RBZWB 211124 verzocht 18 uur x € 275,00, toegewezen 18 x € 250,00 + 21% = € 5.445,00
- Meer over dit onderwerp:
RBZWB 211124 busje wisselt op rotonde van linker- naar rechterbaan, en schept bij verlaten fietser; busje 80 % aansprakelijk, na bill. correctie 100%
- verzocht 18 uur x € 275,00, toegewezen 18 x € 250,00 + 21% = € 5.445,00
locatie ongeval (ws) GoogleMaps
3De beoordeling
3.1.
In rechte staan de volgende feiten vast.
a. [de verzoekster] heeft op vrijdag 5 augustus 2022 een verkeersongeval meegemaakt.
b. [de verzoekster] stak over op de fiets bij de oversteekplaats nabij de rotonde op de Taxandriaweg in [plaats] . Toen zij overstak, is zij aangereden door een automobilist, de heer [de automobilist] .
c. [de verzoekster] diende gezien het geplaatste verkeersbord en de op het fietspad geplaatste haaientanden voorrang te verlenen aan verkeer dat vanaf de rotonde rechtdoor komt. [de automobilist] reed met zijn werkbus op de linkerbaan van de rotonde toen hij de afslag naar de Taxandiaweg naderde. Gezien de zich op de rotonde bevindende belijning diende [de automobilist] de rotonde te vervolgen in plaats van af te slaan naar de Taxandriaweg . De linker- en rechterbaan van de rotonde zijn voorafgaand aan de afslag naar de Taxandriaweg gescheiden door een doorgetrokken lijn met vier streepjes aan de rechterzijde van deze lijn waardoor verkeer van de eerdere afslag naar de binnenbaan van de rotonde mag rijden. Voor en na deze opening bevinden zich dubbele lijnen met zogenaamde broodjes. Om de afslag naar de Taxandriaweg te nemen dient eerder te worden voorgesorteerd.
d. [de verzoekster] stond op de oversteekplaats nabij de rotonde stil om te bezien of zij veilig kon oversteken. Zij zag op dat moment een busje rijden op de binnenbaan/linkerbaan van de rotonde.
e. De bestuurder van het busje, de heer [de automobilist] , reed aanvankelijk op de linkerbaan van de rotonde, maar is op de rotonde van baan gewisseld naar rechts (om rechtsaf te kunnen slaan) en is daarbij over de doorgetrokken lijn gereden en heeft met beide linker wielen nog de broodjes geraakt.
f. [de verzoekster] was gestart met oversteken, toen zij op de oversteekplaats nabij de rotonde werd aangereden door het busje dat werd bestuurd door [de automobilist] .
g. [de verzoekster] heeft als gevolg van het ongeval letsel opgelopen aan onder andere haar knie, waardoor zij nog altijd arbeidsongeschikt is voor haar werk. Ook geeft [de verzoekster] aan mentale klachten te ondervinden.
h. De Goudse is de verzekeraar van automobilist [de automobilist] . De Goudse heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend en zich bereid verklaard om 50 % van de schade van [de verzoekster] te vergoeden.
i. Er heeft voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden bij de rechtbank aangaande de toedracht van het ongeval, waarbij de rechtbank van [de verzoekster] , [de automobilist] en [de getuige] een verklaring heeft afgenomen.
j. [de verzoekster] heeft onder meer verklaard:
“(...) fietste ik over de Taxandriaweg naar de rotonde die u in het midden ziet. Ik zag, toen ik daar aan kwam fietsen aan de andere zijde van die rotonde, ook op de Taxandriaweg een wit busje naderen. (…). Ik zag dat dat busje op die rotonde op de linkerbaan/binnenbaan reed. Ik was voornemens (…) de Taxandriaweg over te steken. Omdat ik het busje op de binnenbaan rondom de rotonde zag rijden verkeerde ik in de veronderstelling dat het busje de rotonde driekwart rond wilde gaan. Daarom stak ik met mijn fiets de Taxandriaweg over (...). Ik kan mij niet herinneren of het busje een richtingaanwijzer aan had. (...)
