RBZWB 161224 begroot cf verzoek 10 uur x € 260,00 + 21% = € 2933,00 (? red. LSA LM)
- Meer over dit onderwerp:
RBZWB 161224 (elektrisch) fietser die naar links stuurde bij inhaalmanoeuvre andere fietser is aansprakelijk voor ongeval
- begroot cf verzoek 10 uur x € 260,00 + 21% = € 2933,00 (? red. LSA LM)
3De feiten
3.1.
Op 6 oktober 2022 heeft tussen [verzoekster] en [verweerster] een ongeval plaatsgevonden op het tweebaans fietspad aan de Zeeweg te Overveen. [verweerster] reed daar op haar elektrische fiets naast haar man. [verzoekster] en haar fietsmaat, de heer [getuige] , naderden [verweerster] en diens man van achteren, met hun racefiets, en hebben nadat [verweerster] langzamer ging fietsen dan haar man een inhaalmanoeuvre ingezet. Tijdens die inhaalmanoeuvre week [verweerster] naar links uit. [verzoekster] werd hierdoor geblokkeerd en zij werd met haar fiets gelanceerd, waarna zij met haar hoofd, linkerschouder en heup op het wegdek terecht kwam. [getuige] kon [verweerster] op dat moment aan de rechterkant ontwijken.
3.2.
[verzoekster] is na het ongeval met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht en heeft één dag op de intensive care en twee dagen op de verpleegafdeling gelegen. [verzoekster] heeft als gevolg van het ongeval een gebroken sleutelbeen, 15 gebroken ribben en klachten ten aanzien van haar heup en hoofd.
3.3.
[verzoekster] heeft [verweerster] aansprakelijk gesteld voor de schade. [verweerster] heeft geen aansprakelijkheidsverzekering en heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.
3.4.
In het proces-verbaal van de politie is het volgende vermeld:
“(…)
Vermoedelijke toedracht
1: Electrische fiets van het merk Avalon, bestuurd door [verweerster] .
2: Racefiets van het merk Specialized, bestuurd door [verzoekster] .
(Betrokkene/Slachtoffer)
3:Racefiets, bestuurd door [getuige] . (getuige)
1, 2 en 3 reden allen op het fietspad op de Zeeweg (N201) te Overveen) (…)
1 reed voor 2 en 3. 1 zag iets links in de berm en stuurde daardoor naar links. 2 en 3 wilde 1 op dat moment 1 inhalen. 3 kon nog remmen voor 1, 2 heeft geremd maar om betrokkene 1 te ontwijken kwam zij ten val.
(…)
Verdacht van overtreding van artikel
artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 (zich zodanig gedragen dat gevaar/hinder op de weg ontstaat/kan ontstaan (ieder))
(…)”
3.5.
In de processen-verbaal zijn verder een situatieschets, foto’s en verklaringen van [getuige] , [verzoekster] en [verweerster] opgenomen.
3.6.
[getuige] verklaart (voor zover van belang) als volgt:
“(…) Ik zag dat de vrouw (toevoeging rechtbank: [verweerster] ) haar snelheid minderde en dat de man daarna circa 6 á 7 meter voor haar fietste. Toen wij de vrouw naderde reed ik voor mevrouw [verzoekster] en wilde wij de vrouw links inhalen. Plots maakte de vrouw een stuurbeweging naar de berm aan de linkerzijde van het fietspad. Ik riep nog hard: “Pas op!” Ik kon de vrouw nog aan de rechterzijde ontwijken wanneer zij naar links stuurde, maar mevrouw [verzoekster] kon dit niet en kwam ten val. Omdat ik voor haar fietste kon ik niet zien hoe zij viel, (…)”
[verzoekster] verklaart (voor zover van belang) als volgt:
“(…) Wij reden achter twee mensen op fietsen. Zij reden een prima snelheid om even achter hun te blijven fietsen. (…) Ik zag dat de man sneller ging fietsen en de vrouw langzamer ging rijden. De man had namelijk meer snelheid. Hierdoor was het voor ons geen ideale snelheid meer om achter de vrouw te fietsen. Wij sorteerde voor om haar in te halen en bewogen wij met onze fietsen naar links. Ik zag dat de vrouw vol in de remmen ging en naar links stuurde. Ik zag dat de vrouw ook geen vinger uitstak en ook niet over haar schouder keek. Ik hoorde haar ook niks roepen. Hierdoor vormde zij een stilstaand object midden op het fietspad. Hierdoor moest ik en mijn fietsmaat ook vol in de remmen. Mijn fietsmaat kon nog voorbij de vrouw langsfietsen. Ik kon dit niet meer, waardoor ik over de vrouw heen schoot. (…)”
[verweerster] verklaart (voor zover van belang) als volgt:
“(…) Ik fietste op het fietspad, ik zag links wat in de berm. Ik stuurde met mijn fiets deze kant op. Niet wetende dat er twee wielrenners achter mij fietste. Ik hoorde de wielrenners heel hard roepen in mijn richting. Ik schrok hiervan en kneep hard in mijn remmen, hierdoor kwam ik ten val en viel mijn fiets over mijn heen. Ik heb geen contact gehad met de andere fietsers.
