Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Limburg 190417 Waarschuwingsplicht voor landbouwvoertuig dat ongehinderde passage van tegemoetkomend verkeer belemmert op een onoverzichtelijke weg

Rb Limburg 190417 Waarschuwingsplicht voor landbouwvoertuig dat ongehinderde passage van tegemoetkomend verkeer belemmert op een onoverzichtelijke weg

2 De feiten
2.1.
Op 10 mei 2016 heeft er buiten de bebouwde kom op de Eckelraderweg tussen Cadier en Keer en Eckelrade een aanrijding plaatsgevonden tussen de Landrover Discovery met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) en een New Holland trekker met front eg (hierna: de trekker).

2.2.
De auto werd op het moment van de aanrijding bestuurd door [eiser] en de trekker door mw. [naam bestuurster trekker] (hierna: [naam bestuurster trekker] ). De bestuurders reden elkaar tegemoet.

2.3.
De Eckelraderweg is ongeveer vier meter breed. De trekker - althans de front eg - heeft een breedte van 3,16 meter.

2.4.
De trekker, die eigendom is van Landbouwonderneming [naam landbouwonderneming] , was ten tijde van het ongeval verzekerd bij Interpolis, zijnde een van de handelsnamen van Achmea.

2.5.
Ten tijde van het ongeval was aan de trekker geen ontheffing verleend om daarmee op de openbare weg te rijden. De uitstekende delen van de front eg waren niet voorzien van een markering en de trekker had geen deugdelijk zwaailicht.

3 Het geschil
3.1.
[eiser] vordert op grond van het vorenstaande veroordeling van Achmea, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een totaalbedrag van € 2.752,83 met de wettelijke rente over € 2.290,00 vanaf de schadedatum tot aan de dag van volledige betaling, met verwijzing van Achmea in de proces- en nakosten.

3.2.
[eiser] stelt zich ter onderbouwing van zijn vordering op het standpunt dat de aanrijding is veroorzaakt door [naam bestuurster trekker] . Zij heeft een gevaarlijke situatie op de weg veroorzaakt doordat zij met het door haar bestuurde meer dan 3 meter brede voertuig voorzien van een front eg, deels op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer reed. Zij naderde een onoverzichtelijke bocht, heeft niet goed uitgekeken en heeft het tegemoetkomend verkeer niet gewaarschuwd voor de onmogelijkheid om ongehinderd te kunnen passeren. Zij heeft door aldus te handelen het gebod van artikel 5 Wegenverkeerswet overtreden en in strijd gehandeld met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. [eiser] heeft daardoor schade geleden. De schade aan de auto bedraagt volgens het expertiserapport € 2.290,00. [eiser] maakt ten aanzien van Achmea - de verzekeraar van de trekker - aanspraak op vergoeding van voornoemd schadebedrag met de wettelijke rente daarover vanaf de schadedatum en tevens op vergoeding van € 99,83 aan schadevaststellingskosten en € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.

3.3.
Achmea heeft verweer gevoerd.

4 De beoordeling
4.1.
Bij de beoordeling van dit geschil zijn de volgende omstandigheden van belang:
- de Eckelraderweg is circa 4 meter breed, de trekker met front eg had een breedte van 3,16 meter
- vo+or de trekker met front eg was, omdat deze combinatie breder was dan 3 meter, een ontheffing nodig om daarmee op de openbare weg te mogen rijden, maar deze ontheffing was niet aangevraagd
- naast de benodigde ontheffing dienen voorzorgsmaatregelen zoals markering van de uitstekende delen en een zwaailicht te worden toegepast - ook bij daglicht - om (tegemoetkomende) andere weggebruikers te waarschuwen en dient zonodig te worden gestopt (zie artikelen 4 en 5 van de algemene voorwaarden ontheffing landbouwtrekkers)
- de weg was onoverzichtelijk, de aanrijding vond plaats vlak voor (gezien in de rijrichting van [naam bestuurster trekker] ) dan wel vlak na (gezien in de rijrichting van [eiser] ) een onoverzichtelijke bocht.

