RBZWB 020620 Rb. wijkt af van verzoek en splitst gezinsschade in deel voor ouder en deel voor kinderen; doorlopende machtiging voor jaarschades
- Meer over dit onderwerp:
RBZWB 020620 Rb. wijkt af van verzoek en splitst gezinsschade in deel voor ouder en deel voor kinderen; doorlopende machtiging voor jaarschades
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/RBZWB-020620
2.
Het verzoek en de beoordeling
2.1
Verzoekster heeft in haar verzoekschrift van 19 februari 2020 het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd.
2.2
Op 18 april 2014 is de echtgenoot van verzoekster, [ man verzoekster ] , bij een ongeval om het leven gekomen. Wijlen [ man verzoekster ] liet als nabestaanden verzoekster en hun twee zonen, [ zoon 1 ] en [ zoon 2 ] na. Verzoekster heeft pro se en namens haar zonen aanspraak gemaakt bij Allianz op vergoeding van de door haar en haar zonen geleden schade en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval. Partijen hebben na langdurig onderhandelen in der minne overeenstemming bereikt over de hoogte van de totale schadevergoeding die Allianz aan haar en haar zonen dient te voldoen, neerkomend op een bedrag van € 1.280.000,-. Van dit bedrag is reeds € 180.000,- aan verzoekster betaald, zodat nog een slotuitkering van € 1.100.00,- resteert. Verzoekster heeft, gezien het feit dat haar zonen nog minderjarig zijn, een machtiging van de kantonrechter nodig ter afwikkeling van de schadekwestie.
Verzoekster is als (alleenstaand) ouder verantwoordelijk voor haar minderjarige kinderen, in die zin dat zij jegens hen een wettelijke onderhoudsverplichting heeft.
2.3
Verzoekster verzoekt de kantonrechter haar toestemming te verlenen om over de volledige schadevergoeding, waaronder het gedeelte dat ziet op het gederfd levensonderhoud van haar minderjarige kinderen, te beschikken. Verzoekster wenst over dit bedrag te kunnen beschikken teneinde aan haar wettelijke onderhoudsverplichting als ouder te kunnen voldoen. Primair heeft verzoekster verzocht dat er conform de notitie Denktank overlijdensschade geen verdeling van de schadevergoeding plaatsvindt, zodat zij de schadevergoeding kan aanwenden voor de financiering van het levensonderhoud van het gezin. Subsidiair verzoekt verzoekster dat de schadevergoeding die ziet op de periode totdat haar zoons meerderjarig worden, niet wordt verdeeld. Voor zover de vergoeding ziet op de periode waarin de zoons 18 tot 21 jaar zijn, zou een bedrag van € 20.000,- op hun BEM- rekeningen kunnen worden gestort, teneinde te dienen als financiering van de studiekosten.
Verzoekster verzoekt de kantonrechter zich hierover uit te spreken.
2.4
De kantonrechter overweegt het volgende. Het gaat in deze zaak om de afwikkeling van een overlijdensschade. Beoordeeld dient te worden of de kantonrechter hiervoor op grond van artikel 1 :345 BW een machtiging kan geven.
2.5
In de aan de te sluiten vaststellingsovereenkomst ten grondslag liggende berekening is de schade van verzoekster zelf en de schade van haar minderjarige zoons samengenomen tot één zogenoemde gezinsschade. Deze wijze van berekening is aanbevolen in een richtlijn van de in de letselschadepraktijk gezaghebbende Letselschaderaad (de Letselschade Richtlijn Rekenmodel Overlijdensschade ). De kantonrechter heeft de advocaat van verzoekster tijdens de telefonische hoorzitting, onder verwijzing naar het arrest van het Gerechtshof den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2019:3199), op gewezen dat voornoemde wijze van benadering de vraag oproept hoe de belangen van de minderjarigen moeten worden beschermd en dat de kantonrechter bevoegd is om ambtshalve aanwijzingen te geven omtrent de wijze waarop die gelden moeten worden bewaard (art. 1 :253k BW in verbinding met artikel ll:344 lid 2 en lid 3 BW). Tot die aanwijzingen kan behoren dat de gelden moeten worden gestort op een ten name van de minderjarigen gestelde bankrekening met een BEM-clausule, zodat slechts met machtiging van de kantonrechter over het saldo kan worden beschikt (artikel 1 :345 lid 2 BW). De kantonrechter heeft verzoekster in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren, van welke gelegenheid verzoekster gebruik heeft gemaakt.