En voorts:
Ik stap altijd af voordat ik een weg moet oversteken. Dat heb ik toen ook gedaan. Toen ik keek of ik over kon steken was de witte bus nog op de binnenbaan en was mijn baan waar ik over wilde steken nog vrij. (....) Ik had duidelijk gezien dat het witte busje over het middenbermpje, ook wel de broodjes genoemd is gereden (…).
Wat betreft het moment dat de bestuurder de rotonde verlaat, heeft [de verzoekster] verklaard:
“Om weer weg te fietsen toen ik daar de weg over wilde gaan moest ik even aanzetten op mijn fiets. Ik was net met mijn fiets in beweging toen ik zag dat het busje van de linkerbaan over de middenberm via de rechterbaan, tegen mij aan reed.”
[de automobilist] heeft onder meer verklaard:
“(…) Ik kwam niet dagelijks of wekelijks of maandelijks op deze locatie terecht. Ik kende de situatie dus niet heel goed, maar ik wist dat ik rechtdoor moest rijden. Ik reed op mijn navigatie. De navigatie gaf aan dat ik rechtdoor moest. (…). Ik volgde de pijl op mijn navigatie om eigenlijk rechtdoor te gaan. Ik ging de linkerbaan op de rotonde op. De linker- en rechterbaan rondom die rotonde zijn gescheiden door zogenaamde broodjes, maar onderbroken om bij de afslag van baan te wisselen. (...). Ik ben van baan verwisseld op het gedeelte waar geen broodjes liggen. Ik kan mij herinneren dat mijn linker wielen nog wel de broodjes hebben geraakt. (…). Daar ben ik van baan gewisseld van links naar rechts. Toen ik inmiddels op de rechterbaan reed had ik al vlug mevrouw op de motorkap. Ik reed redelijk rustig; 25 â 30 kilometer per uur. (...) Ik hield er geen rekening mee dat een fietser daar plots oversteekt. (...).
En voorts:
Bij het verlaten van de linkerbaan naar de rechterbaan heb ik mijn richtingaanwijzer aangezet. (…). Ik heb mevrouw op het fietspad aan komen zien fietsen. Ik verkeerde in de veronderstelling dat zij rechtdoor zou gaan, maar niet dat zij over zou steken toen ik eraan kwam. (...).”
.”
[de getuige] heeft onder meer verklaard:
“Het is zo’n anderhalf jaar geleden dat ik een aanrijding voor mij zag plaatsvinden. Ik zat in de auto en wilde de rotonde op rijden (…).Ik stond te wachten om de rotonde op te gaan. (…). Terwijl ik daar zo stond te wachten zag ik dat witte busje van baan wisselen; in plaats van linksaf ging hij naar de andere baan om af te slaan. Ik zag toen dat er een fietser overstak en een buiteling over de motorkap maakte. (…). Ik heb de fietser niet zien fietsen. Ik heb wel gezien dat die stond te wachten om over te steken. Ik heb wel gezien dat die fietser in beweging kwam om over te steken. (…).
En voorts:
Ik weet niet meer of het busje de richtingaanwijzer aan had.” (…).”
3.2.
[de verzoekster] grondt haar vordering op artikel 185 Wegenverkeerswet. In de visie van [de verzoekster] heeft [de automobilist] als bestuurder een verkeersfout gemaakt door van baan te wisselen waar dit niet is toegestaan, namelijk bij een doorgetrokken streep en zogenaamde broodjes. Omdat [de verzoekster] zag dat het busje op de linkerbaan van de rotonde reed, de baan die linksaf slaat, verwachtte zij niet - en hoefde zij ook niet te verwachten - dat het busje toch rechtsaf zou slaan. Volgens [de verzoekster] was zij net gestart met oversteken - zij moest even aanzetten op haar fiets - en toen zij net in beweging was, zag zij dat het busje ineens naar rechts kwam (over de doorgetrokken streep en zogenaamde broodjes) en tegen haar aan reed. [de verzoekster] geeft aan dat zij op dat moment nog in de veronderstelling was dat [de automobilist] linksaf zou gaan en dat zij meende veilig over te kunnen steken. In de visie van [de verzoekster] is er geen reden om een percentage eigen schuld in acht te nemen.
