Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOBR 260821 verzocht en begroot, niet toegewezen 19,6 uur x € 270,00 = € 6.581,41

RBOBR 260821 Glas valt van ballustrade 1e verdieping op hoofd van bezoekster café; Kelderluik; Geen onrechtmatige gevaarzetting
verzocht en begroot, niet toegewezen 19,6 uur x € 270,00 = € 6.581,41

2
Inleiding

Deze zaak betreft een deelgeschil als bedoeld in artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). [verzoekster] verzoekt de rechtbank te beslissen dat De Vooruitgang en Nationale Nederlanden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het haar op 8 april 2018 overkomen ongeval. De rechtbank wijst dat verzoek af.

3
De feiten

3.1.
[verzoekster] is op 7 april 2018 met drie vriendinnen op stap gegaan in Eindhoven.

Zij hebben toen de horecagelegenheid De Vooruitgang bezocht. De benedenverdieping en de bovenverdieping in De Vooruitgang staan met elkaar in verbinding middels een vide.

De eerste verdieping is voorzien van balustraden. In het midden van De Vooruitgang bevindt zich een soort atrium. Onderstaande afbeelding1 geeft de situatie ter plaatse weer.

foto

3.2.
In de vroege ochtend van 8 april 2018 rond 1:15 uur is [verzoekster] een ongeval overkomen doordat er een glas van de bovenverdieping naar beneden op haar hoofd terecht is gekomen.

3.3.
Na de val van het glas zijn een jongen en een meisje naar beneden gekomen om excuses aan [verzoekster] aan te bieden omdat de jongen het glas had laten vallen. Aanvankelijk leken de klachten van [verzoekster] mee te vallen, maar korte tijd later ging het toch minder goed en hebben [verzoekster] en haar vriendinnen besloten naar huis te gaan. Nadat [verzoekster] op het terras van De Vooruitgang haar bewustzijn had verloren, heeft de beveiliging van De Vooruitgang besloten een ambulance te bellen. [verzoekster] is vervolgens naar het ziekenhuis gebracht voor nader onderzoek. Omstreeks 3:15 uur is [verzoekster] uit het ziekenhuis ontslagen.

3.4.
Een aantal weken na het ongeval heeft [verzoekster] bij De Vooruitgang verslaglegging van het ongeval opgevraagd. Door het personeel van De Vooruitgang is toen aangegeven dat er geen verslaglegging van het ongeval had plaatsgevonden. Uit de camerabeelden viel geen signalement van de betrokkenen op te maken. De gegevens van de persoon die zijn glas heeft laten vallen zijn voor [verzoekster] niet meer te achterhalen.

3.5.
Bij brief van 22 mei 2019 van haar (toenmalige) belangenbehartiger, mr. M.H. Schikhof van Jurilex Letselschade 2, heeft [verzoekster] De Vooruitgang aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval op 8 april 2018.

3.6.
Bij e-mailbericht van 15 oktober 2019 3 heeft de aansprakelijkheidsverzekeraar van De Vooruitgang, Nationale Nederlanden, aansprakelijkheid afgewezen.

3.7.
Bij brief van 16 april 2020 van haar huidige gemachtigde, mr. Munten 4, heeft [verzoekster] Nationale Nederlanden alsnog verzocht aansprakelijkheid voor het ongeval te erkennen. Bij e-mailbericht van 6 oktober 2020 van haar gemachtigde, mr. Stevens, heeft Nationale Nederlanden aansprakelijkheid namens De Vooruitgang wederom afgewezen.

4
Het verzoek en het verweer

4.1.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank, kort weergegeven, om:
- te beslissen dat De Vooruitgang c.s. hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade in verband met het voorval waar [verzoekster] op 8 april 2018 bij betrokken is geraakt,
- de kosten van rechtsbijstand van [verzoekster] te begroten op grond van hetgeen zij heeft aangegeven in punt 26 tot en met 30 van het verzoekschrift en te beslissen dat De Vooruitgang c.s. hoofdelijk in de begrote kosten wordt veroordeeld.

4.1.2.
[verzoekster] legt aan het verzoek, kort weergegeven, het volgende ten grondslag.

