Rb Arnhem 170107 vergoeding begrafeniskosten in Turkije; bezoek graf na uitvaart
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 17-01-07 vergoeding begrafeniskosten in Turkije; geen vergoeding voor kosten voor bezoek aan graf na de uitvaart.
4.26. Artikel 6:108 lid 2 BW bepaalt dat de aansprakelijke verplicht is aan degene te wiens laste de kosten van lijkbezorging zijn gekomen, deze kosten te vergoeden voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene.
4.27. [eiser] vordert een vergoeding van de begrafeniskosten die betrekking hebben op de volgende uitgaven:
a. declaratie notaris € 265,88
b. vliegticket zoon, verblijf etc. € 2.500,--
c. grond begraafplaats € 100,--
d. marmeren graf € 690,--
e. bloemen, planten, boeketten € 570,--
f. huur twee bussen in Turkije € 520,--
g. huur twee auto’s € 600,--
h. benzinekosten € 280,--
i. drank en hapjes tbv dienst [woonplaats] € 300,--
j. drie extra vliegtickets na overlijden € 780,--
k. huur auto € 2.250,--
l. benzinekosten € 430,--
m. autokosten reis Turkije € 1.650,--
4.28. Wat betreft de kosten van de notaris (a) heeft het ziekenhuis de omvang, de toewijsbaarheid en de stelling van [eiser] dat deze kosten kennelijk moeten worden aangemerkt als kosten in verband met lijkbezorging niet bestreden, zodat deze kosten daarom zullen worden toegewezen.
4.29. Het ziekenhuis bestrijdt dat de kosten wegens het ‘vliegticket zoon’(b) en ‘huur twee auto’s (g) en ‘benzinekosten’ (h) in rechtstreeks verband staan met de uitvaart. Verder betwist het ziekenhuis - nu geen bewijsstukken zijn overgelegd ter staving van deze schadeposten - dat [eiser] deze kosten heeft gedragen.
4.30. [eiser]-[meisjesnaam] was afkomstig uit Turkije. Niet in geschil is dat [eiser]-[meisjesnaam] is begraven in Turkije (Antalya). Het ziekenhuis heeft ook niet bestreden dat het in overeenstemming is met de omstandigheden van [eiser]-[meisjesnaam] dat zij is begraven in Turkije. Tot het overlijden leefden de zonen in gezinsverband samen met hun ouders. Onder die omstandigheden moeten de kosten die zijn gemaakt om [eiser] en de beide zonen bij haar uitvaart aanwezig te laten zijn naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als kosten die rechtstreeks verband houden met de uitvaart en in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene. Het ziekenhuis heeft niet bestreden dat [eiser] met zijn beide zonen aanwezig is geweest bij de uitvaart. Evenmin is in geschil dat zij per vliegtuig naar Turkije zijn afgereisd en dat de uitvaartverzekering het vervoer voor twee personen heeft vergoed. Het enkele feit dat [eiser] niet meer beschikt over het (door de verzekeraar niet vergoede) ticket, rechtvaardigt gelet op die vaststaande feiten niet de conclusie dat deze kosten niet door [eiser] zijn gemaakt en gedragen. Het ziekenhuis zal daarom de kosten voor één vliegticket (retour Amsterdam-Antalya) aan [eiser] moeten vergoeden. De kosten van dit ticket bepaalt de rechtbank schattenderwijs op € 280,--. In het verlengde van het voorgaande acht de rechtbank de kosten voor de huur van 1 personenauto (post g) en de aan het gebruik daarvan inherente benzinekosten (h) in de periode van de uitvaart eveneens in voldoende rechtstreeks verband staan met de uitvaart nu [eiser] en zijn zonen in ieder geval in staat moesten zijn zich in Turkije te verplaatsen tussen – in ieder geval – de begraafplaats en hun onderkomen. Die kosten van de huur van 1 personenauto stelt de rechtbank schattenderwijs vast op - mede gelet op de in dat verband overgelegde kwitantie - € 300,-- en de benzinekosten op € 140,--.