2.6
Verzoekster heeft in haar reactie d.d. 28 april 2020 (het aanvullende verzoekschrift)- kort weergegeven - het standpunt ingenomen dat de bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen een discretionaire bevoegdheid inhoudt van de kantonrechter en dat in het onderhavige geval geen aanleiding bestaat van deze bevoegdheid gebruik te maken. Om die reden heeft verzoekster haar verzoek zoals weergegeven in het verzoekschrift van 18 februari 2020 gehandhaafd. Voor het geval de kantonrechter dat verzoek afwijst heeft verzoekster verzocht om primair een machtiging te verlenen om tot afwikkeling van deze kwestie over te gaan volgens de door verzoekster als productie 5 overgelegde vaststellingsovereenkomst en belastinggarantie, waarbij de in randnummer 12 van het aanvullende verzoekschrift genoemde bedragen zullen worden overgemaakt op een rekening met BEM-clausule van [ zoon 1 ] en [ zoon 2 ] . Daarbij verzoekt verzoekster de kantonrechter voorts een doorlopende machtiging af te geven om die jaarschades steeds op te nemen ter voldoening aan haar verplichting tot het verstrekken van levensonderhoud aan haar beide zoons. Dit betekent concreet dat op de rekening met BEM-clausule van [ zoon 1 ] een bedrag moet worden overgemaakt van € 57.000,00 en op de rekening met BEM-clausule van [ zoon 2 ] een bedrag van € 156.000,00, subsidiair een bedrag van respectievelijk € 60.195,24 en € 162.009,68. Tot slot heeft verzoekster de kantonrechter verzocht nu reeds te bepalen - ter bescherming van haar zonen - dat [ zoon 1 ] en [ zoon 2 ] van hun 18e-21e jaar alleen met toestemming van de kantonrechter of van verzoekster het jaarlijks schadebedrag kunnen opnemen ter bekostiging van hun studie.
2.7
De kantonrechter ziet - zoals reeds ter telefonische zitting kenbaar gemaakt - geen aanleiding om geen medewerking te verlenen aan de bij het verzoekschrift als productie 5 overgelegde vaststellingsovereenkomst, nu het in de vaststellingsovereenkomst genoemde schadebedrag deugdelijk is onderbouwd en de vaststellingsovereenkomst in het belang van de minderjarige zonen van verzoekster is. In zoverre zal het verzoek dan ook worden toegewezen.
2.8
De kantonrechter acht het ter bescherming van de minderjarige zonen van verzoekster wel wenselijk dat het deel van de schadevergoeding dat aan de minderjarige zonen toekomt - waarbij de kantonrechter zal uitgaan van de in randnummer 12 van het aanvullende verzoekschrift genoemde bedragen, nu aan deze bedragen een deugdelijke berekening ten grondslag is gelegd - op een BEM-rekening worden gestort. Dit betekent concreet dat op de rekening met BEM-clausule van [ zoon 1 ] een bedrag moet worden overgemaakt van € 57.000,00 en op de rekening met BEM-clausule van [ zoon 2 ] een bedrag van € 156.000,00. Verzoekster kan als wettelijk vertegenwoordiger ten behoeve van haar minderjarige zonen over dit bedrag beschikken met toestemming van de kantonrechter.
2.9
Het verzoek tot het afgeven van een doorlopende machtiging aan verzoekster om de jaarschades steeds op te nemen zal worden toegewezen. Daarbij kan worden uitgegaan van de door verzoekster voorgestelde bedragen, conform onderstaand schema:
Jaar | [ zoon 1 ] | [ zoon 2 ] | ||
2020 | € 11,000,00 | € 11.000,00 | ||
2021 | € 11,000,00 | € 11.000,00 | ||
2022 | € 11,000,00 | € 11.000,00 | ||
2023 | € 11,000,00 | € 11.000,00 | ||
2024 | € 11,000,00 | € 11.000,00 | ||
2025 | € 2.500,00 | € 14.500,00 | ||
2026 | € 16.000,00 | |||
2027 | € 16.000,00 | |||
2028 | € 16.000,00 | |||
2029 | € 16.000,00 | |||
2030 | € 16.000,00 | |||
2031 | € 6.500,00 | |||
Totaal | € 57.000,00 | € 156.000,00 | ||
2.10
Het verzoek om reeds nu te bepalen dat [ zoon 1 ] en [ zoon 2 ] van hun 18e tot 21e jaar alleen met toestemming van de kantonrechter of van verzoekster het jaarlijks schadebedrag kunnen opnemen ter bekostiging van hun studie kan niet aanstonds worden behandeld. Daartoe zal verzoekster kort voor het bereiken van de meerderjarigheid van respectievelijk [ zoon 1 ] en [ zoon 2 ] een verzoek moeten doen.
2.11
De kantonrechter zal gelet op het voorgaande machtiging verlenen voor het aangaan van de vaststellingsovereenkomst met Allianz, onder de voorwaarde dat de aan de minderjarigen uit te keren gelden worden gestort op een rekening waarvan slechts bedragen kunnen worden opgenomen met toestemming van de kantonrechter.
2.12
Bovendien dient verzoekster een bewijs van storting van € 57.000,00 op de rekening met BEM-c1ausule van [ zoon 1 ] en een bedrag van € 156.000,00 op de rekening met BEM- clausule van [ zoon 2 ] aan de kantonrechter te doen toekomen, in de vorm van een verklaring van de desbetreffende bankinstellingen.
Met dank aan mr. J.A.M. Broeders, Asselbergs & Klinkhamer Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/RBZWB-020620