Hof Leeuwarden 230806 overrijding door tractor, volgens Rb 50% eigen schuld; hof houdt beslissing aan
- Meer over dit onderwerp:
Hof Leeuwarden 23-08-06 overrijding door tractor, volgens Rb 50% eigen schuld; toedracht nog onduidelijk zodat Hof iedere beslissing aanhoudt
10. Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat niet reeds de enkele mogelijkheid van een ongeval als verwezenlijking van een gevaar dat aan een bepaald gedrag inherent is, dat gedrag onrechtmatig doet zijn; zodanig gevaarscheppend gedrag is slechts onrechtmatig indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval (het oplopen van letsel door een ander) als gevolg van dat gedrag zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had behoren te onthouden. In dit verband dient niet alleen gelet te worden op de kans op schade, maar ook op de aard van de gedraging, de aard en ernst van de eventuele schade en de bezwaarlijkheid en gebruikelijkheid van het nemen van voorzorgsmaatregelen. Het komt daarbij aan op alle omstandigheden van het geval alsmede de context waarin deze omstandigheden zich hebben voorgedaan (vergelijk onder meer HR 12 december 2000, NJ 2001, 300, met noot Hijma).
11. In dit geval gaat het om een situatie, waarbij - naar tussen partijen niet in geschil is - twee leden van een maatschap gezamenlijk (en als zodanig gebruikelijke) werkzaamheden uitvoeren die tot op zekere hoogte een gevaarzettend karakter hebben voor degene die de rijsporen in het weiland uitzet, zodat degene die de tractor bestuurt niet alleen op de uitgezette rijsporen moet letten, maar ook op degene die de sporen uitzet. Daar staat tegenover - en op dit punt kan het hof in zijn algemeenheid [appellant] volgen - dat degene die de rijsporen uitzet op zijn beurt op de tractor dient te letten en zich zonodig uit de voeten moet maken in het geval onverhoopt een aanrijding met de tractor dreigt. Het onderhavige geval wordt voorts gekenmerkt door het feit dat het de eerste rit met een nieuwe (computergestuurde) kunstmeststrooimachine betrof en dat [appellant] om die reden tijdens het besturen van de tractor instructies van een medewerker van de leverancier ([betrokkene 2]) kreeg en voorts dat - naar [appellant] althans tot zijn verweer aanvoert alsmede uit de ten overstaan van een medewerker van het onderzoeksbureau Hoofddorp afgelegde verklaring van [betrokkene 1] volgt - [appellant] en [betrokkene 2] genoodzaakt waren om vrijwel voortdurend met de afstelling van de computer bezig te zijn, hetgeen bij [betrokkene 1] bekend zou zijn geweest. In het licht van het voorgaande staat het hof thans allereerst voor de vraag of [appellant] bij het besturen van de tractor zozeer zijn aandacht heeft gericht op de computer, dat zulks in de gegeven omstandigheden als onrechtmatig jegens [betrokkene 1] heeft te gelden.
12. Zoals hiervoor al vermeld, komt het bij een beoordeling als de onderhavige aan op alle omstandigheden van het geval, die dan ook zo nauwkeurig mogelijk dienen te worden vastgesteld. Uit de inhoud van het debat tussen partijen, dat in hoger beroep is voortgezet en zich in deze instantie nader heeft ontwikkeld, volgt dat partijen over de toedracht van het ongeval en de omstandigheden, waaronder dit heeft plaatsgevonden, fundamenteel van mening verschillen. Het hof acht zich thans onvoldoende ingelicht en zal daarom, alvorens op de stellingen van partijen in te gaan en welke andere beslissing dan ook te nemen, partijen bevelen te verschijnen tot het geven van inlichtingen met betrekking tot in ieder geval de volgende onderwerpen: de wijze van het uitzetten van de rijsporen en het gebruik daarbij van een grote driepoot door [betrokkene 1], de door [betrokkene 1] gestelde aanwezigheid náást de tractor om de strooihoogte te inspecteren, de plaats waar het computerscherm in de cabine van de tractor opgesteld stond, de (beweerde) noodzaak voor [appellant] om vrijwel voortdurend naar het computerscherm te kijken, de plek waar het ongeval heeft plaatsgevonden, alsmede de mate van oneffenheid van het weiland als gevolg van het gebruik van de cultivator enige dagen eerder. Deze verschijning van partijen kan mede worden aangewend voor het beproeven van een schikking. (...) LJN AZ5511