De Vooruitgang heeft artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geschonden door een gevaarzettende situatie te creëren die haar kan worden toegerekend. Op basis van de criteria uit het Kelderluikarrest (ECLI:NL:HR:1965:AB7079) moet volgens [verzoekster] geoordeeld worden dat De Vooruitgang onvoldoende veiligheidsmaatregelen heeft getroffen om letsel zoals zij heeft geleden te voorkomen. De mate van waarschijnlijkheid waarin het niet in acht nemen van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht is in dit geval hoog omdat De Vooruitgang een horecagelegenheid is waar alcohol wordt geschonken. De kans dat daardoor ongevallen ontstaan is groot. Er is door De Vooruitgang een situatie gecreëerd waarin op de bovenverdieping mensen met glaswerk in hun handen staan of glaswerk op de balustrade plaatsen. Het is daardoor eenvoudig een glas naar beneden te laten vallen. Er was geen bescherming tegen vallend glaswerk aangebracht, zoals een scherm of gespannen net. Ook is er niet voor gekozen om op de eerste verdieping gebruik te maken van plastic bekers. De ernst en de gevolgen van een ongeval zijn groot. Een glas valt ofwel op de hoofden van bezoekers of het spat uiteen op de grond met mogelijke verwondingen door opspattend glas tot gevolg. De bezwaarlijkheid van te nemen maatregelen is niet groot. Plastic bekers zorgen al voor minder gevaar en hetzelfde geldt voor het plaatsen van een scherm achter de balustrade.

4.1.3.
Aan het ongeval stelt [verzoekster] ernstige klachten en beperkingen te hebben overgehouden. Zij heeft een revalidatietraject doorlopen maar ondervindt nog dagelijks problemen in haar bestaan. Haar belastbaarheid is laag en zij lijdt aan concentratie- en geheugenproblemen waardoor zij naar eigen zeggen niet in staat is haar (oude) functie naar behoren uit te voeren.

4.1.4.
Nationale Nederlanden is de aansprakelijkheidsverzekeraar van De Vooruitgang en de zaak is bij haar gemeld en door haar in behandeling genomen. [verzoekster] spreekt Nationale Nederlanden daarom direct aan voor haar schade op grond van artikel 7:954 BW. Op grond van het zesde lid van voornoemd wetsartikel wordt De Vooruitgang ook zelf in rechte betrokken. De Vooruitgang en Nationale Nederlanden zijn volgens [verzoekster] hoofdelijk aansprakelijk.

4.1.5.
Tot slot verzoekt [verzoekster] de rechtbank de kosten van het deelgeschil op grond van artikel 1019aa Rv te begroten op € 6.581,41, uitgaande van 19 uur en 36 minuten bestede tijd tegen een uurtarief van € 270,-- te vermeerderen met 21 % btw.

4.2.
De Vooruitgang c.s. voert het volgende verweer.

4.2.1.
Nationale Nederlanden is niet rechtstreeks aansprakelijk jegens [verzoekster] . De directe actie van artikel 7:954 BW geeft [verzoekster] geen eigen vorderingsrecht op Nationale Nederlanden. Het verzoek jegens Nationale Nederlanden ligt daarom voor afwijzing gereed.

4.2.2.
Ook De Vooruitgang is niet aansprakelijk jegens [verzoekster] . De Vooruitgang exploiteert al sinds januari 2015 in de huidige vorm een drukbezocht café en er heeft zich nooit eerder een incident voorgedaan met vallende glazen. Er is geen sprake van een gevaarzettende situatie. De Vooruitgang betwist dat in de nacht van 7 op 8 april 2018 mensen op de bovenverdieping glas op de reling hebben geplaatst. Deze is daar niet voor bedoeld. De reling van de balustrade is hoger dan de naastgelegen tafels en de kans dat er een glas naar beneden valt is zo gering dat De Vooruitgang daarmee redelijkerwijs geen rekening hoefde te houden door het nemen van maatregelen.

Noch de Branchevereniging Koninklijke Horeca Nederland noch een andere overkoepelende organisatie heeft regels of adviezen uitgevaardigd in verband met het gebruik van glaswerk op hoger gelegen verdiepingen in horecagelegenheden. De Vooruitgang is geen precedent in de jurisprudentie bekend waarin secundaire aansprakelijkheid in verband met vallende voorwerpen in openbare gelegenheden is aangenomen, ondanks dat de situatie met een vide in de Nederlandse horeca veel voorkomend is.

Van De Vooruitgang kan niet worden gevergd dat zij maatregelen neemt bestaande uit het spannen van een net achter de balustrade en het aanbieden van plastic bekers. Het spannen van een net is niet verplicht en niet gebruikelijk en het doet afbreuk aan de esthetiek van het café. Onder de balustrade zit al een glazen scherm dat voorkomt dat er voorwerpen onder de reling door naar beneden vallen. De kans dat voorwerpen over de reling vliegen of vallen is gering. De Vooruitgang betwist dat het binnen redelijke grenzen technisch mogelijk is om een net over een relatief grote open ruimte te spannen op een wijze dat vallende voorwerpen de vloer niet kunnen bereiken. Er is haar geen enkele horecagelegenheid bekend waarin wel een dergelijk net is gespannen.

