RBROT 190123 geen aansprakelijkheid tzv abortus; verzoeken volstrekt onnodig en onterecht; begroting van de kosten blijft om die reden achterwege
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 190123 geen aansprakelijkheid tzv abortus; onjuiste informatie mbt erfelijkheid aandoening eerder kind komt niet vast te staan
- indienen verzoeken volstrekt onnodig en onterecht; begroting van de kosten blijft om die reden achterwege
2
De feiten
2.1.
[verzoeker01] c.s. zijn de ouders van [minderjarige01] (hierna: [voornaam minderjarige01] ). [voornaam minderjarige01] is op 1 maart 2009 geboren met een jejunumatresie, een ventrikelseptumdefect, cryptorchisme en syndactylie.
2.2.
[voornaam minderjarige01] is vanaf zijn geboorte een aantal keer geopereerd in verband met de jejunumatresie, onder meer op 16 juni 2009. Tijdens deze operatie is door EMC medisch onzorgvuldig gehandeld.
2.3.
Op 19 juni 2009 is een MRI-scan van de hersenen van [voornaam minderjarige01] gemaakt. Op deze MRI-scan werd uitgebreide hersenschade gezien die niet te zien was op een MRI-scan die op 9 juni 2009 bij hem is gemaakt.
2.4.
EMC heeft [verzoeker01] c.s. per brief van 27 januari 2010 het volgende, voor zover van belang, bericht:
“Op 15-01-2010 bezocht [minderjarige01] ( ... ) de polikliniek ten behoeve van de Chirurgische Lange Termijn follow-up na behandeling aangeboren afwijkingen en/of na ECMO behandeling. Het doel van deze follow-up is de ontwikkeling van het kind te volgen om zo mogelijke problemen vroegtijdig te signaleren. Hiernaast is het ook bedoeld om in de toekomst een duidelijk beeld te kunnen schetsen van de lange termijn effecten van de behandeling van aangeboren afwijkingen en de behandeling met ECMO.”
2.5.
Op 11 november 2010 hebben [verzoeker01] c.s. een volgende zwangerschap beëindigd door een abortus provocatus te laten uitvoeren.
3
Het geschil
3.1.
[verzoeker01] c.s. verzoeken de rechtbank, samengevat, om te bepalen dat EMC aansprakelijk is op grond van een onrechtmatige daad en dat EMC gehouden is tot vergoeding van de nog te begroten schade die [verzoeker01] c.s. als gevolg daarvan hebben geleden. Daarnaast verzoeken [verzoeker01] c.s. om te bepalen dat EMC gehouden is tot het voldoen van een voorschot op de schade van € 100.000,00 en de kosten van de procedure.
3.2.
EMC concludeert tot afwijzing van de verzoeken.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4
De beoordeling
4.1.
Het verzoek van [verzoeker01] c.s. berust op artikel 1019w Rv. Dit artikel geeft een persoon de mogelijkheid om, indien die persoon een ander die hij aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. Gelet op dit doel moet de rechtbank allereerst beoordelen of de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. In artikel 1019z Rv is bepaald dat de rechtbank het verzoek afwijst voor zover de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daarbij dient de rechtbank te beoordelen of de bijdrage van de verzochte beslissing zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure.
4.2.
De aansprakelijkheidsvraag die [verzoeker01] c.s. aan de rechtbank voorleggen, kan in een deelgeschilprocedure aan de orde komen. In zoverre kan de verzochte beslissing bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Desondanks wijst de rechtbank de verzoeken van [verzoeker01] c.s. af. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.3.
Tussen partijen is in geschil of EMC jegens [verzoeker01] c.s. een onrechtmatige daad heeft gepleegd. [verzoeker01] c.s. leggen aan hun verzoeken ten grondslag dat EMC hen ten onrechte heeft voorgehouden dat de hersenbeschadiging van [voornaam minderjarige01] te wijten is aan een erfelijke aandoening, en dat zij op basis van deze onjuiste informatie, uit vrees dat het ongeboren kind net als [voornaam minderjarige01] aan een hersenbeschadiging zou lijden, een abortus hebben laten uitvoeren. Door [verzoeker01] c.s. onjuist te informeren, heeft EMC [verzoeker01] c.s. de mogelijkheid ontnomen om op basis van de juiste feiten een keuze te maken over de beëindiging van de zwangerschap. Daarmee heeft EMC [verzoeker01] c.s. het zelfbeschikkingsrecht ontnomen en dat levert volgens [verzoeker01] c.s. een onrechtmatige daad jegens hen op. EMC betwist dat de in EMC werkzame artsen tegen [verzoeker01] c.s. hebben gezegd dat de hersenschade van [voornaam minderjarige01] een genetische oorzaak heeft.
4.4.
Voordat kan worden vastgesteld of EMC onrechtmatig heeft gehandeld jegens [verzoeker01] c.s., zou moeten komen vast te staan dat EMC [verzoeker01] c.s. heeft voorgehouden dat de hersenbeschadiging van [voornaam minderjarige01] te wijten is aan een erfelijke aandoening. [verzoeker01] c.s. moeten, als de partij die zich op het rechtsgevolg van de onrechtmatige daad beroept, de feiten die daaraan ten grondslag liggen stellen en bij betwisting bewijzen (artikel 150 Rv). Ter onderbouwing van hun stelling hebben [verzoeker01] c.s. de volgende stukken in het geding gebracht:
- de brief van 27 januari 2010 (vgl. 2.4.);
- een medische verklaring van 14 februari 2012;
- een brief van 30 november 2012;
- een brief van 25 april 2013;
- een brief van 18 juli 2013;
- een brief van 9 september 2013.
