RBNHO 291025 stagiair breekt voortand bij werken met schroeftol; Wg-er aansprakelijk; kosten behandeling (€ 3560,64) en smartengeld (€ 500)
RBNHO 291025 stagiair breekt voortand bij werken met schroeftol; Wg-er aansprakelijk; kosten behandeling (€ 3560,64) en smartengeld (€ 500)
3De feiten
3.1.
[eiser] is student HBO-ICT aan de Hogeschool van Amsterdam (‘HvA’). In het kader van deze opleiding heeft [eiser] een stageovereenkomst gesloten met Midland, voor de periode van 5 september 2022 tot 3 februari 2023. In de Stageovereenkomst HBO-ICT deel 2 (tussen HvA, Midland en [eiser] ) is onder meer opgenomen:
“(..) 10. Aansprakelijkheid
10.1.
Het Bedrijf is aansprakelijk voor letsel of schade, welke de Stagiair lijdt tijdens of in verband met zijn aanwezigheid bij het Bedrijf dan wel bij de uitvoering van zijn stagewerkzaamheden, tenzij het Bedrijf aantoont dat hij de in artikel 7:658 lid Burgerlijk Wetboek genoemde verplichtingen is nagekomen, of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de Stagiair.
10.2.
De Onderwijsorganisatie is niet aansprakelijk voor schade die de Stagiair toebrengt aan het Bedrijf of aan derden tijdens of in verband met zijn aanwezigheid bij het Bedrijf dan wel bij de uitvoering van zijn stagewerkzaamheden bij het Bedrijf. Het Bedrijf is verzekerd tegen het financiële risico van wettelijke bedrijfsaansprakelijkheid, ook tegenover Stagiair.
10.3.
De Onderwijsorganisatie heeft ten behoeve van de Stagiair een aanvullende verzekering afgesloten. De voorwaarden van deze aanvullende verzekering zijn van toepassing op de Stagiair. Deze aanvullende verzekering betreft een secundaire dekking, als gevolg waarvan de aansprakelijkheid van het Bedrijf voorgaat (primaire dekking). (..)”
3.2.
Op 10 januari 2023 was [eiser] met [vertegenwoordiger] (directeur/grootaandeelhouder van Midland en feitelijk enig werknemer van de vennootschap) op locatie aan het werk bij een klant van Midland, [bedrijf] . Daar werd onder andere gewerkt aan de installatie van een server en de herinrichting van werkplekken. Toen op enig moment niemand aanwezig was, is [eiser] een bureau gaan demonteren waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een schroeftol. Deze schoot uit zijn hand en tegen zijn voortand die daardoor brak.
3.3.
In een e-mail van 12 januari 2023 schrijft [vertegenwoordiger] het volgende aan [betrokkene 2] van de HvA:
“(..) [eiser] loopt stage bij ons en heeft zijn tand gebroken. We moesten bij een klant wat computers aansluiten, een remote desktop server maken en een nieuwe werkhoek inrichten.
Bij het verplaatsen van een bureau, gebruikte [eiser] een schroeftol om het bureau uit elkaar te halen. En brak hierbij zijn kies. (..)
Helaas vallen er kosten buiten [eiser] zijn ziektekostenverzekering en Midland Circle heeft geen verzekering hiervoor. Mijn vraag is of de dekking van de verzekering van HvA hier iets kan betekenen. (..)”
3.4.
In een brief aan Midland van 17 januari 2023, getiteld ‘aansprakelijkstelling’, schrijft [eiser] onder andere:
“(..) Door een gebeurtenis op 10-01-23, tussen 10 en 11 uur s Ochtends, heb ik schade opgelopen. Hiervoor houd ik u verantwoordelijk. Via deze brief stel ik u aansprakelijk voor de opgelopen schade en de kosten hiervan.
De schade ontstond doordat ik op kantoor door u gevraagd werd een bureau uit elkaar te halen om deze te transporteren. Ik heb tijdens het demonteren van dit bureau mijn voortand geraakt met een schroefboormachine en hierbij letsel opgelopen.
