Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 150323 Frauduleuze claim; vergoeding kosten ongevallenanalyse, onderzoekskosten en interne kosten

RBMNE 150323 Frauduleuze claim; vergoeding kosten ongevallenanalyse, onderzoekskosten en interne kosten

2De feiten

2.1.

Op 30 juni 2020 heeft [gedaagde] een aanrijding bij NN gemeld tussen een Citroën en de BMW van zijn zus die hij bestuurde. Volgens [gedaagde] verleende de Citroën hem geen voorrang op een rotonde en reed deze vervolgens tegen de bij NN verzekerde BMW van zijn zus aan. De dag na de aanrijding heeft [gedaagde] de schade aan de BMW van zijn zus bij NN geclaimd.

2.2.

NN heeft naar aanleiding van de claim van [gedaagde] [Deskundige] ingeschakeld om de schadeclaim van [gedaagde] te onderzoeken. De conclusie uit het door [Deskundige] opgestelde onderzoeksrapport van 19 augustus 2020 is als volgt:

Naar aanleiding van ons onderzoek is gebleken dat wij u dienen te adviseren een vervolgonderzoek/fraudeonderzoek te laten verrichten. Mogelijk dat de Citroën de BMW geraakt heeft. Echter het schadebeeld aan de BMW duidt op meerdere evenementen en de beschadigingen aan de BMW komen niet overeen met de opgegeven toedracht.

2.3.

In het rapport van [Deskundige] zijn foto’s van de beide voertuigen afgebeeld, die de voorgaande conclusie inzichtelijk maken. Dat de schade afkomstig is van meerdere evenementen volgt volgens het onderzoeksrapport van [Deskundige] uit de constatering dat het plaatwerk aan de rechterzijde van de BMW op drie verschillende plaatsen naar binnen is gedrukt. Dat het schadebeeld van de BMW niet met de opgegeven toedracht overeenkomt volgt volgens [Deskundige] uit de volgende constateringen in het onderzoek:

• de toedracht, een aanrijding op een rotonde, waarbij [gedaagde] aangaf dat de BMW in beweging was, kan niet leiden tot het schadebeeld van de Citroën dat wijst op een aanrijding bij stilstand;

• de toedracht. een aanrijding op een rotonde, kan niet leiden tot het schadebeeld van de BMW dat duidt op meerdere botsingen;

• de krassen op de Citroën zijn verticaal, wat duidt op een botsing met een stilstaande auto, en die op de BMW horizontaal, wat duidt op beweging van de auto tijdens het ontstaan van de schade.

2.4.

[Deskundige] heeft vervolgens aanleiding gezien om de heer [naam 2] , onderzoeker van [Deskundige] in te schakelen om een toedrachtonderzoek te doen. In de samenvatting van het door [naam 2] naar aanleiding van het door hem uitgevoerde toedrachtonderzoek opgestelde rapport van 20 april 2021 staat het volgende:

Er is sprake geweest van een aanrijding/contact tussen de BMW en de Citroën. De Citroën is op 30 juni 2020 door [bedrijf 1] afgesleept.

De BMW is geregistreerd en verzekerd op naam van [naam 4] . [gedaagde] gedraagt zich echter als eigenaar van de BMW maar ontkent dat te zijn. Ondanks het gegeven dat de BMW van [naam 4] zou zijn kan zij uit zichzelf weinig informatie verstrekken.

Het is opvallend dat [naam 4] na de vermeende aanschaf van de BMW in februari 2018 met de VW Polo is blijven rijden. Over het herstel van de eerder in 2019 veroorzaakte schade verwijst [gedaagde] naar zijn zus [naam 4] en zij kan geen detailinformatie over het uitgevoerde herstel geven.

Uit de ongevalsanalyse blijkt dat de schade aan de BMW van meerdere evenementen afkomstig is en de geschetste toedracht komt niet overeen met het schadebeeld.

De huurder van de Citroën reageert niet en wekt sterk de indruk niet mee te willen werken aan het onderzoek. Dit blijkt ook uit de brief van autoverhuurbedrijf [bedrijf 2] aan volmachtbedrijf [bedrijf 3] van 30 september 2020 waarin gemeld wordt dat de huurder ( [naam 3] ) niet reageert om verzoeken van [bedrijf 2] om informatie te verstrekken.

2.5.

