Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 090425 Deelgeschil; verzoek n-o; geen letsel, en advocaat heeft veel steken laten vallen; kosten verweerder voor rekening (advocaat van) verzoeker

RBMNE 090425 Deelgeschil; verzoek n-o; geen letsel, en advocaat heeft veel steken laten vallen
- verzoek onnodig en onterecht ingediend, kosten verweerder voor rekening (advocaat van) verzoeker

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift met 16 producties,

- de brief van de griffier van de rechtbank met onder meer het verzoek aan mr. Van Kuijk om het verzoek aan te vullen met een overzicht van de schadeposten die aan de orde zouden kunnen zijn, zoals vereist in artikel 1019x lid 3 aanhef en onder a Rv,

- de voorlopige schadestaat van [verzoeker] ,

- het verweerschrift met 3 producties,

- de mondelinge behandeling van 6 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2.

De zaak is aangebracht als kantonzaak (geregistreerd onder nummer 11398385 UE VERZ 24-348). Na het verzoekschrift heeft [verzoeker] een voorlopige schadestaat ingediend waaruit bleek dat de handelskamer van de rechtbank bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De zaak is daarom, zoals in de brief van de griffier van de rechtbank aangekondigd en ter zitting besproken, verder als handelszaak behandeld.

1.3.

De beschikking is nader bepaald op vandaag.

2Kern van de zaak

2.1.

De zaak gaat over een verkeersongeval waar [verzoeker] en een verzekerde van ASR bij waren betrokken. ASR heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het verkeersongeval erkend met inachtneming van 50% eigen schuld van [verzoeker] . Daar is [verzoeker] het niet mee eens en hij heeft een deelgeschil gestart. Als reden daarvoor voert hij aan dat hij niet in staat is om 50% van de buitengerechtelijke kosten (de kosten van zijn advocaat) te betalen.

2.2.

[verzoeker] verzoekt om te bepalen dat ASR geheel of ten dele aansprakelijk is voor het verkeersongeval. Verder verzoekt hij om een voorschot op de schade en de buitengerechtelijke kosten en om ASR te veroordelen in de begrote kosten van het deelgeschil.

2.3.

De rechtbank verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek omdat niet gebleken en op geen enkele manier is onderbouwd dat sprake is van letsel. Zijn verzoek leent zich daarom niet voor een behandeling in deelgeschil. Ook overigens zou het bij een inhoudelijke beoordeling tot een afwijzing zijn gekomen. Er mankeert namelijk nogal wat aan het dossier. De advocaat van [verzoeker] heeft veel steken laten vallen en zijn werk als advocaat niet goed gedaan. Omdat het geen deelgeschil is, zijn de gewone regels van de verzoekschriftprocedure van toepassing. [verzoeker] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.

3De beoordeling

wat is er gebeurd?

3.1.

Op 22 augustus 2022 om ongeveer 17.00 uur is [verzoeker] als bestuurder van een Audi in botsing gekomen met een bestelbus die was verzekerd bij ASR. Het ongeval was op de snelweg. Het verkeer reed langzaam omdat er filevorming was. De matrixborden gaven een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur aan.

3.2.

De bestelbus reed op de middelste baan vóór een vrachtwagen. Op deze rijbaan stond het verkeer vrijwel stil. De Audi reed vanaf de op- en afrit, achter de vrachtwagen langs in één beweging, naar de meest linker rijbaan. De bestelbus reed op dat moment ook naar de linkerbaan en kwam daar in botsing met de Audi.

3.3.

Na het ongeval is de politie ter plaatse gekomen. De politie heeft een proces-verbaal opgemaakt. Na het ongeval heeft zich ook een getuige gemeld die het ongeval heeft zien gebeuren.

hoe is het toen verder gegaan?

3.4.

[verzoeker] heeft op 5 september 2022 (de tussenpersoon van de verzekerde van) ASR aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van het ongeval. ASR heeft op 24 november 2022 en nogmaals op 25 november 2022 de aansprakelijkheid afgewezen. Op 27 januari 2023 heeft ASR aansprakelijkheid erkend met inachtneming 50% eigen schuld van [verzoeker] .

3.5.

Daar was [verzoeker] het niet mee eens, volgens hem was het ongeval niet (ook) zijn eigen schuld. Op verzoek van [verzoeker] is in voorlopig getuigenverhoor toen de getuige van het ongeval gehoord. Na het getuigenverhoor is ASR zich op het standpunt blijven stellen dat zij voor 50% niet schadeplichtig is en is [verzoeker] zich op het standpunt blijven stellen dat ASR zijn schade voor 100% moet vergoeden.

wat wil [verzoeker] ?