(..)
Op dit moment bestaat mijn schade uit: tandletsel aan mijn rechter voortand, waarbij het gehele traject nog niet duidelijk is. Op dit moment betreft het tandartsbehandeling en orthodontie. (..) Op dit moment weet ik de hoogte van de schade nog niet precies. Wel zal het minimaal €2000 euro bedragen. Het gehele bedrag geef ik zo snel mogelijk aan u door. U zal voor dit gehele bedrag aansprakelijk gesteld worden. (..)”
3.5.
In reactie op de onder 3.4 genoemde brief, heeft [betrokkene 3] van Benefina Collect B.V. bij e-mail aan [eiser] van 1 februari 2023 namens Midland laten weten dat laatstgenoemde zich niet aansprakelijkheid acht voor de ontstane schade.
3.6.
In een e-mail aan Midland van 18 april 2023 heeft [eiser] haar nogmaals aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade. Bij brief van 25 maart 2024 heeft de gemachtigde van [eiser] Midland vervolgens ook aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval en de door [eiser] geleden en nog te lijden schade. Midland heeft de aansprakelijkheid niet erkend.
4De vordering en het verweer
4.1.
[eiser] vordert, na vermeerdering van eis ter zitting, dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. verklaart voor recht dat Midland aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade als gevolg van het bedrijfsongeval op 10 januari 2023,
II. Midland veroordeelt om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.560,64 ter zake de materiële schade,
III. Midland veroordeelt om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 500,00 ter zake immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 10 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening,
IV. Midland veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder salaris gemachtigde.
4.2.
[eiser] legt het volgende ten grondslag aan haar vorderingen. Midland heeft [eiser] in het kader van zijn stagewerkzaamheden opgedragen om enkele werkplekken te verplaatsen, waarbij een bureau uit elkaar gehaald moest worden en elders moest worden opgebouwd. Bij het demonteren daarvan heeft [eiser] een op de werkplek aanwezige schroeftol gebruikt. Deze schroeftol is tijdens de werkzaamheden in een onverhoedse beweging tegen het gebit van [eiser] gekomen, als gevolg waarvan een tand is afgebroken. [eiser] heeft hierdoor aanzienlijke schade geleden, waarvoor hij niet is verzekerd. Midland is aansprakelijk voor de (te lijden en geleden) (im)materiële schade. Het ongeval heeft plaatsgevonden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden en in opdracht van Midland. [eiser] heeft niet opzettelijk of bewust roekeloos gehandeld. Midland heeft onvoldoende toezicht gehouden op de uitvoering van de werkzaamheden en de veiligheid is daarbij niet voldoende gewaarborgd.
4.3.
Midland voert ter verweer – kort gezegd – het volgende aan. Midland heeft [eiser] op 10 januari 2024 geen opdracht gegeven om het bureau uit elkaar te halen, maar opgedragen om schoolwerk te gaan doen. [eiser] handelde met het demonteren van het bureau daarom buiten opdracht en gebruikte vreemd gereedschap zonder instructie en zonder dat er begeleiding aanwezig was. Er is sprake van handelen op eigen initiatief. Midland is daarvoor niet aansprakelijk en heeft haar zorgplicht niet geschonden. Indien en voor zover Midland aansprakelijk is, stelt Midland dat eventueel fiscaal aftrekbare kosten van het schadebedrag moeten worden afgetrokken. De immateriële schade wordt als zijnde buitenproportioneel betwist. Het letsel was beperkt en is hersteld. Deze vordering moet daarom volledig worden afgewezen, aldus Midland.
5De beoordeling
5.1.