Indien de rechtbank in de causale afweging tot een ander oordeel mocht komen, dan beroept [de verzoekster] zich op de billijkheidscorrectie vanwege de uiteenlopende ernst van de wederzijds gemaakte fouten. Volgens [de verzoekster] heeft het verkeersongeval ernstige gevolgen voor haar gehad. [de verzoekster] stelt dat zij ernstige knieklachten heeft waardoor zij nog altijd arbeidsongeschikt is voor haar werk, hetgeen ook financiële consequenties heeft. Daarnaast heeft het ongeval geleid mentale klachten. In de ogen van [de verzoekster] dient bij de billijkheidscorrectie ook nog mee te wegen, dat de aansprakelijke partij verzekerd is, terwijl [de verzoekster] zich voor allerlei (medische) kosten geplaatst ziet.
[de verzoekster] verzoekt dan ook voor recht te verklaren dat De Goudse volledig (100%) aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval dat [de verzoekster] is overkomen, dan wel voor een in goede justitie te bepalen percentage, hoger dan 50%, met begroting van en veroordeling in de kosten van de behandeling van het verzoek aan de zijde van [de verzoekster].
3.3.
De Goudse meent dat zij niet voor 50% aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval dat [de verzoekster] is overkomen. Dit op grond van de 50% regel als ondergrens op basis van artikel 185 WvW. De Goudse meent allereerst dat [de automobilist] jegens [de verzoekster] geen verkeersnorm heeft geschonden door op de rotonde van rijbaan te wisselen waarbij hij reed over een doorgetrokken streep terwijl zijn wielen nog net de broodjes raakten. Die doorgetrokken streep en de broodjes zijn naar de mening van De Goudse louter bedoeld om veilig verkeer op de rotonde zelf te bewerkstelligen.
De Goudse betwist voorts dat [de verzoekster] - wegens de beweerdelijke verkeersfout van [de automobilist] - erop mocht vertrouwen dat zij veilig kon oversteken en haar geen verwijt kan worden gemaakt van haar voorrangsfout, gelet op:
- het punt op de rotonde waarop [de automobilist] van rijbaan wisselde in de rijrichting van de oversteekplaats;
- de omstandigheid dat [de automobilist] op de rotonde richting heeft aangegeven;
- de omstandigheid dat [de verzoekster] voorafgaand aan de aanrijding en vóór het oversteken [de automobilist] heeft kunnen zien naderen.
De Goudse voert aan, dat op het punt waar [de automobilist] naar de rechterrijbaan van de rotonde is gereden, op een ruime afstand is gelegen (van hemelsbreed circa 32 meter) van de fietsersoversteekplaats waar de aanrijding plaatsvond. Uitgaande van een snelheid van 25 km/u, zou deze afstand van circa 32 meter niet binnen de 7 seconden kunnen worden afgelegd, zodat [de verzoekster] bij voldoende oplettendheid [de automobilist] heeft kunnen waarnemen alvorens zij overstak, aldus De Goudse. Bovendien heeft [de automobilist] volgens De Goudse bij het afslaan (wisselen van rijbaan) op de rotonde richting aangegeven.
Het door [de verzoekster] gestelde vertrouwen, dat [de automobilist] de rotonde driekwart rond zou gaan, onthief haar in de visie van De Goudse niet van de verplichting om [de automobilist] voorrang te verlenen bij het oversteken van de Taxandriaweg , zeker niet nu zij bij voldoende oplettendheid gedurende een aantal seconden voor de aanrijding had kunnen waarnemen - en volgens haar ook heeft waargenomen - dat [de automobilist] rechtsaf sloeg de Taxandriaweg op.
De Goudse meent voorts dat er geen aanleiding is voor een billijkheidscorrectie zoals bedoeld in art. 6:101 BW. Dat er sprake zou zijn van (aanzienlijk) letsel noopt nog niet per definitie tot een billijkheidscorrectie, dat is al verdisconteert in de 50% regel, aldus De Goudse.
Met betrekking tot de gevorderde kosten van de deelgeschilprocedure is De Goudse van mening dat er een te hoog uurtarief in deze zaak wordt gehanteerd.
Maatstaf
3.4.