3.6.

[verzoeker] verzoekt dat de rechtbank:

I. bepaalt dat ASR geheel dan wel ten dele aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden en mogelijk nog zal lijden als gevolg van het ongeval van 22 augustus 2022,

II. bepaalt dat ASR een nader te bepalen voorschot op de schade en de buitengerechtelijke kosten dient te voldoen,

III. ASR veroordeelt in de begrote kosten van dit deelgeschil.

wat vindt ASR?

3.7.

Volgens ASR is zij niet gehouden om meer dan 50% van de schade van [verzoeker] te vergoeden. Het verzochte voorschot op de schade moet worden afgewezen. Hij heeft deze schade niet onderbouwd en nergens blijkt uit dat hij letsel heeft opgelopen als gevolg van het ongeval. Over de kosten van deze procedure voert zij aan dat het aantal bestede uren onredelijk is en het uurtarief bovenmatig.

[verzoeker] heeft niet geholpen om de procedure in goede banen te leiden, hoewel de zaak om hem draait is hij ter zitting niet verschenen

3.8.

In deze procedure is veel niet goed gegaan. Zo is [verzoeker] ter zitting niet verschenen. Dat is niet de bedoeling. De zaak draait namelijk om hem. Hij is degene die vragen kan beantwoorden over de toedracht, zijn (beweerdelijk) letsel en de schade die hij heeft geleden. In de oproepbrief is ook specifiek vermeld dat hij ter zitting moet verschijnen. De advocaat van [verzoeker] heeft ter zitting toegelicht dat [verzoeker] niet mee is gekomen naar de zitting omdat hij enkele dagen voor de zitting naar Turkije is vertrokken in verband met zijn zieke moeder. De rechtbank begrijpt dat niet helemaal omdat in de bij de schadestaat gevoegde verklaring van de broer van [verzoeker] staat dat zij samen bij hun hulpbehoevende moeder in Rotterdam wonen. De advocaat van [verzoeker] heeft dat verder niet uitgelegd maar hoe het ook zit, de advocaat van [verzoeker] had dus voorafgaand aan de zitting de rechtbank en zijn wederpartij kunnen berichten dat zijn cliënt niet bij de zitting aanwezig kon zijn en om uitstel van de zitting kunnen vragen. Daar heeft hij geen aanleiding voor gezien en dat is te betreuren. Als advocaat had hij moeten weten dat de aanwezigheid van zijn cliënt bij de zitting cruciaal is.

het verzoek van [verzoeker] leent zich niet voor behandeling in deelgeschil: er is geen letsel

3.9.

[verzoeker] heeft zijn verzoeken gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (artikel 1019w tot en met 1019cc Rv). Op grond van het bepaalde in artikel 1019w lid 1 Rv kan alleen een deelgeschil worden gestart als sprake is van schade door dood of letsel. De deelgeschilprocedure is dus niet bedoeld om uitsluitsel te krijgen over de aansprakelijkheid zonder dat sprake is van letselschade.

3.10.

De rechtbank zal [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek omdat niet gebleken en op geen enkele manier is onderbouwd dat sprake is van letsel. In het verzoekschrift staat wel dat [verzoeker] als gevolg van het ongeval ernstig letsel heeft overgehouden (punt 39 verzoekschrift) maar welk “ernstig” letsel dat dan is, is niet toegelicht. Er wordt zelfs niet ingegaan op welke klachten [verzoeker] dan zou hebben. Er zijn ook geen aanwijzingen dat [verzoeker] letsel aan het ongeval heeft overgehouden. Zo is in het proces-verbaal van de politie vermeld dat het om een verkeersongeval met uitsluitend materiële schade gaat. In het proces-verbaal van de politie is verder vermeld dat er bij de Audi van [verzoeker] schade aan de linker zijkant is, dat deze beschadigd en bekrast is en dat het rechter voorwiel compleet kapot was. Dat sluit aan bij de foto’s in het schadetaxatierapport van de Audi en de foto die de getuige na het ongeval heeft gemaakt. Tegen deze achtergrond is - zonder enige nadere onderbouwing of toelichting – niet aannemelijk dat de botsing tot enig letsel en - zoals in de schadestaat vermeld - zelfs tot een volledige arbeidsongeschiktheid bij [verzoeker] heeft geleid. Zoals ASR ter zitting heeft toegelicht en de advocaat van [verzoeker] niet heeft betwist, is in de onderhandelingen tussen partijen het beweerdelijk letsel van [verzoeker] ook nooit ter sprake gekomen. Het enkele feit dat in de aansprakelijkstelling van 5 september 2022 aan de tussenpersoon een omschrijving van het beweerdelijk letsel wordt gegeven, maakt het voorgaande niet anders. Nog daargelaten dat het niet aan de rechtbank is om uit de producties mogelijke argumenten te vissen die de advocaat van [verzoeker] had kunnen aanvoeren. Kortom, de advocaat van [verzoeker] heeft op geen enkele manier onderbouwd en niet gebleken is dat [verzoeker] enig letsel door de aanrijding heeft opgelopen, zodat deze zaak ten onrechte als deelgeschil is aangebracht.

