” U vraag mij of ik achter dat citaat sta. Het antwoord is ja. ( ... )

2.7
Op 20 december 2022 heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland [bestuurder] , de bestuurder van de auto, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk wegens kort gezegd roekeloos rijgedrag. Daarbij heeft de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaar opgelegd. De vordering van [verzoeker] als benadeelde partij is niet ontvankelijk verklaard.

3
Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt – samengevat – de rechtbank:
- te bepalen dat ASR aansprakelijk is voor de schade van [verzoeker] en verplicht is deze schade te vergoeden op basis van de tussen haar en haar verzekerde gesloten verzekeringsovereenkomst;
- te bepalen dat ASR de rechtsbijstand kosten die [verzoeker] in het kader van dit deelgeschil heeft gemaakt aan de advocaat van [verzoeker] dient te voldoen en deze kosten ex artikel 1019 aa lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te begroten;
- te bepalen dat ASR de griffierechten aan [verzoeker] dient te vergoeden.

3.2.
Aan zijn verzoek legt [verzoeker] ten grondslag dat [bestuurder] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld (artikel 6 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen [WAM]). Indien komt vast te staan dat [bestuurder] lachgas heeft gebruikt tijdens het rijden, heeft [bestuurder] jegens [verzoeker] een onrechtmatige daad gepleegd (artikel 8 Wegenverkeerswet [WVW]). Indien niet komt vast te staan dat [bestuurder] lachgas heeft gebruikt tijdens het rijden dan heeft [bestuurder] onrechtmatig gehandeld door zich zodanig te gedragen dat een gevaar op de weg en een ongeluk is ontstaan (artikel 5 en 6 WVW). In beide gevallen is ASR aansprakelijk voor de schade van [verzoeker] .

3.3.
ASR betwist dat zij aansprakelijk is en voert gemotiveerd verweer. ASR heeft van haar kant een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend. Indien de rechtbank van oordeel is dat ASR jegens [verzoeker] aansprakelijk is, verzoekt ASR dat de rechtbank voor recht verklaart dat [verzoeker] 100% eigen schuld heeft bij het ontstaan van zijn schade. Ter onderbouwing van dit verzoek stelt ASR dat [verzoeker] is ingestapt bij een bestuurder waarvan hij wist dat hij onder invloed was van lachgas. Daarnaast stelt ASR dat [verzoeker] de verdoofde toestand van [bestuurder] heeft verergerd door hem tijdens het rijden lachgasballonnen aan te reiken.

3.4.
Op de stellingen en het verweer zal hierna verder worden ingegaan.

4
De beoordeling van het verzoek en het voorwaardelijk tegenverzoek

4.1.
Het verzoek is gegrond op artikel 1019w Rv. Dit artikel biedt een persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade de mogelijkheid de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil over of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Deelgeschillen waarbij nog nadere bewijslevering noodzakelijk is, lenen zich in het algemeen niet voor behandeling in een deelgeschilprocedure.

Aansprakelijkheid

4.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat [bestuurder] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.

4.3.
ASR betwist dat [bestuurder] aansprakelijk is. Het meest verstrekkende verweer dat ASR in dat kader voert, is dat [verzoeker] niet kan worden beschermd door de norm waarvan hij stelt dat [bestuurder] die heeft geschonden. [verzoeker] heeft zich door zijn eigen onbetamelijke gedrag onttrokken aan die bescherming (een pari in delicto verweer). Hij is de primaire aanstichter van het ongeluk en is de dupe geworden van zijn eigen handelen, aldus ASR.

4.4.
Uit de vaststaande feiten blijkt dat [bestuurder] onder invloed van lachgas zijn auto heeft bestuurd. Dit blijkt onder meer uit de verklaring van [verzoeker] tijdens het voorlopig getuigenverhoor bij deze rechtbank. [verzoeker] heeft verklaard dat hij tijdens de autorit ballonnen met lachgas aan [bestuurder] heeft gegeven en dat [bestuurder] deze ballonnen heeft leeggezogen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] dit – desgevraagd – bevestigd. Deze rechtbank heeft [bestuurder] ook veroordeeld wegens roekeloos rijgedrag door onder invloed van lachgas te hard te hebben gereden. Ook de rechtbank is er daarbij vanuit gegaan dat [verzoeker] gevulde ballonen met lachgas tijdens het rijden aan [bestuurder] heeft gegeven.

4.5.
Het verweer van ASR dat [verzoeker] de primaire aanstichter is van het ongeluk waardoor hij geen bescherming kan ontlenen aan de door [bestuurder] geschonden norm kan de rechtbank niet volgen. Het ongeval is immers primair veroorzaakt door het roekeloze rijgedrag van [bestuurder] . Die was onder invloed van lachgas, zat aan het stuur, heeft te hard gereden en de pijlwagen te laat opgemerkt. Het door ASR gevoerde verweer van in pari delicto wordt dan ook verworpen. De jurisprudentie waarop ASR zich in het kader van haar verweer heeft beroepen ziet op andere situaties. In de door ASR aangehaalde voorbeelden is er sprake van of een soort “mededaderschap” aan dezelfde onrechtmatige daad. In deze zaak is er sprake van een duidelijk onderscheid tussen de handelwijze van [bestuurder] en [verzoeker] . [bestuurder] was de bestuurder en [verzoeker] de bijrijder. Gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] zich heeft bemoeid met de wijze van besturen van de auto of het rijgedrag van [bestuurder] (bijvoorbeeld dat [verzoeker] tegen [bestuurder] heeft gezegd: “Wat rij je langzaam, kun je niet harder rijden”), anders dan dat [verzoeker] al dan niet op verzoek van [bestuurder] met lachgas gevulde patronen heeft aangereikt.