Daarnaast geven klanten de voorkeur aan drinken uit glaswerk in plaats van uit plastic bekers. Voor zover De Vooruitgang bekend, worden in geen enkel café in Nederland uitsluitend plastic bekers gebruikt. Mede gelet op de grote concurrentie tussen cafés in het centrum van Eindhoven is het voor De Vooruitgang van groot belang dat haar klanten het café een prettige en gezellige horecagelegenheid vinden. Bovendien kan ook een gevulde plastic beker hard aankomen en De Vooruitgang betwist dan ook dat het gebruik van plastic bekers het letsel van [verzoekster] had kunnen voorkomen. Uit dit alles volgt volgens De Vooruitgang dat van onrechtmatige gevaarzetting geen sprake was.

4.2.3.
De Vooruitgang c.s. verzoekt de rechtbank tot slot ook het verzoek tot betaling van de kosten van het deelgeschil af te wijzen, primair omdat zij niet aansprakelijk is en subsidiair omdat de kosten de dubbele redelijkheidstoets van artikel 1019aa lid 1 Rv jo. 6:96 lid 2 BW niet kunnen doorstaan. Zowel het gehanteerde uurtarief van € 270,-- als het aantal bestede uren acht zij buitensporig hoog. De Vooruitgang c.s. verzoekt het bedrag bij een kostenbegroting te matigen tot € 2.500,--, althans tot een in goede justitie te bepalen bedrag.

5
De beoordeling

5.1.
De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of De Vooruitgang c.s. aansprakelijk is voor het [verzoekster] op 8 april 2018 overkomen ongeval waarbij zij in De Vooruitgang een glas op haar hoofd heeft gekregen.

5.2.
[verzoekster] grondt de aansprakelijkheid van De Vooruitgang op artikel 6:162 BW, stellende dat De Vooruitgang een gevaarzettende situatie heeft gecreëerd. Gevaarscheppend gedrag is echter slechts onrechtmatig indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van dat gedrag zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had behoren te onthouden. De onrechtmatigheid van gevaarzetting hangt in het bijzonder af van de mate van waarschijnlijkheid waarmee niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen.

5.3.
Met inachtneming van deze maatstaf is de rechtbank van oordeel dat in dit geval geen sprake is van onrechtmatige gevaarzetting en daarom evenmin van aansprakelijkheid van De Vooruitgang voor het ongeval dat [verzoekster] op 8 april 2018 is overkomen.

De rechtbank licht dat als volgt toe.

5.3.1.
De Vooruitgang c.s. heeft aangevoerd dat de kans dat voorwerpen zoals glazen over de reling vallen klein is. Op basis van het overgelegde foto- en videomateriaal volgt de rechtbank De Vooruitgang daarin. De inrichting van De Vooruitgang nodigt niet uit tot het plaatsen van glaswerk op de reling, die zelf relatief smal is. Daarnaast bevinden zich op de eerste verdieping naast de balustrade vooral lager gelegen tafels en zitjes en is op een door [verzoekster] overgelegde foto5 te zien dat aan de balustrade voorzieningen zijn aangebracht waarop glaswerk kan worden gezet in plaats van op de reling. Die voorzieningen zijn bovendien ten opzichte van de reling op zodanige hoogte aangebracht dat de kans dat een glas dat op die voorzieningen is gezet over de reling valt (zeer) klein is.

5.3.2.
[verzoekster] heeft na de mondelinge behandeling nog videobeelden in het geding gebracht waarop te zien is dat bezoekers met glas in de hand aan de balustrade op de eerste verdieping staan. De beelden dienen, zo begrijpt de rechtbank, als voorbeeld voor hoe de situatie in De Vooruitgang op drukke avonden kan zijn, waarbij tafels en stoelen op de eerste verdieping worden weggehaald.

Op de beelden is naar het oordeel van de rechtbank echter geen bijzonder gevaarlijke of gevaarzettende situatie waar te nemen. Van een situatie waarbij bezoekers, bijvoorbeeld, met glas in de hand over de balustrade heen hangen is op de in het geding gebrachte beelden geen sprake. Vast staat verder dat de in het geding gebrachte videobeelden niet van de avond/nacht van het ongeval zijn en dus niet de situatie op die avond/nacht weergeven. De beelden zeggen daarmee niet direct iets over de omstandigheden waaronder [verzoekster] het ongeval is overkomen. Maar zelfs als de rechtbank aanneemt dat de situatie op de avond van het ongeval vergelijkbaar was, oordeelt zij die niet zodanig gevaarlijk dat daartegen direct maatregelen hadden moet worden getroffen door De Vooruitgang.