ook overigens zouden de verzoeken inhoudelijk zijn afgewezen

3.11.

De verzoeken zouden ook overigens inhoudelijk zijn afgewezen. Waarom dat zo is, zal hierna worden uitgelegd.

er mankeert nogal wat aan het dossier, de advocaat van [verzoeker] heeft meer steken laten vallen

3.12.

Er mankeert helaas ook nogal wat aan het dossier. De advocaat van [verzoeker] heeft meer steken laten vallen. Ten eerste heeft hij de zaak aangebracht zonder een overzicht van de schadeposten. De griffier van de rechtbank heeft de advocaat van [verzoeker] daarom om een toelichting op de schade verzocht en gewezen op artikel 1019x lid 3 aanhef en onder a Rv. Daarin staat dat in het verzoekschrift een toelichting op de aard en het vermoedelijke beloop van de vordering zoals die zou luiden indien de zaak als bodemzaak zou zijn aangebracht, moet worden vermeld. In reactie op dit verzoek is er uiteindelijk een schadestaat ingediend, maar dat is niet goed gegaan. Na enkele malen hiervoor uitstel te hebben gevraagd en gekregen, heeft een collega van de advocaat van [verzoeker] op 23 januari 2025 een schadestaat ingediend maar deze niet in afschrift aan ASR gestuurd. De advocaat van [verzoeker] heeft ter zitting toegelicht dat hij ervan uitgaat dat zijn collega het wel aan de wederpartij heeft gestuurd omdat “dit normaal gesproken wel gebeurt”. Maar dat dit in dit geval gedaan is, blijkt nergens uit. Het blijkt niet uit de begeleidende mail dat het bericht ook aan de wederpartij is gestuurd. Verder bevestigt de inhoud van het verweerschrift van ASR dat de collega van mr. Van Kuijk verzuimd heeft de schadestaat ook aan de wederpartij te sturen. ASR schrijft immers in haar verweerschrift (die later dan de schadestaat is ingediend) dat [verzoeker] ondanks het verzoek van de rechtbank om een toelichting over de aard en het vermoedelijke beloop van de vordering te geven, hier geen gehoor aan heeft gegeven.

3.13.

Het derde wat niet goed is gegaan, heeft te maken met de post verlies aan verdienvermogen op de schadestaat. Zonder enige vorm van onderbouwing wordt van een volledige arbeidsongeschiktheid uitgegaan en over een periode van bijna 2,5 jaar een schade van € 53.583,30 opgevoerd. De advocaat van [verzoeker] zou moeten weten dat het [verzoeker] niet helpt om een volledige arbeidsongeschiktheid te suggereren zonder daarbij ook maar enig medisch stuk te overleggen waaruit het causaal verband tussen klachten en beperkingen enerzijds en het ongeval anderzijds zou kunnen blijken.

3.14.

Ook de onderbouwing van de post huishoudelijk hulp op de schadestaat is onder de maat. Met de enkele verklaring van de jongere broer van [verzoeker] waarin deze onder meer schrijft dat hij [verzoeker] de afgelopen jaren achteruit heeft zien gaan, kan het causaal verband tussen klachten en het ongeval - volgens de verklaring overigens “een ongeval” - niet worden vastgesteld.

3.15.