4.31. Wat betreft de kosten voor de aankoop van de grond op de begraafplaats (c) en de grafsteen (d) heeft het ziekenhuis niet bestreden dat er grond en een grafsteen zijn gekocht, maar bij gebreke van bewijsstukken bestrijdt het ziekenhuis dat die kosten ten laste van [eiser] zijn gekomen. [eiser] heeft twee in het Turks opgestelde kwitanties overgelegd waaruit de rechtbank inhoudelijk - bij gebreke van een vertaling - op zichzelf geen wijs kan maar waaruit wel kan worden afgeleid, mede gelet op de toelichting daarop van [eiser] in de begeleidende brief aan de rechtbank van 22 maart 2006, dat [eiser] over kwitanties beschikt betreffende de aankoop van grond en een grafsteen. Dit biedt onder de gegeven omstandigheden voldoende houvast om aan te nemen dat [eiser] die kosten heeft gedragen. Wat betreft de hoogte van deze kosten overweegt de rechtbank dat de door [eiser] in dit verband gevorderde kosten de gemiddelde kosten voor een begraafplaats en een grafsteen, zoals die volgen uit het in zoverre onbestreden overzicht van [eiser] bij akte na comparitie met betrekking tot de gemiddelde kosten van een uitvaart, (zeker) niet overschrijden. Deze kosten zullen daarom worden toegewezen. Met betrekking tot de kosten in verband met ‘hapjes van de uitvaart in [woonplaats]’ (i), heeft het ziekenhuis niet bestreden dat er een dienst is geweest in [woonplaats] en dat er tijdens die dienst op kosten van [eiser] hapjes zijn geserveerd. [eiser] heeft deze kosten niet gestaafd met een factuur, maar nu ook die kosten de gemiddelde kosten zoals die blijken uit het voornoemde overzicht bij akte na comparitie van [eiser], (zeker) niet overschrijden, zullen ook deze worden toegewezen. Ten slotte zullen de kosten voor bloemen (e), waarvan het ziekenhuis niet heeft bestreden dat deze ten behoeve van de uitvaart zijn gekocht, worden toegewezen, zij het tot maximaal het bedrag dat uit het door [eiser] overgelegde overzicht van de gemiddelde kosten volgt, te weten
€ 175,--.
4.32. De kosten van de reis naar Turkije die [eiser] en zijn zonen kennelijk na de uitvaart nogmaals hebben gemaakt en de daarmee samenhangende kosten (posten j, k, l en m) vallen naar het oordeel van de rechtbank niet onder de reikwijdte van artikel 6:108 lid 2 BW omdat zij - hoe begrijpelijk de behoefte ook is om het graf te bezoeken - in redelijkheid niet meer kunnen worden aangemerkt als kosten die rechtstreeks verband houden met de uitvaart van [eiser]-[meisjesnaam]. Hetzelfde geldt voor de kosten in verband met de huur van twee bussen (f), kennelijk ten behoeve van het vervoer van degenen die de uitvaart hebben bijgewoond. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat [eiser] de kosten van het vervoer voor die personen heeft gedragen. De kosten voor verblijf (ten dele post b) treffen hetzelfde lot. [eiser] heeft immers niets gesteld over de aard van het verblijf in Turkije – in een hotel of bij familie – zodat deze post bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing wordt afgewezen.
4.33. Het voorgaande leidt ertoe dat het toewijsbare deel van de kosten in verband met de lijkbezorging van [eiser]-[meisjesnaam] kunnen worden gesteld op € 265,80 (post a), € 280,-- (post b), € 100,-- (post c), € 690,-- (post d), € 175,-- (post e), € 300,-- (post f), € 300,-- (post i), derhalve in totaal € 2.110,80. LJN AZ9274