Bij brief van 18 juni 2021 heeft NN (handelend onder de naam nowGo) [gedaagde] voor zover relevant als volgt bericht:

Conclusie en gevolgen

Op basis van de feiten concluderen wij dat u opzettelijk een onjuiste toedracht heeft opgegeven om zo een (hogere) uitkering van nowGo te krijgen. Uit de ongevallenanalyse blijkt dat de door u opgegeven toedracht niet overeenkomt met het schadebeeld. De tegenpartij reed in een gehuurde auto en heeft valse gegevens gebruikt. U wilt ons de juiste gegevens van de tegenpartij niet verstrekken. Wij hebben daarom de indruk dat de aanrijding in scène is gezet om meerdere schades te kunnen claimen. Ten slotte hebben wij op basis van de gegevens in ons dossier ernstige twijfels of uw zus [naam 4] de werkelijke eigenaar van de BMW was. De auto stond geregistreerd op naam van mevrouw [naam 4] , maar alle overige omstandigheden duiden erop dat de auto van u was. Dit gaat dan om de aankoop, onderhoud en herstel van de auto, de bij aanvraag opgegeven contactgegevens, communicatie over schade, dat mevrouw [naam 4] pas twee dagen na de aanrijding wist van de schade en u was bestuurder bij de twee gemelde aanrijdingen. Mogelijk heeft u een constructie bedacht om de auto bij ons te kunnen verzekeren omdat u zelf geen verzekering af kon sluiten. Aangezien de slotvragen bij aanvraag zijn beantwoord voor mevrouw [naam 4] , is het voor ons niet duidelijk of u als verzekeringnemer acceptabel zou zijn geweest. Hierbij valt op dat u in gesprek met de onderzoeker niet in wilde gaan op uw strafrechtelijk verleden. Als er sprake is van een strafrechtelijk verleden binnen een periode van acht jaar voor de aanvraag zouden wij u niet verzekeren. Dit zou een reden kunnen zijn dat mevrouw [naam 4] is opgegeven als verzekeringnemer.

Geen recht op uitkering

Op basis van de polisvoorwaarden en artikel 7:941 lid 5 BW is er geen recht op een uitkering bij een frauduleuze claim. Aangezien u zeer waarschijnlijk de werkelijke eigenaar bent van de BMW is er ook geen dekking op basis van artikel 7:946 BW. In dit wetsartikel is beschreven dat een schadeverzekering (in dit geval een autoverzekering) slechts de belangen van de verzekeringnemer dekt. Aangezien mevrouw [naam 4] slechts op papier de eigenaar was van de BMW is zij geen belanghebbende en is er dus ook geen sprake van dekking op de verzekering.

Vordering onderzoekskosten

Wij hebben nadeel ondervonden door de interne en externe werkzaamheden die noodzakelijk waren voor het onderzoeken van de frauduleuze claim. De kosten die wij hiervoor hebben gemaakt vorderen we bij u terug.

Voor inning van het schadebedrag dragen wij de vordering over aan de [bedrijf 4] ( [bedrijf 4] ). Van [bedrijf 4] ontvangt u binnenkort de formele aansprakelijkstelling voorzien van de schadeberekening en betaalinstructies.

Kosten ongevallenanalyse [Deskundige] : € 199,35

Onderzoekskosten [Deskundige] : € 2.768,38

Indirecte schade door interne werkzaamheden: € 532,-

(incl. verhaalkosten + BTW) --------------------

Totaal: € 3.499,73

Deze kennisgeving van aansprakelijkstelling is gebaseerd op de constatering van de aan u toe te rekenen onrechtmatige daad (artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek).

2.6.

Bij brief van 15 juli 2021 heeft [bedrijf 4] [gedaagde] verzocht om het in de brief van NN genoemde schadebedrag van € 3.449,73 binnen 15 dagen te betalen. In die brief is inzichtelijk gemaakt hoe de post indirecte schade is vastgesteld.

2.7.

Nadien hebben partijen over en weer met elkaar gecorrespondeerd. Dit heeft niet tot betaling door [gedaagde] van het door NN gevorderde bedrag of een minnelijke oplossing geleid.

3Het geschil

3.1.

NN vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan haar te voldoen € 4.074,44 (bestaande uit € 3.499,73 aan hoofdsom en € 574,71 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 september 2021 tot de voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.

3.2.

Ter onderbouwing van die vordering stelt NN dat [gedaagde] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door een frauduleuze claim in te dienen. NN heeft daardoor schade geleden bestaande uit kosten voor het fraudeonderzoek en de incasso die [gedaagde] moet vergoeden.

3.3.

[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van NN in de proceskosten.

3.4.

[gedaagde] baseert zijn verweer - kort weergegeven - op het volgende. Volgens [gedaagde] heeft de onderzoeker van [Deskundige] met een te beperkte bril naar de feiten gekeken en kan de conclusie van het onderzoeksrapport niet kloppen omdat:

  • -

    de deuken in de BMW te verklaren zijn doordat de bestuurder van de Citroën na de botsing mogelijk nog eens het gaspedaal zou hebben ingedrukt en de BMW nog een keer zou hebben geraakt;

  • -

    de krassen op de Citroën niet verticaal zijn, maar schuin en horizontaal en daarnaast zo ondiep en onbeduidend zijn dat het maar de vraag is of die krassen van de aanrijding afkomstig zijn.

Daarnaast kan volgens [gedaagde] de schade van NN enkel bestaan uit externe onderzoekskosten. De interne onderzoekskosten zijn volgens [gedaagde] niet verschuldigd omdat het niet gaat om werkelijk gemaakte kosten maar om fictieve en forfaitaire kosten, er geen wettelijke grondslag is voor het doorbelasten van deze kosten en deze kosten zien op dezelfde werkzaamheden die door [Deskundige] zijn verricht en waarvoor externe onderzoekskosten worden gevorderd. Ook voor toewijzing van de buitengerechtelijke kosten is volgens [gedaagde] geen aanleiding omdat een enkele herhaalde sommatie deze vordering niet rechtvaardigt.