Het vijfde dat niet goed is gegaan, is de onderbouwing van de stukken waarop [verzoeker] een beroep op doet. Voor zijn stelling dat ASR volledig aansprakelijk is, beroept hij zich op een door [verzoeker] en de verzekerde van ASR ondertekend SAF (schade aanrijdingsformulier) maar de advocaat van [verzoeker] heeft verzuimd dit SAF in het geding te brengen. Hij heeft wel een SAF in het geding gebracht waarop ASR zich beroept en die enkel door de verzekerde van ASR is ondertekend en waarin de verzekerde van ASR juist [verzoeker] aansprakelijk acht voor het ongeval.

3.16.

Het zesde dat rammelt in het dossier, is de bij de schadestaat gevoegde schadetaxatie van de Audi van 13 september 2022 van € 10.200. Dat is dus kort nadat de advocaat van [verzoeker] (op 5 september 2022) ASR (via de tussenpersoon) aansprakelijk heeft gesteld. Ter zitting werd duidelijk dat deze schadetaxatie van de Audi nooit aan ASR is gestuurd. Dat wekt verbazing. Op 27 januari 2023 heeft ASR namelijk aansprakelijkheid erkend met inachtneming van 50% eigen schuld van [verzoeker] . Daarna is zowel [verzoeker] als de advocaat van [verzoeker] blijkbaar niet op het idee gekomen om de schadetaxatie aan ASR te sturen en in elk geval alvast 50% van het schadebedrag te claimen. Tegen de achtergrond dat de reden voor het indienen van het verzoek beweerdelijk is dat [verzoeker] 50% van de kosten van zijn advocaat niet kan betalen (nu bijna 2,5 jaar na het ongeval) is het niet te begrijpen dat [verzoeker] en de advocaat van [verzoeker] het geld voor de schade aan de Audi gewoon hebben laten liggen.

3.17.

Verder zijn er nogal wat onduidelijkheden. Zo blijkt uit de schadetaxatie van de Audi dat de auto niet aan de hoogste bieder is toegewezen, maar of [verzoeker] de Audi nog in zijn bezit heeft, wist de advocaat van [verzoeker] ter zitting niet toe te lichten. De schadestaat is verder onvolledig. Het overzicht van de (niet nader toegelichte) zorgnota’s op de schadestaat eindigt bij pagina 5 van 13. Ook zijn er verder nog slordigheden. Zo maakt de advocaat van [verzoeker] aanspraak op vergoeding van 3,5 uur voor het bijwonen van het voorlopig getuigenverhoor waar hij niet bij is geweest.

3.18.

Tegen deze achtergrond zal worden besproken waarom de verzoeken van [verzoeker] ook inhoudelijk zouden zijn afgewezen in het geval [verzoeker] wel in zijn verzoeken zou zijn ontvangen.

het verzoek onder I (over de aansprakelijkheid) zou zijn afgewezen

3.19.

[verzoeker] verzoekt te bepalen dat ASR geheel of ten dele (dus voor meer dan 50%, zo begrijpt de rechtbank het verzoek) aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval. Volgens [verzoeker] dient uitgegaan te worden van het door beide partijen ondertekend schadeformulier, maar - zoals hiervoor besproken - heeft hij deze niet in het geding gebracht, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.

3.20.

Volgens ASR is sprake van 50% eigen schuld van [verzoeker] . Dat heeft zij naar het oordeel van de rechtbank met de hieronder ingevoegde schets, foto van de situatie en de begeleidende mail van de getuige van het ongeval, voldoende aangetoond.

Bij haar schets en foto heeft de getuige het volgende bericht:

“Beste medewerk(st)er van [bedrijf] ,

Gisteren heeft [A] contact met mij opgenomen of ik mijn waarneming van dit ongeval naar u zou willen sturen. Bij deze, zie situatietekening en foto. Beiden probeerden op te schuiven naar de linkerbaan omdat in de rechterbaan file (ont)stond, op dat moment langzaamrijdend tot stilstaand verkeer. Daarbij aangemerkt dat de Audi, met hoge snelheid (tov het overige verkeer) en in vloeiende aaneengesloten beweging vanaf de op-/afrit naar de linker baan opschoof, via de op dat moment aanwezige ruimte tussen de auto's door manouvreerde richting de linkerbaan en dat de uitvoegende bestelbus, vanwege de vrachtwagen achter hem plus de snelheid van de Audi, impact niet had kunnen voorkomen. Eveneens ontnam de vrachtwagen voor de Audi het zicht op de naar links uitvoegende bestelbus. Ik reed hier op afstand er achter en zag impact aankomen en gebeuren.”

3.21.

