Rb Dordrecht 050912 behoefte dochter dient onderbouwd te worden met studieresultaten en hoogte studiefinanciering
- Meer over dit onderwerp:
Rb Dordrecht 050912 vaste lasten moeten concreet berekende en onderbouwd worden; afwijzing abstracte benadering obv 65,5%
- behoefte dochter dient onderbouwd te worden met studieresultaten en hoogte studiefinanciering;
- zoon woonde feitelijk thuis; behoefte levensonderhoud tot aanvang eigen inkomen;
- de uitkeringen uit ongevallen- en reisverzekering zijn behoeftigheidsverminderend;
- kosten jaarlijkse herdenking afgewezen;
- rekenrente 2,5%
- kosten afgewezen mede obv Rapport Voorwerk II; noodzaak kosten schadeberekening en medisch advies niet aangetoond
Vordering dochter [eiseres 3]
5.8. De dochter stelt in de dagvaarding dat dient te worden uitgegaan van een looptijd tot haar 21e jaar.
Volgens [gedaagde] biedt artikel 6:108 BW [eiseres 3] na haar 18e jaar slechts aanspraak op vergoeding van gederfd levensonderhoud voor zover aannemelijk is dat de [betrokkene] ook verder zijn dochter geheel of gedeeltelijk zou hebben onderhouden en zij zelf redelijkerwijs niet voldoende in haar levensonderhoud kan voorzien, hetgeen zij niet heeft onderbouwd.
Ter zitting heeft [eiseres 3], nu 20 jaar oud, het volgende verklaard. Ten tijde van het ongeval volgde zij een VMBO opleiding Agrarisch, die zij in 2008 heeft afgesloten. Zij heeft daarna een MBO opleiding administratief medewerker, niveau 2, gedaan, die in 2010 is afgerond. Met de vervolgopleiding niveau 3 en niveau 4 (directiesecretaresse) hoopt zij medio 2014 klaar te zijn. Daarna wil zij nog een HBO-opleiding gaan volgen. Een eventuele aanvullende opleiding zoals Office Manager duurt nog twee jaar. In dat geval dient van een langere looptijd dan tot 21 jaar te worden uitgegaan. Zij haalt goede cijfers. Zij ontvangt studiefinanciering ter hoogte van € 384,-- per maand. Zij woont thuis en wordt door haar moeder onderhouden.
Namens [gedaagde] is ter zitting verklaard dat dit relaas plausibel voorkomt maar dat het wel onderbouwd dient te worden.
5.9. Op de voet van artikel 6:108 lid 1, aanhef en onder a, BW is [gedaagde] gehouden tot vergoeding van gederfd levensonderhoud aan de dochter, tot ten minste het bedrag van het haar krachtens de wet verschuldigde levensonderhoud. Bepalend daarbij is de (hypothetische) draagkracht van de [betrokkene], zoals hiervoor in 5.4 is vastgesteld, en de behoefte van de dochter zoals deze zich na het overlijden verder ontwikkelt. De behoefte is dan hetgeen zij, gelet op haar individuele leefomstandigheden, nodig heeft voor haar levensonderhoud. [eiseres 3] dient die behoefte nader te onderbouwen. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in 5.3 is overwogen, draagt de rechtbank aan [eiseres 3] op om hetgeen zij ter zitting heeft verklaard nader te onderbouwen met stukken. Zij dient daartoe in ieder geval stukken over te leggen waaruit de resultaten van haar studies blijken en stukken waaruit de hoogte van haar studiefinanciering blijkt. LJN BX6924