5.3.3.
Bij de beoordeling is ten slotte ook van belang dat de exacte toedracht van het ongeval niet vast staat. Volgens de eerste belangenbehartiger van [verzoekster] , mr. Schikhof, zou de jongen die zijn glas heeft laten vallen hebben aangegeven geduwd te zijn6. Dit standpunt is door de huidige gemachtigde van [verzoekster] echter verlaten omdat dit volgens hem een eigen invulling van mr. Schikhof is geweest. De Vooruitgang c.s. heeft weersproken dat het om een eigen invulling zou gaan zodat partijen het op dit punt niet eens zijn.

Wat hier ook van zij, voor de rechtbank is in dit deelgeschil niet goed vast te stellen door welke oorzaak het glas naar beneden is gevallen en - in het verlangde daarvan - door het treffen van welke redelijke maatregelen dit had kunnen worden voorkomen. Dat maakt het moeilijk De Vooruitgang van het niet treffen van bepaalde maatregelen een verwijt te maken. Zouden partijen het bijvoorbeeld erover eens zijn dat het glas van de reling is gevallen, dan is het verwijt dat De Vooruitgang er onvoldoende op toeziet dat geen glaswerk op de reling wordt geplaatst relevant. In dit geval blijft dat onduidelijk, zodat de rechtbank aan dat verwijt voorbij moet gaan.

De rechtbank is daarnaast van oordeel dat ook een gevulde plastic beker letsel kan veroorzaken, zodat het de vraag is of het serveren van drank in plastic bekers - zoals [verzoekster] aanvoert - het ongeval en de gevolgen ervan had voorkomen. Afgezet tegen de gestelde en in de rede liggende weerstand die plastic bekers bij bezoekers oproepen, hoeft het nemen van een dergelijke maatregel onder normale omstandigheden redelijkerwijs niet van De Vooruitgang te worden gevergd.

Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank alleen het spannen van een net of een andere vorm van valbescherming het ongeval waarschijnlijk had kunnen voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank had De Vooruitgang een dergelijk vergaande maatregel echter niet hoeven te treffen. De rechtbank is het op dit punt met De Vooruitgang c.s. eens dat een dergelijke maatregel wezenlijk afbreuk zou doen aan het ontwerp van het interieur en niet in verhouding zou staan tot de geringe kans dat een glas naar beneden valt (en iemand treft). Dat er bij De Vooruitgang regelmatig sprake is van vallend glaswerk is door [verzoekster] immers niet gesteld of anderszins gebleken in deze procedure.

5.4.
Omdat De Vooruitgang gelet op het voorgaande niet aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het ongeval op 8 april 2018, wordt het verzoek gericht tegen De Vooruitgang afgewezen.

5.5.
Het voorgaande geldt om dezelfde reden ook voor het verzoek gericht tegen Nationale Nederlanden. Dat verzoek zou bovendien niet toewijsbaar zijn op de gestelde grondslag van artikel 7:954 BW omdat dit wetsartikel geen rechtstreekse aansprakelijkheid van een verzekeraar jegens een benadeelde in het leven roept. Van hoofdelijke verbondenheid (artikel 6:6 e.v. BW) kan daardoor evenmin sprake zijn.

Kostenbegroting

5.6.
Het verzoek van [verzoekster] tot veroordeling van De Vooruitgang c.s. in de kosten van de deelgeschilprocedure zal worden afgewezen omdat niet is vast komen te staan dat De Vooruitgang c.s. aansprakelijk is voor de door [verzoekster] als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade. Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 1019aa Rv volgt evenwel dat ook als het verzoek wordt afgewezen, de rechtbank de kosten van de procedure dient te begroten en dat dit alleen anders is indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van deze situatie is geen sprake, nu het door [verzoekster] ingediende verzoekschrift niet als bij voorbaat volstrekt onnodig of kansloos kan worden beschouwd.

5.7.
Ondanks dat de zaak niet bijzonder complex is, oordeelt de rechtbank de door mr. Munten opgegeven kostenbegroting (circa 20 uren tegen een uurtarief van € 270,-- ex btw) nog binnen de grenzen van hetgeen acceptabel is. De rechtbank ziet daarom – anders dan De Vooruitgang c.s. – onvoldoende reden tot matiging en begroot de kosten van het deelgeschil op € 6.581,41. ECLI:NL:RBOBR:2021:5033