In voorlopig getuigenverhoor heeft [verzoeker] de getuige laten horen. Daar heeft zij het volgende verklaard:

"U vraagt mij of ik kort, in mijn eigen woorden, kan vertellen wat ik gezien heb, Ik reed op de linker rijbaan. Ik zag een donkere of zwarte Audi vanaf de toerit Barendrecht tussen de auto's door, waar er ruimte was op de middelbaan, achter een vrachtwagen naar de linkerbaan rijden. We waren aan het afremmen, want er was file, Een wit busje voor de vrachtwagen wilde ook naar links, die raakten elkaar. De zwarte auto heeft de vangrail geraakt. Ik dacht toen: 'het gaat niet goed', Ik heb mijn auto direct stopgezet. Ik heb gecheckt hoe het met meneer in de Audi ging. Hij leek mij niet helemaal helder. De andere bestuurder, van het witte busje, was wel aanspreekbaar. Die heb ik mijn kaartje gegeven en gezegd dat ik het had gezien. Ik ben daarna door gegaan.

(. .. )

U houdt mij voor dat ik, boven bij de rechter rijstrook heb geschreven 'file' en bij de linker rijstrook 'vrij’. Dat klopt. Verderop op de linker rijstrook was er wel file, dat weet ik ook uit ervaring, maar op dat moment reed het verkeer daar nog.

(…)

U vraagt hoe hard ik reed op het moment van het ongeval. Ik weet niet meer hoe hard ik reed. Ik zag dat er file stond, dus ik reed een gepaste snelheid.

(…)

U vraagt mij hoe lang de Audi op de linker rijbaan reed. Dat was een kwestie van seconden. Ik zag hem op de rechterbaan, ik vond dat ik moest opletten.

(…) U vraagt mij of de vrachtwagen het zicht van de witte bestelbus of de Audi beïnvloedde. Ja de vrachtwagen belemmerde het zicht van de beide auto's op elkaar. De witte bestelbus kon wel de linkerbaan zien. Als je vanuit zijn positie naar links rijdt, kun je daar de linkerbaan zien.

(…) U vraagt mij hoe hard het verkeer op de meest linkerbaan reed. Niet hard. Ik weet het niet precies. Ik denk 50, 60, 80 km p/u. Ik kan het niet zeggen. Rechts stond stil, je gaat er niet met 80 km p/u langs, ik in ieder geval niet.

(…)

U vraagt mij of ik iets kan vertellen over de snelheid van de Audi. Ik weet niet hoe snel het was. Ik weet wel dat het sneller was dan het overige verkeer op de drie banen, Dat was ook sneller dan mijn eigen snelheid.”

3.22.

[verzoeker] betoogt dat niet is gebleken dat hij met hoge snelheid heeft gereden. Hij verwijst daarvoor naar de verklaring van de getuige waarin zij verklaart: “U vraagt mij of ik iets kan vertellen over de snelheid van de Audi. Ik weet niet hoe snel het was. Ik weet wel dat het sneller was dan het overige verkeer op de drie banen, Dat was ook sneller dan mijn eigen snelheid.”

3.23.

De getuige verklaart inderdaad niet hoe snel [verzoeker] zou hebben gereden. Toch heeft [verzoeker] daarmee niet voldoende betwist dat zijn gedrag ook heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Vast staat namelijk dat hij vanaf de invoegstrook in één beweging, achter een vrachtwagen langs, naar de linkerbaan is gereden in een file situatie, waarin het verkeer op de middelste rijbaan vrijwel stilstond. Met verwijzing naar de rijprocedure B van het CBR stelt ASR dat het niet is toegestaan om in één en dezelfde manoeuvre een zijdelingse verplaatsing uit te voeren over meerdere rijstroken. [verzoeker] heeft dat niet betwist en de rechtbank volgt ASR in haar stelling dat [verzoeker] daarmee een verkeersfout heeft gemaakt. Verder reed [verzoeker] met een duidelijk hogere snelheid dan het overige verkeer en heeft hij gelet op de verkeerssituatie (filevorming op een snelweg) ook daarmee een verkeersfout gemaakt. Met zijn rijstijl heeft hij bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. De vrachtwagen die achter de bestelbus op de middelste baan reed, blokkeerde het zicht van de bestuurder van de bestelbus. De Audi moet daarom voor de bestuurder van de bestelbus vanuit het niets in één keer op de linkerbaan zijn verschenen. De rechtbank is het dus met ASR eens dat de schade ook mede een gevolg is van omstandigheden die aan [verzoeker] kunnen worden toegerekend en dat hij minder dan 50% aan het ongeval heeft bijgedragen, is niet gebleken. Er is verder geen aanleiding om op grond van de billijkheidscorrectie tot een andere verdeling te komen.

het verzoek onder II (het voorschot) zou zijn afgewezen

3.24.