3.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

Het gaat in deze zaak in de kern om de vraag of [gedaagde] een frauduleuze claim heeft ingediend en of hij gehouden is om de door NN gevorderde kosten van het fraudeonderzoek te vergoeden.

Frauduleuze claim

4.2.

De kantonrechter is van oordeel dat NN aan de hand van de rapporten van [Deskundige] voldoende onderbouwd heeft gesteld dat [gedaagde] opzettelijk een voorstelling van zaken heeft gegeven die feitelijk onjuist is, want niet strookt met het schadebeeld aan de beide auto’s. [gedaagde] heeft hier onvoldoende tegenin gebracht. In de conclusie van antwoord is door [gedaagde] aangevoerd dat de deuken op verschillende plekken aan de zijkant van de BMW veroorzaakt zouden kunnen zijn doordat de bestuurder van de Citroën na de botsing nog eens het gaspedaal zou hebben ingedrukt en de BMW nog een keer zou hebben geraakt. Op de zitting heeft [gedaagde] dit mogelijke alternatieve scenario zelf ontkracht door te stellen dat er niet twee keer gas is gegeven door de bestuurder van de Citroën. Ook de stelling van [gedaagde] dat de krassen op de Citroën niet verticaal zijn, maar schuin en horizontaal en ondiep en onbeduidend doet de kantonrechter niet twijfelen aan de juistheid van de conclusie van [Deskundige] . Als deze stelling juist zou zijn dan weerlegt dit namelijk niet de conclusie van [Deskundige] dat de schade aan de Citroën bij stilstand is veroorzaakt. Deze conclusie baseert [Deskundige] namelijk ook op de vervorming van de kentekenplaat en de voorbumperhoes en dit is door [gedaagde] niet betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] dan ook tegenover de gemotiveerde stelling van NN onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij een frauduleuze claim bij NN heeft ingediend. Gelet hierop staat voor de kantonrechter vast dat [gedaagde] een frauduleuze claim heeft ingediend. Dat is onrechtmatig jegens NN en [gedaagde] is dan ook gehouden om alle vermogensschade die NN hierdoor heeft geleden te vergoeden.

Schade/kosten fraudeonderzoek

4.3.

NN maakt aanspraak op vergoeding van de kosten die zij heeft moeten maken als gevolg van de frauduleuze claim bestaande uit een bedrag van € 199,35 voor de ongevallenanalyse van [Deskundige] , € 2.768,38 aan onderzoekskosten van [Deskundige] , € 532,00 aan interne kosten.

4.4.

[gedaagde] heeft niet betwist dat [Deskundige] werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat het verrichten van deze werkzaamheden in redelijkheid noodzakelijk was in deze zaak. De omvang van de kosten heeft [gedaagde] bovendien niet betwist, zodat de vordering tot het vergoeden van de kosten van [Deskundige] zal worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de over dit bedrag gevorderde wettelijke rente.

4.5.

NN vordert ook vergoeding van schade die bestaat uit interne onderzoekskosten, gemaakt om de claim van [gedaagde] te behandelen. Deze kosten zijn door NN begroot op een standaardbedrag van € 532,00, onder verwijzing naar de standaard schadeberekening van de [bedrijf 4] ( [bedrijf 4] ).

Ten onrechte heeft [gedaagde] gesteld dat voor de vergoeding van deze kosten geen grondslag zou bestaan. Deze kosten vloeien immers voort uit het door de kantonrechter vastgesteld onrechtmatige handelen van [gedaagde] en komen op grond van art. 6:96 lid 2 BW (en in lijn met vaste jurisprudentie) voor vergoeding in aanmerking. De stelling van [gedaagde] dat deze kosten reeds begrepen zijn in de eveneens gevorderde kosten van [Deskundige] , heeft NN gemotiveerd weersproken en is door [gedaagde] niet voldoende onderbouwd. Ook heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd gesteld dat deze kosten niet daadwerkelijk zijn gemaakt door NN.

De kantonrechter zal daarom ook dit onderdeel van de vordering toewijzen. Hetzelfde geldt voor de over dit bedrag gevorderde wettelijke rente.

Buitengerechtelijke kosten

4.6.

NN vordert een bedrag dat is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd Besluit van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Daarbij hanteert de kantonrechter het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.

NN heeft niet of onvoldoende gesteld, gespecificeerd en/of onderbouwd dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten, naast de gevorderde interne kosten, daadwerkelijk zijn gemaakt en/of moeten worden aangemerkt als buitengerechtelijke kosten, reden waarom de kosten waarvan NN vergoeding vordert, moeten worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten. De kantonrechter zal dit onderdeel van de vordering afwijzen.ECLI:NL:RBMNE:2023:3194