4.6.
Uit het voorgaande volgt dat [bestuurder] onrechtmatig jegens [verzoeker] heeft gehandeld en dat [verzoeker] bescherming kan ontlenen aan de door [bestuurder] jegens [verzoeker] geschonden norm. ASR, als verzekeraar van [bestuurder] , is aansprakelijk voor de door het verkeersongeval aan [verzoeker] toegebrachte schade.

Eigen schuld

4.7.
Nu de voorwaarde waaronder het tegenverzoek is vervuld dient beoordeeld te worden of de vergoedingsplicht van ASR op grond van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verminderd moet worden en zo ja, in hoeverre. Bij eigen schuld is het uitgangspunt dat de schade over de benadeelde en de aansprakelijke wordt verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, naar rato van de causaliteit van die omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat de vergoedingsplicht van ASR verminderd moet worden, maar niet in de mate die ASR heeft bepleit.

4.8.
Het ongeluk (en de schade) is een gevolg van omstandigheden die zowel aan [bestuurder] als aan [verzoeker] kunnen worden toegerekend. De rechtbank wijst allereerst op de omstandigheden die [bestuurder] kunnen worden toegerekend. [bestuurder] heeft als bestuurder van zijn auto onder invloed van lachgas deelgenomen aan het verkeer en is met hoge snelheid op de pijlwagen gebotst terwijl er snelheidsbeperkende verkeersmaatregelen van kracht waren vanwege wegwerkzaamheden. In navolging van het vonnis van de strafkamer van deze rechtbank is de rechtbank van oordeel dat [bestuurder] roekeloos heeft gereden en een ernstig verwijtbare verkeersfout heeft gemaakt.

4.9.
De volgende omstandigheden kunnen naar het oordeel van de rechtbank aan [verzoeker] worden toegerekend. [verzoeker] wist op het moment dat hij de auto instapte dat [bestuurder] onder invloed was van lachgas omdat zij beiden bij de McDonalds lachgasballonnen hadden gebruikt. Daarnaast heeft [verzoeker] tijdens het rijden lachgasballonnen aan [bestuurder] gegeven. [verzoeker] wist althans had kunnen weten welke risico’s het gebruik van lachgas tijdens het auto rijden heeft. Door het aanreiken van de gevulde lachgasballonnen heeft [verzoeker] eraan bijgedragen dat [bestuurder] onder invloed van lachgas kon blijven rijden. Aldus heeft [verzoeker] door zijn handelwijze ook in belangrijke mate bijgedragen aan het roekeloze rijgedrag van [bestuurder] .

4.10.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de mate waarin de aan [bestuurder] en [verzoeker] toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen gelijkelijk over hen dienen te worden verdeeld. Dat betekent dat [verzoeker] 50% eigen schuld heeft aan het ontstaan van zijn schade. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een billijkheidscorrectie ten gunste van [verzoeker] . Voor ASR resteert dan ook een schadevergoedingsplicht van 50% ten aanzien van de door [verzoeker] geleden en te lijden schade.

Kosten van het deelgeschil

4.11.
[verzoeker] verzoekt ASR te veroordelen in de kosten van het deelgeschil van € 9.705,50 inclusief BTW (21%), 6% kantoorkosten en het griffierecht.

4.12.
ASR voert verweer tegen dit verzoek en tegen de hoogte van de opgevoerde kosten. Volgens ASR is een bedrag van € 3.500,- redelijk voor de kosten van het deelgeschil omdat het verzoekschrift onnodig lang is. In het verzoekschrift is vrijwel elke correspondentiehandeling tussen ASR en [verzoeker] ondanks of die vermelding relevant is, vermeld.

4.13.
De rechter stelt voorop dat de rechter in een deelgeschil de kosten moet begroten. Dit is alleen anders als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van dit laatste is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.

4.14.
Mede gelet op de uitkomst van de procedure, is de rechtbank van oordeel dat het deelgeschil terecht is ingesteld. De rechtbank is echter van oordeel dat de hoogte van de door [verzoeker] verzochte kosten moeten worden gematigd. De inhoud van het verzoekschrift betreft grotendeels een weergave van de tussen partijen gewisselde correspondentie en citaten uit het getuigenverhoor en de jurisprudentie. Het verzoekschrift telt 34 pagina’s, op 19 pagina’s daarvan wordt de correspondentie van partijen, de citaten uit het getuigenverhoor en de jurisprudentie weergegeven. De rechtbank ziet dan ook aanleiding de verzochte kosten van € 9.705,50 te matigen en voor het opstellen van het verzoekschrift uit te gaan van 15 uren. Dit betekent dat het bedrag van € 9.705,50 moet worden verminderd met een bedrag van (15 x € 250,- x 1,06 x 1,21 =) € 4.809,75, waardoor de rechtbank de kosten voor dit deelgeschil begroot op (€ 9.705,50 -/- € 4.809,75 =) € 4.895,75. Deze kosten komen overeen met de kosten in vergelijkbare zaken. Nu de rechtbank de aansprakelijkheid van ASR voor de gevolgen van het ongeval zal vaststellen op 50% zal de rechtbank ASR ook veroordelen in 50% van deze kosten.ECLI:NL:RBNHO:2023:392