Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Roermond 051207 rol levensverwachting vader als gevolg van diabetes

Rb Roermond 051207 rol levensverwachting vader als gevolg van diabetes
4.4. Artikel 6:108 lid 2 BW biedt een beperkte kring van gerechtigden personen een aanspraak op schadevergoeding wegens het wegvallen van hun levensonderhoud als gevolg van overlijden van de persoon die daarin voorzag. Bepalend voor de omvang van de schadevergoeding is het werkelijk te derven onderhoud voortvloeiend uit het feit dat de overledene ten tijde van schadetoebrengende feit geheel of voor een groot deel in het levensonderhoud voorzag.
Namens [de minderjarige] heeft [eiseres / moeder] aanspraak gemaakt op vergoeding van kosten voor levensonderhoud. [eiseres / moeder] heeft hiertoe een actuariële berekening laten maken door Bureau [bedrijfsnaam], dat bij rapport van 13 oktober 2004 de schade voor [de minderjarige] heeft berekend op EUR 182.707,00. [gedaagde] heeft zich in deze procedure laten bijstaan door schaderegelingsburo [bedrijfsnaam] B.V. en bestrijdt de opgevoerde berekening op een aantal punten. [gedaagde] komt tot de conclusie dat het wegvallen van het levensonderhoud van [de minderjarige] is te stellen op nihil.

Ad 2a. het inkomen van [vader]
4.5. Bureau [bedrijfsnaam] heeft als uitgangspunt in zijn rapport genomen een inkomen van [vader] ter hoogte van EUR 43.0000,00.
[gedaagde] bestrijdt dit deel van de vordering van [eiseres / moeder] door te stellen dat geen rekening is gehouden met het feit dat [vader] een verkorte levensverwachting had aangezien hij leed aan suikerziekte. Het door bureau [bedrijfsnaam] als uitgangspunt genomen bruto inkomen van [vader] van EUR 43.000,00 is bovendien niet terecht. De onderneming van [vader] draaide met verlies en met bepaalde kunstgrepen wordt het financiële plaatje van de onderneming opgekrikt.

4.6. De rechtbank overweegt als volgt.
[gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat [vader], als diabetespatiënt, een kortere levensverwachting zou hebben gehad en dat [eiseres / moeder] dit ten onrechte niet heeft betrokken in haar berekening. [gedaagde] heeft deze stelling verder niet met stukken onderbouwd, noch is door hem aangegeven wat dan wel de levensverwachting van [vader] zou zijn geweest. De rechtbank stelt bovendien vast dat de vergoeding voor [de minderjarige] slechts wordt gevraagd tot zijn 21e levensjaar en dat [vader] dan nog geen zestig jaar zou zijn geweest.
Nu [gedaagde] volstaat met de blote stelling dat [vader] een kortere levensverwachting had en geen bewijsstukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat iemand met diabetes een aanzienlijk lagere levensverwachting dan de gemiddelde man heeft, ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de door [eiseres / moeder] in haar berekening tot uitgangspunt genomen sterftekanscorrectie.

4.7. De rechtbank overweegt voorts dat de door [eiseres / moeder] aan haar vordering ten grondslag gelegde rapportage van Bureau [bedrijfsnaam] door [gedaagde] gemotiveerd is betwist. De standpunten die partijen ten aanzien van het toekomstige inkomen van [vader] innemen, wijken aanzienlijk van elkaar af. Zulks met name vanwege het gebruik van stakingswinst, afschrijvingen en rentelasten, cashflow en personeelskosten. Dit noodzaakt de rechtbank om een deskundige te benoemen, die aan de hand van de door partijen voor te leggen vraagpunten en door partijen aan de dragen stukken, de rechtbank zal voorlichten over welk inkomen [vader] naar redelijke verwachting zou hebben verdiend en -met inachtneming van de ook overigens geformuleerde uitgangspunten in dit vonnis- het uiteindelijk aan [de minderjarige] toe te kennen schadebedrag.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en over de aan die deskundige voor te leggen vragen. De rechtbank is voorshands van oordeel dat kan worden volstaan met één deskundige. Indien partijen geen overeenstemming over de persoon van de deskundige kunnen bereiken, zal de rechtbank een schadeberekenaar verbonden aan het NRL benoemen. De rechtbank acht het hierbij redelijk dat het voorschot van de deskundige door beide partijen wordt gedragen.
LJN BC0433