Tussen partijen is niet in geschil, dat de voorliggende aansprakelijkheidsvraag is onderworpen aan artikel 185 lid 1 WVW. Dat betekent dat indien de eigenaar van het motorrijtuig zich niet op overmacht kan beroepen (dan wel op opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid van de ongemotoriseerde), de billijkheid eist dat de schade voor ten minste 50% ten laste van de eigenaar van het motorrijtuig wordt gebracht. Op grond van artikel 6:101 BW lid 1 kan echter een andere verdeling plaatsvinden. Dat artikel bepaalt dat wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht wordt verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen (causaliteitsafweging), met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist (billijkheidscorrectie).
Causaliteitsafweging
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat [de automobilist] een verkeersfout heeft gemaakt doordat hij op de rotonde over een doorgetrokken streep is gereden (en zijn linker wielen nog net de broodjes hebben geraakt) en dus van baan is gewisseld op een plek waar dit niet meer is toegestaan. Indien [de automobilist] deze verkeersfout niet had gemaakt, zou het ongeval niet hebben plaatsgevonden. Anders dan De Goudse betoogt, ziet deze verkeersnorm niet enkel op de veilige doorstroming van het verkeer op de rotonde zelf, maar heeft deze een ruimer bereik, in die zin, dat deze norm ook betrekking heeft op verkeersdeelnemers in de directe nabijheid van de rotonde die anticiperen op de gedragingen van het verkeer op de rotonde dat door hen wordt waargenomen.
Daarnaast geldt dat ook [de verzoekster] een verkeersfout heeft gemaakt, doordat zij heeft verzuimd voorrang te verlenen aan het verkeer dat haar op de rijbaan naderde en waaraan zij voorrang diende te verlenen.
Vast staat dat de verkeersfout van [de automobilist] kort vooraf is gegaan aan de verkeersfout van [de verzoekster] . Verder staat vast dat de plaats op de rotonde waar [de automobilist] van baan is gewisseld ruim 30 meter is verwijderd van de fietsersoversteekplaats waar [de verzoekster] wilde oversteken. Wat betreft de snelheid waarmee [de automobilist] reed, gaat de rechtbank uit van 30 km/per uur ( [de automobilist] heeft zelf verklaard zo’n 25 à 30 kilometer per uur te hebben gereden, terwijl [de getuige] eerder heeft verklaar dat het busje reed met een snelheid van circa 30 km/per uur).
Uitgaande van 30 km/per uur geldt dat er per seconde 8,3 meter wordt afgelegd. Bij een afstand van ruim dertig meter tussen de plaats op de rotonde waar [de automobilist] van baan is gewisseld en de fietsersoversteekplaats waar [de verzoekster] wilde oversteken, geldt dat deze afstand wordt overbrugd in ruim 3,5 seconden.
De verklaring van [de verzoekster] - dat toen zij keek of zij kon oversteken, zij het witte busje zag rijden op de binnenbaan van de rotonde en dat toen zij net met haar fiets in beweging was gekomen, zag dat het busje van baan wisselde op de rotonde - past binnen voornoemde tijdsspanne van ruim 3,5 seconden. Er is dus slechts een korte tijd verstreken tussen hetgeen [de verzoekster] heeft verklaard te hebben waargenomen en het moment waarop zij door het busje is aangereden, welk ongeval plaatvond nadat zij met haar fiets in beweging was gekomen en de rijbaan al deels was overgestoken. De verkeersfout van [de automobilist] - het wisselen van rijbaan op een plek waar dat niet is toegestaan - heeft de verkeersfout van [de verzoekster] - geen voorrang verlenen - in de hand gewerkt. Zulks mede gelet op de korte afstand en tijd zoals hiervoor omschreven en op het feit dat uit de verklaring van [de verzoekster] volgt dat zij aanvankelijk in de veronderstelling was dat de weg vrij was om over te steken omdat [de automobilist] op de binnenbaan van de rotonde reed en zij meende dat hij niet af zou slaan en zij dus geen voorrang behoefde te verlenen. Daarbij komt, dat niet is komen vast te staan dat [de automobilist] richting heeft aangegeven, aangezien [de automobilist] de enige is die dit verklaard. Het verweer van De Goudse - dat [de verzoekster] [de automobilist] heeft kunnen zien naderen - gaat er aan voorbij dat [de verzoekster] reeds was begonnen aan de oversteek op haar fiets na het zien van het witte busje op de binnenste baan van de rotonde.