Niet ter discussie staat dat in artikel 7:658 lid 4 BW is bepaald dat hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft – waaronder zoals in dit geval een stagiair – overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 van dat artikel aansprakelijk is voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. Dit is overigens ook zo opgenomen in de stageovereenkomst (3.1). Aldus is artikel 7:658 lid 1 tot en met 3 BW van overeenkomstige toepassing op de tussen partijen overeengekomen stageovereenkomst. Ter zake geldt het volgende op de wet en de rechtspraak gebaseerde beoordelingskader.
beoordelingskader
5.2.
De in artikel 7:658 lid 1 BW bedoelde zorgplicht verplicht de werkgever niet alleen om aanwijzingen te verstrekken om zoveel mogelijk te voorkomen dat de werknemer schade lijdt, maar ook om daartoe de geëigende veiligheidsmaatregelen te treffen. Met de zorgplicht van de werkgever wordt weliswaar niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen, maar gelet op de ruime strekking van de zorgplicht mag niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en dus niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Artikel 7:658 BW vergt immers een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen, gereedschappen en kleding alsmede van de organisatie van de werkzaamheden. Deze bepaling vereist dat de werkgever het op de omstandigheden van het geval toegesneden toezicht houdt op behoorlijke naleving van de door hem gegeven instructies. Als de plaats waar de werkzaamheden worden verricht eraan in de weg staat dat de werkgever direct toezicht houdt op de naleving van de door hem gegeven instructies, moet deze zo nodig aanvullende veiligheidsmaatregelen treffen. Welke maatregelen de werkgever dient te treffen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Bovendien moet de werkgever ermee rekening houden dat werknemers wel eens nalaten de voorzichtigheid in acht te nemen die ter voorkoming van ongelukken geraden is.
5.3.
Ten aanzien van de stelplicht en bewijslast in het kader van artikel 7:658 BW geldt dat de werknemer moet stellen (en bij betwisting bewijzen) dat hij in de uitoefening van zijn functie schade heeft geleden. Als daaraan is voldaan is de werkgever in beginsel aansprakelijk, tenzij hij aantoont dat hij niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW. Slaagt de werkgever er niet in het bewijs te leveren dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan, dan is het causaal verband tussen zijn tekortkoming en het ongeval gegeven. Hij kan dan evenwel nog aan aansprakelijkheid ontkomen als hij stelt, en zo nodig bewijst, dat nakoming van zijn zorgplicht het ongeval niet zou hebben voorkomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
Midland heeft niet aan haar zorgplicht voldaan
5.4.
In dit geval staat niet ter discussie dat [eiser] bij de uitvoering van zijn werkzaamheden voor Midland letsel heeft opgelopen. Ter beoordeling ligt daarom voor of Midland de op haar rustende zorgplicht jegens [eiser] in acht heeft genomen.
5.5.
In het licht van het hiervoor beschreven beoordelingskader (waaronder de ruime strekking die de zorgplicht heeft) heeft Midland onvoldoende onderbouwd dat zij aan haar jegens [eiser] geldende zorgplicht voldaan gelet op het navolgende. Niet in geschil is dat Midland een paar dagen voor het ongeval aan [eiser] (en een mede stagiair) de opdracht heeft verstrekt een bureau uit elkaar te halen. Nadien bleek demontage niet meer nodig, maar [vertegenwoordiger] heeft (op de mondelinge behandeling) herhaaldelijk te kennen gegeven dat [eiser] hiervan niet op de hoogte was. Gesteld noch gebleken is dat Midland de opdracht expliciet heeft ingetrokken en/of dat zij instructies aan [eiser] heeft gegeven over de wijze waarop het bureau moest worden gedemonteerd en welke gereedschappen daarbij (al dan expliciet niet) gebruikt mochten worden. Door die instructies achterwege te laten en de keuze om tot demontage over te gaan en de wijze waarop dat gebeurde ter beoordeling aan [eiser] over te laten, heeft Midland onvoldoende invulling gegeven aan de op haar als werkgever rustende zorgplicht. Dat [eiser] op dat moment, zoals Midland heeft betoogd, niet de opdracht had om het bureau te demonteren en op eigen initiatief heeft gehandeld, maakt niet dat voldaan is aan de zorgplicht van Midland. Dit eigen initiatief kan en mag van een HBO-stagiair worden verwacht en past ook binnen de opdracht die Midland eerder had gegeven en niet meer had ingetrokken. Dat [eiser] bij het demonteren gebruik heeft gemaakt van een schroeftol die niet van Midland maar van haar opdrachtgever was, maakt de conclusie ook niet anders. Vaststaat immers dat deze schroeftol op de werkplek voorhanden was, hetgeen gelet op het feit dat Midland [eiser] niet heeft geïnstrueerd deze niet te gebruiken, voor haar eigen rekening komt.
