RBZWB 100720 verzocht en toegewezen 24 uur x € 270,00 + 6% + 21% = € 8.311,25
- Meer over dit onderwerp:
RBZWB 100720 gezamenlijk orthopedisch rapport bindt partijen, ook heupklachten zijn ongevalsgevolg
- verzocht en toegewezen 24 uur x € 270,00 + 6% + 21% = € 8.311,25
kosten deelgeschil
3.9.
[ verzoeker ] stelt dat de kosten van het deelgeschil € 8.311,25 bedragen, vermeerderd met griffierecht, gebaseerd op de aan de deelgeschilprocedure door zijn advocaat bestede tijd (24 uur) en een uurtarief van € 270,00, vermeerderd met 6% kantoorkosten en BTW. De gestelde werkzaamheden betreffen onder meer het maken van het verzoekschrift, overleg tussen [ verzoeker ] en zijn advocaat, het bestuderen van jurisprudentie, het lezen en beoordelen van het verweer en het voorbereiden en bijwonen van de zitting. [ verzoeker ] stelt dat zijn advocaat lid is van LSA en ASP en gespecialiseerd is in de behandeling van letselschadezaken en dat het uurtarief van zijn advocaat door vrijwel alle verzekeraars buiten rechte als redelijk wordt beoordeeld.
3.10.
Achmea betwist dat deze kosten redelijk zijn. Volgens haar zijn onredelijk veel uren aan het deelgeschil besteed omdat betgeen naar voren is gebracht ook reeds in de buitengerechtelijke discussie tussen partijen is geopperd en het verzoekschrift overbodige (standaard)rechtspraak en literatuur bevat. Zij bestrijdt ook dat het uurtarief, vermeerderd met kantoorkosten en btw, redelijk is. Volgens Achmea is de zaakjuridisch niet complex waar deze niet meer dan de interpretatie van een orthopedisch rapport betreft. Bij een normale markt zouden slachtoffers van ongevallen niet bereid zijn om een dergelijk hoog tarief te betalen. De enige reden waarom dit tarief wordt gehanteerd is omdat artikel 6:96 BW het mogelijk maakt om de kosten te verhalen op de aansprakelijke partij, zo stelt Achmea. Het gehanteerde percentage kantoorkosten van 6% is een verkapt honorarium en vormt geen reële vergoeding voor de werkelijk gemaakte kosten van porti, telefoon, het maken van kopieën en ICT, aldus steeds Achmea.
3.11.
De rechtbank oordeelt het gehanteerde uurtarief in dit geval niet onredelijk en overweegt daartoe het volgende.
Het is redelijk dat een slachtoffer van een ernstig ongeval die, zoals in dit geval, blijvend letsel oploopt dat consequenties heeft voor het werk dat hij verricht en daarmee voor zijn bestaanszekerheid, zich wendt tot een in de letselschade gespecialiseerde advocaat. Daaruit volgt dat het slachtoffer ook het marktcon forme uurtarief van dergelijke advocaten zal moeten betalen. Niet weersproken is dat de advocaat van [ verzoeker ] een in de letselschade gespecialiseerde advocaat is - hetgeen overigens reeds volgt uit de lidmaatschappen van de voornoemde verenigingen - en dat het gehanteerde uurtarief met kantoorkosten en btw voor zo'n advocaat gebruikelijk is. In het midden kan blijven hoe de markt zou zijn geweest indien de advocaatkosten niet zouden kunnen worden verhaald op een voor een ongeval aansprakelijke verzekeraar. De wet biedt deze mogelijkheid van verhaal. Indien die mogelijkheid het in de markt gehanteerde uurtarief bepaalt, zoals Achmea stelt, is dat voor het slachtoffer van het ongeval een gegeven.
Anders dan Achrnea betoogt, kan de interpretatie van een deskundigenrapport als dat van de deskundige niet los worden gezien van de vereiste specialistische kennis over medisch en juridisch causaal verband. Dat de interpretatie van het rapport en de juridische consequenties daarvan niet complex zijn, zoals Achmea aanvoert, verdraagt zich reeds niet met de jarenlange discussie die partijen kennelijk naar aanleiding van het rapport hebben gevoerd. Tot slot oordeelt de rechtbank van belang dat, zoals ter zitting is gebleken, Achmea buiten rechte de kosten van juridische hulp en bijstand die bij haar in rekening zijn gebracht en die gebaseerd zijn op het hier aan de orde zijnde uurtarief, ook feitelijk heeft vergoed.
3.12.
De rechtbank oordeelt ook de tijd die de advocaat van [ verzoeker ] aan de deelgeschilprocedure heeft besteed, voor zover daarvan vergoeding is gevorderd, niet onredelijk. De rechtbank neemt daarbij in beschouwing dat het verzoekschrift een overzicht bevat van de discussie die tussen partijen reeds buiten rechte is gevoerd, welk overzicht op grond van artikel 1019x lid 3 sub c Rv in het verzoekschrift dient te worden opgenomen.
Dat een advocaat zich verdiept in zijns inziens toepasselijke jurisprudentie en literatuur en deze opneemt in het verzoekschrift oordeelt de rechtbank niet onredelijk maar wenselijk, ook wanneer dat standaardjurisprudentie betreft. Overbodige jurisprudentie en literatuur is in het verzoekschrift niet genoemd.
3.1.3.
De conclusie luidt dat de redelijke kosten bij de behandeling van het verzoek als bedoeld in artikel 1019 aa Rv zullen worden begroot op € 8.311,25, te vermeerderen met het griffierecht van € 304,00, derhalve op € 8.615,25. Achrnea zal worden veroordeeld om dit bedrag aan [ verzoeker ] te betalen.
4.
De beslissing
De rechtbank
4.1.
bepaalt dat het rapport van 21 december 2017 van de heer [ X ] uitgangspunt is bij de verdere schaderegeling en dat de schade als gevolg van de in dat rapport genoemde klachten en beperkingen van het rechteronderbeen, de rechterenkel, de rechtervoet, de rechterknie en de rechterheup als gevolg van het ongeval dient te worden toegerekend;
4.2.
begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv op € 8.615,25;
4.3.
veroordeelt Achmea om het onder 4.2. genoemde bedrag aan [ verzoeker ] te betalen; Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/RBZWB-100720 ook op rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBZWB:2020:2990
Met dank aan de heer mr. H. van Velde, Slot Letselschade voor het inzenden van deze uitspraak.