4.2.
Artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 verbiedt een ieder zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd. Deze regel is door [naam bestuurster trekker] op 10 mei 2016 geschonden door zonder het overige verkeer te waarschuwen met de trekker met front eg over de Eckelraderweg te rijden. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Gelet op de breedte van de weg en de breedte van de trekker met front eg werd de vrije doorgang voor normale vierwielige motorvoertuigen versperd, zoals [eiser] terecht heeft gesteld. Er resteerde immers slechts een strook van circa 1 meter breed voor tegemoetkomend verkeer en die is - volgens algemene ervaringsregels is de gemiddelde breedte van een personenauto ongeveer 1,70 m - voor normale vierwielige personenauto’s te smal om ongehinderd te kunnen passeren, ook indien zij uiterst rechts op de rijbaan rijden. Gelet op deze omstandigheid hoeft niet nader te worden onderzocht of [eiser] op het moment van de aanrijding al dan niet uiterst rechts reed omdat, ook indien zou komen vast te staan dat dit wel het geval was, hij het voertuig van [naam bestuurster trekker] niet ongehinderd had kunnen passeren.
4.3.
Gegeven de aldus door [naam bestuurster trekker] veroorzaakte hinder rustte op haar een waarschuwingsplicht voor tegemoetkomend verkeer voor deze gevaarlijke situatie, te meer omdat zij een onoverzichtelijke bocht naderde. Deze plicht heeft zij verzaakt en daarmee staat haar aansprakelijkheid voor de door de aanrijding veroorzaakte schade van [eiser] vast.

4.4.
Achmea heeft zich subsidiair beroepen op eigen schuld van [eiser] . Zij stelt dat hij zijn snelheid niet aan de onoverzichtelijke omstandigheden op de weg heeft aangepast. Achmea onderbouwt dit niet. [eiser] stelt dat zijn snelheid 30 - 40 km per uur bedroeg. Hij betoogt dat uit het remspoor van 8 meter waar Achmea het over heeft ( [eiser] betwist overigens dat dit van zijn auto afkomstig is) kan worden afgeleid dat hij hooguit 30 km per uur heeft gereden. Dit is door Achmea niet gemotiveerd betwist, zodat dit in deze procedure vaststaat. Achmea heeft niet concreet gesteld waarom deze snelheid (30 – 40 km per uur) in de gegeven omstandigheden te hoog was. Zij betoogt slechts dat de gemiddelde automobilist dit in de gegeven omstandigheden niet als ‘gepaste snelheid’ zal aanmerken, maar deze stelling is niet onderbouwd en wordt dan ook gepasseerd. [eiser] heeft daarentegen terecht gesteld dat hij er zonder waarschuwing niet op bedacht hoefde te zijn dat hem een voertuig tegemoet zou komen dat hij, gelet op de breedte daarvan en van de weg, niet kon passeren. De kantonrechter acht dit juist en verwijst naar hetgeen onder 4.2. hierover al is overwogen. In de gegeven omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter eigen schuld van [eiser] dan ook niet aan de orde. Dit leidt tot de conclusie dat Achmea - als verzekeraar van de onderhavige trekker - verplicht is de schade van [eiser] te vergoeden.

4.5.
Gezien het vorenstaande zal Achmea zal veroordeeld worden tot betaling van het door [eiser] gevorderde schadebedrag van € 2.290,00 nu daartegen voor het overige geen verweer is gevoerd en ook de hoogte van dit bedrag niet is betwist. Daarover zal rente worden toegewezen vanaf 10 mei 2016.

4.6.
Ook de expertisekosten zullen worden toegewezen, nu daartegen geen verweer is gevoerd.

4.7.
[eiser] heeft voorts € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Onder randnummer 12 van het exploot geeft hij duidelijk te kennen dat deze vordering gebaseerd wordt op art. 6:96 lid 2 BW. Het verweer van Achmea is niet relevant voorzover zij betoogt dat de schade van [eiser] niet voortvloeit uit niet nakoming van een overeenkomst en voor het overige in het licht van de stellingen van [eiser] op dit punt onvoldoende onderbouwd. Nu het gevorderde bedrag niet onredelijk is zal dit toegewezen worden. ECLI:NL:RBLIM:2017:3646