[eiser] heeft niet opzettelijk of bewust roekeloos gehandeld
5.6.
Van opzet of bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 7:658 BW is pas sprake als de werknemer zich tijdens het verrichten van zijn onmiddellijk aan het ongeval voorafgaande gedraging van het roekeloos karakter van die gedraging daadwerkelijk bewust is geweest. Dat [eiser] opzettelijk of bewust roekeloos heeft gehandeld in voormelde zin, is gesteld noch gebleken, zodat Midland ook in zoverre niet aan haar aansprakelijkheid kan ontkomen.
conclusie
5.7.
Met inachtneming van het toetsingskader van artikel 7:658 BW en na afweging van de omstandigheden van het geval concludeert de kantonrechter dat Midland meer maatregelen en instructies had moeten nemen en geven. Zij heeft niet alles gedaan wat van haar redelijkerwijs verwacht mocht worden om te voorkomen dat [eiser] schade zou lijden in de uitvoering van zijn werkzaamheden. Door dit na te laten is Midland tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens [eiser] en is zij aansprakelijk voor de schade die [eiser] ten gevolge van het ongeval lijdt. De onder I verzochte verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen.
schade
5.8.
Nu de aansprakelijkheid van Midland voor het door [eiser] overkomen arbeidsongeval vaststaat, moet worden beoordeeld wat de omvang van de schade van [eiser] is. Daarbij geldt het volgende.
materiële schade
5.9.
Niet in geschil is dat [eiser] ten gevolge van het hem overkomen arbeidsongeval tandheelkundige en/of orthodontische behandelingen heeft ondergaan. [eiser] begroot deze schade op een bedrag van € 3.560,64. Midland heeft niet betwist dat [eiser] schade heeft geleden en heeft de hoogte van het genoemde bedrag niet betwist, zodat de vordering sub II voor toewijzing gereed ligt. Midland heeft aangevoerd dat de ‘fiscale aftrekbaarheid van kosten’ op het toe te wijzen bedrag in mindering moet worden gebracht. Nog daargelaten dat [eiser] blijkens zijn aangifte geen kosten in mindering heeft gebracht, geldt dat Midland niet heeft gespecificeerd welk bedrag hiermee gemoeid zou zijn geweest zodat zij in haar verzoek niet kan worden gevolgd.
smartengeld
5.10. [eiser] heeft een bedrag van € 500,00 gevorderd als vergoeding voor de immateriële schade die hij als gevolg van het ongeval heeft geleden. Bij de begroting van smartengeld moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, zoals de aard, ernst en duur van het letsel, de pijn en de gevolgen daarvan voor de betrokkene. [eiser] voert ter onderbouwing hiervan onder andere aan dat hij veel pijn heeft geleden door het ongeval, vervelende tandheelkundige behandeling heeft moeten ondergaan, psychisch last heeft gehad van een verandering in zijn gelaat en angstig is geweest over de vraag of de problemen goed verholpen konden worden. Anders dan Midland, acht de kantonrechter het verzochte bedrag gelet op het door [eiser] opgelopen letsel redelijk, mede omdat voor soortgelijk letsel in de ANWB Smartengeldgids doorgaans hogere (geïndexeerde) bedragen worden toegewezen. De vordering onder III wordt daarom toegewezen. Rechtbank Noord-Holland 29 oktober 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:12393