(…)
V: Hoe omschrijft u uw rijstijl?
A: Doorgaans voorzichtig, ik was even onoplettend.
(…)”
3.7.
[verweerster] is strafrechtelijk vervolgd voor de aanrijding en door de politierechter van de rechtbank Haarlem voorwaardelijk veroordeeld tot betaling van een geldboete..
4Het verzoek en het verweer
4.1.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter om voor recht te verklaren dat [verweerster] aansprakelijk is en gehouden is de door [verzoekster] geleden materiele als immateriële schade als gevolg van het ongeval op 6 oktober 2022 te vergoeden. [verzoekster] verzoekt de kantonrechter om de kosten als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) op een bedrag van € 3.166,00 te begroten en [verweerster] te veroordelen tot betaling van de kosten.
4.2.
[verzoekster] legt aan het verzoek – samengevat – ten grondslag dat [verweerster] onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar door plotsklaps linksaf te slaan op het fietspad en de vrije doorgang te belemmeren. [verzoekster] stelt dat [verweerster] artikel 18 RVV en artikel 5 WVW heeft overtreden. Volgens [verzoekster] is [verweerster] gehouden de door haar geleden schade te vergoeden, die voorlopig bestaat uit eigen risico zorgverzekering van € 850,00, kosten fysio, hulpmiddelen, huishoudelijke hulp en verplaatste schade en gederfd inkomen en immateriële schade. [verzoekster] begroot de kosten van de procedure op € 3.166,00 waarvan € 2.600,00 aan salaris van de gemachtigde (10 uur x € 260,00) vermeerderd met btw en griffierecht.
4.3.
[verweerster] verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe – samengevat – aan dat geen sprake is van gevaarlijk gedrag van haar in het verkeer waardoor zij aansprakelijk is voor de schade van [verzoekster] . [verweerster] voert aan een klein stukje naar links te zijn gereden, maar zij nog steeds op haar eigen weghelft was en dat [verzoekster] en [getuige] naar haar schreeuwden waardoor zij bevroor en van haar fiets is gevallen. [verweerster] voert aan dat [verzoekster] met [getuige] hebben nagelaten te bellen om zo te waarschuwen dat zij eraan kwamen, dat zij haar niet hebben aangeraakt, maar met elkaar in botsing zijn gekomen en dat zij met grote snelheid reden. Daarnaast voert [verweerster] aan dat zij een zeer grote schuldenlast heeft en geen mogelijkheid heeft om [verzoekster] op financieel gebied tegemoet te komen in de kosten. De door [verzoekster] begrote 10 uren aan deelgeschilkosten is volgens [verweerster] gezien de specificatie niet onredelijk.
5De beoordeling
Geschiktheid deelgeschil
5.1.
De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter, om de totstandkoming van een minnelijke regeling te bevorderen. Partijen twisten – kort gezegd – over de vraag of [verweerster] aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval dat [verzoekster] is overkomen. Met partijen is de kantonrechter van oordeel dat een uitspraak van de kantonrechter daarover de impasse waarin partijen zijn geraakt, kan doorbreken. Dit betekent dat de kantonrechter het verzoek inhoudelijk zal bespreken.
Is [verweerster] aansprakelijk voor het ongeval?
5.2.
Bij de beoordeling van de vraag of [verweerster] aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval van 6 oktober 2022 heeft de kantonrechter de beschikking over het proces-verbaal van de politie met situatieschets, foto’s en verklaringen van [getuige] , [verzoekster] en [verweerster] . Partijen hebben ter zitting bevestigd dat dit de enige bewijsstukken zijn en dat er geen andere getuigen zijn van de aanrijding. Hierdoor kan niet meer op een andere manier bewijs worden verzameld. De kantonrechter zal daarom een oordeel over de zaak geven op basis van de beschikbare gegevens.
5.3.
Vast staat dat [verweerster] op 6 oktober 2022 op het fietspad aan de Zeeweg te Overveen een stuurbeweging naar links maakte om daar te stoppen, zonder daarbij achterom te kijken of er iets aankwam en zonder richting aan te geven. Hierdoor is het tot een aanrijding met [verzoekster] gekomen. Bij de aanrijding kon [getuige] [verweerster] via de rechterzijde ontwijken, waaruit blijkt dat [verweerster] op dat moment niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden. Onduidelijk is wat de precieze plaats van het ongeval op het fietspad was. De verklaringen verschillen daarover en ten aanzien van de foto in het politiedossier is er verschil van mening of de fietsen daarop zijn verplaatst. De man van [verweerster] heeft ter zitting verklaard dat de fiets op de foto precies op de plek van het ongeval lag. Maar wat de locatie van het ongeval precies was, is naar het oordeel van de kantonrechter niet van doorslaggevend belang omdat wel kan worden vastgesteld wie aansprakelijk is. Doordat [verweerster] een stuurbeweging naar links heeft gemaakt en in ieder geval niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, heeft zij in strijd gehandeld met artikel 18 RVV door achterop komend verkeer niet voor te laten gaan. Met dit gevaarlijke rijgedrag heeft zij ook in strijd gehandeld met artikel 5 WVW. Hierdoor heeft [verweerster] in beginsel onrechtmatig gehandeld.