Zoals hiervoor besproken, heeft [verzoeker] de schadestaat niet met ASR gedeeld. Voor zijn verzoek om een voorschot, zou deze schadestaat bij een inhoudelijke beoordeling daarom buiten beschouwing zijn gebleven. Zoals hiervoor besproken heeft hij overigens het verlies aan verdienvermogen (de grootste post) op geen enkele manier onderbouwd en is de post huishoudelijke hulp ook niet serieus onderbouwd. De advocaat van [verzoeker] had moeten weten dat een verzoek om een voorschot op deze posten dan kansloos is.

verzoek onder III (kosten deelgeschil) zou zijn afgewezen

3.25.

Int het geval [verzoeker] wel in zijn verzoek zou zijn ontvangen, dan zouden de kosten die hij daarvoor heeft gemaakt niet voor vergoeding in aanmerking zijn gekomen. De procedure is namelijk onterecht ingediend met een verzoek waar nogal wat aan mankeert. Zo heeft de advocaat van [verzoeker] niet toegelicht welke klachten [verzoeker] dan zou hebben. Om welk ”ernstig” letsel het zou gaan is ook niet toegelicht en op geen enkele manier onderbouwd. De voorlopige schadestaat is onduidelijk en onvolledig en niet met de wederpartij gedeeld. Het schade aanrijdingsformulier waarop een beroep wordt gedaan voor het verzoek onder I (over de aansprakelijkheid) is niet in het geding gebracht. Voor het verzoek onder II (het voorschot) is niet ingegaan op het causaal verband terwijl een advocaat zou moeten weten dat hij daar niet om heen kon. Verder is de schadetaxatie van de Audi niet aan ASR gestuurd en is om onbegrijpelijke reden geen aanspraak gemaakt op 50% van dit schadebedrag. Als reden voor het indienen van dit deelgeschil is gegeven dat [verzoeker] 50% van de advocaatnota niet kan betalen terwijl met volstrekt tekortschietende argumentatie wordt geprobeerd dat doel te bereiken, dit nog los van de vraag waarom er kennelijk geen aanspraak op gefinancierde rechtsbijstand is gemaakt. Bij deze stand van zaken, zou zijn geoordeeld dat de deelgeschilprocedure onterecht en onnodig is ingesteld. De advocaat van [verzoeker] had moeten weten dat het op deze wijze indienen van het verzoek geen kans van slagen had en zinloos was.

[verzoeker] wordt in de kosten aan de zijde van ASR veroordeeld

3.26.

Met betrekking tot de kosten van het verzoek geldt het volgende. Zoals hiervoor is overwogen wordt [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard. Het kostenregime van de deelgeschilprocedure (1019aa Rv) is dan niet van toepassing. Dat betekent dat een eindbeschikking een proceskostenveroordeling in kan houden (artikel 289 Rv) ten laste van de verzoekende partij. Dat kan ook ambtshalve. ASR heeft niet om een kostenveroordeling verzocht maar ter zitting wel verzocht om het griffierecht dat zij moet betalen (omdat het verzoek een handelszaak bleek) ten laste van [verzoeker] te brengen.

3.27.

De rechtbank ziet gelet op alle omstandigheden in onderling verband bezien aanleiding om [verzoeker] in de proceskosten te veroordelen en zal dus niet alleen het griffierecht maar ook het salaris van de advocaat van ASR bij de proceskostenveroordeling betrekken. De proceskosten van ASR (inclusief nakosten) worden begroot op:

- griffierecht € 714,00

- salaris advocaat € 1.228,00 (2 punt × € 614 tarief II )

- nakosten € 173,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de € 2.115,00 beslissing)

3.28.

Hoewel artikel 245 Rv lid 1 niet meer de mogelijkheid van “eigen beursje” kent zoals dat bestond tot 2002 in artikel 58 Rv (oud), zou het de advocaat van [verzoeker] sieren als hij deze proceskosten uit eigen middelen voor zijn rekening zou nemen. Rechtbank Midden-Nederland 9 april 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:2038