4.5.
Behalve de brief van 27 januari 2010 dateren de stukken van na de abortus in 2010 en deze stukken lijken dan ook enkel te dienen ter onderbouwing van de stelling van [verzoeker01] c.s. dat EMC zich lange tijd op het standpunt heeft gesteld dat er tijdens de operatie op 16 juni 2009 niets verkeerd is gegaan. Dat is echter geen onderbouwing voor het standpunt dat [verzoeker01] c.s. in deze deelgeschilprocedure innemen. Aan de inhoud van deze stukken gaat de rechtbank dan ook voorbij. Enkel de brief van EMC van 27 januari 2010 kan gelet op de chronologie ter onderbouwing van het standpunt van [verzoeker01] c.s. dienen. Maar in die brief zijn inhoudelijk geen aanknopingspunten te vinden voor het standpunt van [verzoeker01] c.s.. Door te stellen dat EMC in deze brief spreekt van ‘aangeboren afwijkingen’, lijken [verzoeker01] c.s. geen onderscheid te maken tussen aangeboren afwijkingen en genetische (erfelijke) afwijkingen. Voor een aangeboren afwijking hoeft, zoals EMC terecht aanvoert, geen genetische oorzaak te bestaan. Tussen partijen is ook niet in discussie dat [voornaam minderjarige01] met aangeboren afwijkingen is geboren.
Dat EMC in zijn brief van 27 januari 2010 spreekt van ‘aangeboren afwijkingen’ is dan ook geen onderbouwing van de stelling van [verzoeker01] c.s., dat EMC hen heeft voorgehouden dat de hersenbeschadiging van [voornaam minderjarige01] te wijten is aan een erfelijke aandoening.
4.6.
De stelling van [verzoeker01] c.s. dat EMC hen heeft meegedeeld dat de hersenschade van [voornaam minderjarige01] is te wijten aan een genetische afwijking, mist dus een onderbouwing met schriftelijke bescheiden.
4.7.
Ook anderszins is niet gebleken dat EMC een dergelijke mededeling aan [verzoeker01] c.s. heeft gedaan. Eerder zijn er contra-indicaties voor de stelling van [verzoeker01] c.s. dat EMC hen onjuist heeft geïnformeerd. EMC heeft immers onweersproken aangevoerd dat kort na de geboorte van [voornaam minderjarige01] onderzoek is verricht om een genetische oorzaak van de aangeboren afwijkingen uit te sluiten. Op 18 en 23 maart en 28 mei 2009 kwamen de uitslagen daarvan beschikbaar. Het DNA-onderzoek en chromosomenonderzoek waren niet afwijkend en ook werden geen aanwijzingen gevonden voor een erfelijke metabole stoornis. Deze onderzoeken waren afgerond voordat de hersenschade in juni 2009 optrad. In het kader van deze onderzoeken kan EMC dus in elk geval niet aan [verzoeker01] c.s. hebben meegedeeld dat de hersenschade het gevolg is van een erfelijke aandoening. EMC heeft bovendien nog onweersproken aangevoerd dat de behandelend artsen van [voornaam minderjarige01] zijn gespecialiseerd in de medische zorg voor kinderen, en geen deskundige zijn op het gebied van genetische counseling. Het was dan ook niet aan hen om te adviseren over een volgende zwangerschap. [verzoeker01] c.s. stellen overigens ook niet, dat zij EMC hebben geraadpleegd naar aanleiding van de volgende zwangerschap, of dat EMC zich omtrent een volgende zwangerschap uit zichzelf heeft uitgelaten.
4.8.
Op grond van artikel 1019aa Rv worden de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt (in dit geval [verzoeker01] c.s.), in de beschikking begroot. Afwijzing van de verzoeken van [verzoeker01] c.s. staat in beginsel niet in de weg aan begroting van de kosten. Dat is slechts anders als het maken van kosten niet redelijk wordt geoordeeld in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW, bijvoorbeeld omdat de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Daarvan is evenwel in dit geval sprake.
4.9.
EMC heeft onweersproken aangevoerd dat (de advocaat van) [verzoeker01] c.s. bij brieven van EMC van 4 juni 2020, 28 september 2020 en 12 oktober 2021 is verzocht om aan te geven welk verwijt [verzoeker01] c.s. EMC precies maken. Tevens heeft EMC verzocht om onderbouwing van het verwijt. [verzoeker01] c.s. hebben niet aan deze verzoeken voldaan. Vervolgens hebben [verzoeker01] c.s. in deze deelgeschilprocedure het standpunt ingenomen dat EMC hen onjuist heeft geïnformeerd door mee te delen dat de hersenschade van [voornaam minderjarige01] een genetische oorzaak heeft en dat [verzoeker01] c.s. op basis van die informatie de zwangerschap in 2010 hebben afgebroken uit vrees dat het ongeboren kind net als [voornaam minderjarige01] aan een hersenbeschadiging zou lijden. Zoals hiervoor overwogen ontbreekt iedere onderbouwing voor dit standpunt. Zelfs nadat [verzoeker01] c.s., vanwege hun daartoe strekkend dringend verzoek tijdens de mondelinge behandeling, bij wijze van uitzondering nog in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt nader te onderbouwen met schriftelijke bescheiden, is er nog altijd geen begin van enige onderbouwing van hun verwijt aan EMC. Onder deze omstandigheden was het voor (de advocaat van) [verzoeker01] c.s. voorzienbaar dat de verzoeken zouden worden afgewezen. Het indienen van de verzoeken was dan ook volstrekt onnodig en onterecht. Begroting van de kosten blijft om die reden achterwege. ECLI:NL:RBROT:2023:659