De rechtbank volgt De Goudse in haar verweer dat [de verzoekster] er niet zonder meer op mocht vertrouwen dat [de automobilist] niet meer af zou slaan omdat verkeersdeelnemers nu eenmaal fouten maken in het verkeer en daar tot op zekere hoogte ook rekening mee moeten houden.
Gezien al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het ongeval in overwegende mate te wijten is aan [de automobilist] die immers de eerste verkeersfout maakte, die heeft geleid tot de tweede verkeersfout aan de zijde van [de verzoekster] . De rechtbank acht [de automobilist] dan ook voor 80% aansprakelijk in de causale verdeling als bedoeld in artikel 6:101 lid 1 BW.
Billijkheidscorrectie
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat er een billijkheidscorrectie dient plaats te vinden, gelet op de navolgende omstandigheden.
De verwijtbaarheid van de verkeersfout van [de automobilist] weegt zwaarder dan de verkeersfout van [de verzoekster] , nu de verkeersfout van [de automobilist] de verkeersfout van [de verzoekster] in de hand heeft gewerkt. Ook de gevolgen van het ongeval zijn beduidend ernstiger voor [de verzoekster] dan voor [de automobilist] . [de automobilist] heeft immers geen letsel opgelopen, terwijl [de verzoekster] op de motorkap van het busje van [de automobilist] is beland, waardoor zij letsel heeft opgelopen aan (onder meer) haar hand en linkerknie. Ten aanzien van het letsel aan de linker knie geldt dat dit letsel nog immer aanwezig is bij [de verzoekster] , zij een revalidatietraject heeft gevolgd en nog volgt en vanwege het knieletsel tot op heden volledig arbeidsongeschikt is voor haar eigen werk. Verder weegt mee, dat [de automobilist] als aansprakelijke partij verzekerd is ten gevolge van het ongeval. Alleen al omdat de rechtbank De Goudse niet volgt in haar stelling dat een causale verdeling tot een aansprakelijkheid van minder dan 50% aanleiding had gegeven, slaagt het verweer van De Goudse dat geen billijkheidscorrectie dient plaats te vinden omdat de gevaarzetting al is verdisconteert in de 50%-regel niet. Gezien al het vorenstaande, komt de rechtbank tot een billijkheidscorrectie die leidt tot een vergoedingsplicht van 100% aan de zijde van De Goudse.
Proceskosten
3.7.
[de verzoekster] vordert vergoeding van de bestede tijd van 14,24 uur te vermeerderen met de tijd voor de behandeling van het deelgeschil en de daarmee gemoeide reistijd, tegen een tarief van € 275,- exclusief BTW.
De Goudse maakt geen bezwaar tegen het aantal bestede uren maar wel tegen het uurtarief dat in de ogen van De Goudse te hoog is en niet meer zou moeten bedragen dan € 225,- exclusief BTW.
De vergoeding van proceskosten dient te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets, in die zin, dat het moet gaan om redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt. De rechtbank gaat uit van de bestede tijd van 14,24 uur conform de opgave zijdens [de verzoekster] , welke tijdsbesteding door De Goudse niet is bestreden, te vermeerderen met de tijd voor de mondelinge behandeling van de zaak en de daarmee gepaard gaande reistijd, hetgeen resulteert in een totaal aantal bestede uren van 18 uur. Wat betreft het uurtarief neemt de rechtbank in aanmerking dat het gaat om een betrekkelijk eenvoudige letselschadezaak, waarbij de omvang van de schade nog niet vast staat (er is geen schadestaat), hetgeen in redelijkheid leidt tot een te hanteren uurtarief van € 250,- exclusief BTW (€ 302,50 inclusief BTW). Dit resulteert in een bedrag van 18 x € 250,- = € 4.500,- exclusief BTW en € 5.445,-inclusief BTW. Laatstgenoemd bedrag dient vermeerdert te worden met het griffierecht ten bedrage van € 320,- hetgeen leidt tot een totaalbedrag van € 5.765,-. De Goudse zal worden veroordeeld tot voldoening van dit bedrag aan [de verzoekster] .ECLI:NL:RBZWB:2024:8423