5.4.
[verweerster] noemt bij wijze van verweer verschillende omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden en op grond waarvan zij meent niet aansprakelijk te zijn. Op deze gestelde omstandigheden zal hierna worden ingegaan.
niet bellen
5.5.
[verweerster] voert aan dat [verzoekster] niet heeft gebeld bij het inhalen, maar daartoe waren [verzoekster] en [getuige] naar het oordeel van de kantonrechter niet gehouden. Het geven van geluidssignalen, dus bellen met de fietsbel, mag alleen ter afwending van dreigend gevaar en nergens uit blijkt dat bij het starten van de inhaalmanoeuvre sprake was van dreigend gevaar, zodat zij hadden moeten bellen of hadden moeten afzien van het inhalen. Daarbij komt dat er (op het allerlaatste moment) nog wel is geschreeuwd door [getuige] ter voorkoming van een ongeval; dit laat het gevaarlijke gedrag van [verweerster] door naar links te sturen zoals zij heeft gedaan ook onverlet.
niet aangeraakt
5.6.
Daarnaast voert [verweerster] aan dat zij [verzoekster] niet heeft aangeraakt omdat er geen schade is aan haar fiets en [getuige] heeft verklaard dat hij [verzoekster] in zijn rug voelde. Dit staat echter niet aan aansprakelijkheid van [verweerster] in de weg. Een fysieke aanrijding is niet vereist voor aansprakelijkheid. Het gaat erom dat een ongeval plaatsvindt door gevaarlijk gedrag van [verweerster] en dat is hier aan de orde.
hoge snelheid
5.7.
[verweerster] voert nog aan dat [verzoekster] met hoge snelheid reed, maar dit verweer slaagt niet. Uit de verklaring van [verzoekster] uit het proces-verbaal blijkt dat zij een snelheid had van 27 km/uur en uit de verklaring van [verweerster] blijkt dat zij 20 km/uur fietste. Deze snelheden liggen redelijk dicht bij elkaar en zijn in ieder geval niet zodanig hoog dat het gelet op de verkeerssituatie, waarbij sprake is van een breed en rustig fietspad, onveilig is.
rechts willen inhalen
5.8.
In het verweerschrift van [verweerster] staat dat [verzoekster] en [getuige] haar rechts wilden inhalen. Dit verweer is bij de mondelinge behandeling besproken en [verweerster] heeft toen toegelicht dat [verzoekster] en [getuige] in een split second dachten rechts om haar heen te kunnen en [verzoekster] de keuze maakte er links omheen te gaan. Uit de verklaringen van [verzoekster] en [getuige] blijkt echter dat ze links wilden inhalen zoals het hoort. [getuige] kon [verweerster] nog net rechts ontwijken, maar [verzoekster] kon [verweerster] niet meer ontwijken, zowel links als rechts. Hierdoor valt niet in te zien hoe [verzoekster] hiervan een verwijt kan worden gemaakt.
grote schuldenlast
5.9.
Als verweer heeft [verweerster] verwezen naar haar grote schuldenlast. Deze gestelde betalingsonmacht, hoe vervelend ook voor [verweerster] , ligt in haar risicosfeer en ontslaat haar niet van aansprakelijkheid en verplichting tot het vergoeden van de schade als gevolg van het ongeval.
Conclusie
5.10.
Op grond van het voorgaande is [verweerster] aansprakelijk voor het ongeval van 6 oktober 2022 en is zij gehouden de als gevolg daarvan door [verzoekster] geleden materiele en immateriële schade te vergoeden. De verzochte verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen.
Kosten deelgeschil
5.11.
Artikel 1019aa lid 1 Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) in aanmerking neemt. Bij de begroting van de kosten moet de dubbele redelijkheidstoets worden gehanteerd.
5.12.
[verzoekster] begroot de kosten van dit deelgeschil na specificatie op totaal € 2.933,00 in plaats van € 3.166,00 wegens een lager griffierecht. Zij gaat daarbij uit van 10 uren aan werkzaamheden door haar gemachtigde tegen een tarief van € 260,- per uur, te vermeerderen met 21% btw en het griffierecht. Ter zitting is de gemachtigde een vraag gesteld over reiskosten berekend tegen het hoge uurtarief, maar omdat het aantal uren beperkt is ingeschat en daar geen verweer tegen is gevoerd, zal de kantonrechter de kosten aan de zijde van [verzoekster] begroten op het totale bedrag van € 2.933,00 inclusief btw. [verweerster] wordt veroordeeld om dit bedrag aan [verzoekster] te betalen.ECLI:NL:RBZWB:2024:8832